| |
Wereldschrijvers van nabij
Nu wij hier bij het naderen van de nacht, die de twee langste dagen van
het jaar 1950 verbindt, zijn bijeengekomen in de nabijheid van de zee, die alle
werelddelen voor elkaar openstelt, om de opening bij te wonen van een
letterkundige tentoonstelling, genaamd ‘Wereldschrijvers van nabij’, moge ik
enige ogenblikken uw aandacht bepalen bij de herdenking van een onherstelbaar
verlies, dat precies tien jaar geleden door Nederland, en door de Nederlandse
literatuur in het bijzonder, tegen het einde van deze nacht en op zee werd
geleden. Het zal morgen, als de zon weer opgaat, tien jaar geleden zijn, dat
een naar Engeland koersend Nederlands schip, waarop zich de dichter
Marsman bevond, werd getorpedeerd en verging.
De dood van Marsman was voor onze letteren, wat voor Walcheren de verwoesting
van
Middelburg was. Er werd een bloem in het hart
getroffen, en de slag was zo hard, omdat hij zo nodeloos was. Een beroemde
Amerikaanse versregel luidt: laat het verleden zijn doden begraven. Ik moet
bekennen, dat ik ten aanzien van Marsman de kracht niet heb opgebracht om hem
aan het verleden over te laten. Marsman is nog altijd voor mij niet een dode
van gisteren, maar een dode van vandaag. Hij is nog steeds aanwezig, posthuum
aanwezig. Dit wordt niet verklaard door de persoonlijke herinneringen aan zijn
lenige geest en strenge eerlijkheid, die hij in mij en talloze anderen heeft
nagelaten, en niet door zijn springlevende taal en versvernieuwingen, waardoor
hij bij uitstek de meester bleef, blijft en nog lang zal blijven voor alle
Nederlandse dichters jonger dan hij, en voor allen - zonder uitzondering -, die
nieuwe paden betreden en zullen betreden. Neen, Marsmans aanwezigheid wordt
alleen verklaard door zijn ziele-adel, - want ik heb geen ander woord
| |
| |
voor de bevrijde staat van menswaardigheid, die de mens slechts
kan bereiken door moeizame zelfoverwinning.
Marsman heeft op zijn korte levensweg, die hij
zo haastig bewandelde, vele malen zichzelf achter zich gelaten, voordat hij
zichzelf had gevonden. Zijn geboortedorp
Zeist, met het ouderhuis, de kerktoren en de
Hernhutterschool; zijn gepassioneerde jeugd; zijn reizen naar het na-oorlogse
Duitsland van 1920; zijn Sturm-und-Drang decadentie en expressionisme; zijn
staatkundig beeld van Nederland; zijn rol in de maatschappij en in de letteren;
zijn kring van gelijkgestemde vrienden - hij had al deze facetten van zichzelf
achter zich gelaten om ten slotte te ervaren en aan den lijve te ondervinden,
dat er slechts twee dingen bestonden: het individu en het universum, en het
individu slechts in zoverre het zichzelf tot een universum opvoedde. Om een
term te gebruiken uit de geschiedenis van Europa, en wel uit de verre eeuwen,
toen de menselijke geest zich in zijn scheppingen nog niet liet bepalen door
staatkundige en kerkelijke grenzen: - Marsmans levensweg had hem gebracht tot
de Latiniteit. Hij had de betoverende Middellandse Zee, die door Odysseus werd
bevaren van de Zuilen bij Gibraltar tot de Hellespont en aan wier kust Marco
Polo en Columbus het levenslicht zagen, reeds vroeger ontdekt in reizen naar
Spanje, Sicilië, Italië en Zuid-Frankrijk, maar hij zag haar eerst aan het
einde van zijn weg als de eeuwige bron van de creatieve geest, als het bolwerk
der cultuur. Omringd door Europa, Azië en Afrika, die zij tot één drievoudig
continent maakt, verbindt zij het veelvuldige, mengt wijnrank, roos en ivoor,
verenigt tempel, kruis en moskee, zoals de regenboog kleuren verenigt, en is
zodoende het natuurbeeld van de universele geest, hetzij deze zich uitdrukt in
het vervoerende lied der mythologische Sirene of in woorden van Griekse
wijsheid. In de dichter-autobiografie, ‘
Tempel en kruis’ genaamd, die vlak voor zijn dood
verscheen, heeft Marsman ons zijn levensweg met de hem eigen onomwonden
eerlijkheid geduid. Het boek eindigt met een ode aan de Middellandse Zee, een
gedicht, dat als zijn uiterste wil is te beschou- | |
| |
wen voor
toekomstige schrijvers. Ik hoop dat u mij zult veroorloven het u voor te
lezen.
