leg tot
vergoden als hij zelf zijn afgoden maar mag maken. Hij is er de man niet naar
om aan stervelingen zulke verzen te richten als in zijn bundel voorkomen. Vindt
zij niet, als zij Mathildes portret bekijkt, dat zij zelf op haar lijkt. Hem
heeft dit gefrappeerd.
Joanna antwoordt per kerende post. Zij stelt zijn bekentenis op hoge
prijs, maar hij moet haar beloven, niet later ook haar portret aan een
opvolgster te geven.
Perk, eveneens per kerende post, werpt deze
verdenking verre van zich. Joanna is Joanna, onvervangbaar dus onopvolgbaar.
Zij is twee-in-één: zijn vriendin Jo ‘ruim van hart, breed van verstand’, en
tevens ‘het oorspronkelijke van een godinnebeeltenis’. Zij is, zegt Perk,
doordrenkt in Goethe, zijn ‘Wahlverwante’. Het onweer is van de lucht. Dertien
dagen later is het 15 april. Perk schrijft, volgens afspraak, zijn
filippine-brief, met als bijlage één zijner schoonste sonnetten.
Ruimte verbiedt de gehele filippine-correspondentie, die tot 15 augustus
werd voortgezet, dus tot tien weken voor Perks ontijdige dood, hier stuk voor
stuk te volgen. Ik moet volstaan met een verwijzing naar
Stuivelings boekje, waarin de lezer, als hij
belang in het drama stelt dat de aanleiding was tot het schrijven van ‘Iris’, al het bereikbaar materiaal zal vinden. Maar ik geef
hem de raad met Stuivelings interpretatie van Perks gevoel voorzichtig te zijn.
Van verliefdheid, laat staan van werkelijke liefde, is geen spoor aanwezig.
Evenals voor Mathilde had hij voor Joanna ‘een artistieke aanbidding’. Hij
pleegde geen verraad aan zijn gevoel als hij, in zijn sonnetten, Mathilde
wijzigde in Joanna. Het enig verschil, krijg ik de indruk, tussen Mathilde en
Joanna is, dat Joanna hem liefhad. Perks ‘aanbidding’ werd beantwoord met
waarlijke liefde. Hij is overrompeld, hij deinst terug. In zijn laatste brief,
7 september, gaat ‘je’ in ‘gij’ en ‘gij’ geleidelijk in ‘u’ over. Nog
duidelijker is de filippine-brief van 15 augustus. Het is of hij Joanna
vermaant. - ‘Wij kunnen vertrouwelijk als broeder en zuster met elkander
verkeeren. Dit zij de grondtoon onzer verhouding.’ Neen, Perk