Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] Adieu Droom dan tenminste dat wij nimmer scheidden, Wij droomden het zoo vaak, kind, naast elkaar. Nu kuste ik, toen je sliep, voor 't laatst den zijden Geurenden overvloed van je wild haar. Ik nam mijn vedel, liet me 't raam uitglijden, Sloop door den boomgaard, telkens omziend naar Het venster, open in den klimop, waar Jij met een glimlach droomt dat wij nooit scheiden. Droom dan, als in het sprookje, honderd jaar: Droom dat je met mij zwierf en met me bij de Herbergen speelde en dansen begeleidde - Adieu. Wellicht maakt ginds een toovenaar Een blonden prins van dezen vedelaar Wiens kus je wekt, en zijn wij nooit gescheiden. Vorige Volgende