‘Wie schrijft, schrijv' in den geest van deze
zee
of schrijve niet; hier ligt het maansteenrif
dat stand houdt als de vloed ons overvalt
en de cultuur gelijk Atlantis zinkt;
hier alleen scheert de wiekslag van het licht
de kim van het drievoudig continent
dat aan ons lied den blanken weerschijn schenkt
van zacht ivoor en koolzwart ebbenhout,
en in den dronk den geur der rozen mengt
met de extasen van den wingerdrank.
hier golft de nacht van 't dionysisch schip
dat van de Zuilen naar den Hellespont
en van Damascus naar den Etna zwierf;
hier de fontein die naar het zenith sprong
en regenbogen naar de kusten wierp
van de moskee, de tempel en het kruis.
hier heeft het hart de hooge stem gehoord
waardoor Odysseus zich bekoren liet
en 't woord dat Solon te Athene sprak;
en in de branding dezer kusten brak
de trots van Rome en van Babyion.
zoolang de europeesche wereld leeft
en, bloedend, droomt den roekeloozen droom
waarin het kruishout als een wijnstok rankt,
ruischt hiér de bron, zweeft boven déze zee
het lichten van den creatieven geest.’
Dit gedicht van
Marsman, met al zijn barokke beelden en
slingerende associaties, is een wereldgedicht. Toen Marsman het schreef, was
hij - evenals bij het schrijven van zijn andere gedichten - een
wereldschrijver. Er bestonden voor hem zijn in- | |
| |
dividu en zijn
universum. Zijn individu was zijn stem, zijn universum was de Latiniteit, de
eenheidsgedachte der mensenwereld. Ik denk dikwijls, dat het voor Russische en
Amerikaanse schrijvers natuurlijker is een wereldschrijver te zijn, dan voor
ons Europeanen. Een Rus of Amerikaan wordt geboren in een onmetelijk gebied en
hun wereld bestaat uit veel volken en rassen en vermengde variëteiten. Hun land
zelf is reeds een beeld van de wereld. Zij behoeven geen grenzen te
overschrijden om het onbegrensd universum te leren kennen. Wij Europeanen,
verdeeld als wij zijn in staten, talen, standen en andere instellingen, kunnen
geen vleugel uitslaan, zonder dat we een grens moeten schenden of een obstakel
overwinnen. Een Europees schrijver kan geen wereldwerken schrijven zonder zijn
vaderland te verlaten. En verlaten heeft altijd de bitterheid van verzaken. Hoe
bevoorrecht waren
Multatuli en
Couperus, twee onzer weinige wereldschrijvers,
die steeds Indonesië, het land van werkkring en jeugdherinnering, in Nederland
schrijvend, voor ogen bleven houden. En nochtans waren zij rusteloze reizigers.
Als ik goed zie en het zich-verplaatsen voor schrijvers een voorwaarde is om
wereldschrijvers te worden, inzonderheid in Europa, dan zijn de condities na de
tweede wereldoorlog, hoewel de souvereine nationaliteiten bezig zijn te
verdwijnen, voor de schrijver niet gemakkelijker geworden. Tal van nieuwe
barrières zijn opgeworpen. Ik wil niet betogen, dat de schrijver een
kosmopoliet moet zijn. Hij zal zijn geboortestreek nooit verloochenen, evenmin
als zijn milieu van herkomst. Men kan zich in de breedte, men kan zich ook in
de diepte verplaatsen en met het vergrootglas der herinnering een wereld in
zijn eigen bloed ontdekken. Want de atoomcel bergt evenveel geheime energie als
de sterrenruimte. Schrijvers van streekromans, als bij ons
Theun de Vries en
Antoon Coolen, leveren juwelen van literatuur
en bewandelen een rechtstreekser weg naar het wereldschrijverschap dan
schrijvers, die zonder liefde en persoonlijke ervaring wereldvraagstukken of
kosmische problemen aanroeren. | |
| |
Als wij niet reizen kunnen dan zeer beperkt, dan zullen wij de reizigers
tot ons laten komen. Zo hebben de initiatiefnemers en organisatoren van deze
tentoonstelling gedacht. Zij hebben aan levende wereldschrijvers over de gehele
wereld verzocht, hier niet met hun boeken - want die kennen we al - maar met
persoonlijke documenten aanwezig te zijn, om ons de sfeer te verraden, waarin
hun werken ontstonden. Zo krijgt het schitterende gedicht ‘Liberté’ van Paul
Eluard, een wereldgedicht als geen ander, een menselijke bekoring, als wij het
handschrift zien waarin het meesterwerk in gezegende uren werd neergeschreven.
Zo verleent de Engelse romancier Charles Morgan eerst de rechte waarde aan zijn
Brits traditionalisme, als hij met documenten aantoont, dat hij de eerste
wereldoorlog als krijgsgevangene in Nederland doorbracht en lid is, als enige
Engelsman, van het Franse Instituut.
Zo leert deze tentoonstelling wereldschrijvers van nabij kennen. Wat
zijn wereldschrijvers? Wereldschrijvers zijn wereldburgers die schrijven, en
die van hun wereldburgerschap getuigenis afleggen. Ziehier wat ik u meegeef om
te overdenken, wanneer u straks, na de opening, de trappen naar de
tentoonstelling bestijgt. Ik heb gezegd.
|
|