Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza
(1961)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 788]
| |
Fruins ‘Voorspel’
als roman
| |
[pagina 789]
| |
verschillende standen tot de vreemde opbouw onzer in menig opzicht zo vreemde Republiek, een werk waarvan Bakhuizen van den Brink slechts het eerste gedeelte, de adel, enigszins voltooid achterliet, - dat Dekker iets dergelijks zou uitvoeren of slechts in schema zou schetsen kan niet van hem gevergd worden. Zijn kracht ligt niet, als bij Dr. J. Romein, waar hij deze dertien jaar van het ‘Voorspel’ beschrijft, in geniale beknoptheid. Maar jammer is, om maar een voorbeeld te noemen, dat hij een figuur als Nicolaas de Hammes, heraut van het Gulden Vlies, onmisbaar artillerist, die door Margaretha naar de Keizer werd uitgeleend en vandaar zich in dienst stelde van Oranje, voor wie hij als een der eersten sneuvelde, een man wiens manlijke brieven, door Van den Brink aan de dag gebracht, zulk een scherp beeld geven van de heldere en heldhaftige overtuiging welke toen sommige edelen bezielde, - dat Dekker zulk een man niet sterker heeft belicht. Ook Oranje, ten slotte, komt er niet goed af. Het drama bij Oosterweel, toen het calvinistisch leger onder de ogen van de Prins werd afgemaakt zonder dat hij een hand uitstak of zelfs de vluchtelingen kwartier verleende, en zijn vlucht naar Duitsland, zijn het laatste wat wij van hem zien. Oranje, in Dekkers boek, is een diplomatieker Egmont. Zijn uitspraak: hoop is niet nodig om aan te vangen, noch succes om vol te houden, woorden die Dekker zo terecht als motto stelt boven zijn boek, stempelen hem reeds tot een man van geheel ander formaat. Hij wist wat de macht der wanhoop uitrichten kon, en hij heeft zich, eindeloos hopend en zich het hoofd stotend, bijna, zou men zeggen, met moedwil in een wanhoops-positie gebracht. Ik ga naar Holland, schrijft hij in 1572, pour y faire ma sépulture. Maar toen begon hij eerst recht. Al het voorafgaande was, ik herhaal, een bijna moedwillig afrekenen met eerlijk gekoesterde verwachtingen. Zijn gematigdheid berustte telkens weer op nieuwe, in uitzicht gestelde mogelijkheden, en zijn blik gleed over heel Europa. Maar telkens werd de hoop de bodem ingeslagen, en zo kreeg de Hollandse opstand haar telkens verlengde kans en op de duur haar beslag. | |
[pagina 790]
| |
De biografie is in zwang, maar of Oranje de geëigende figuur is voor zulk een roman, is zeer de vraag. Hij heeft met andere levenskunstenaars in de hoge zin des woords gemeen, als Goethe, als Oscar Wilde, dat zijn verhaal boeiender wordt naarmate het meer Wahrheit dan Dichtung geeft. Hij leefde, als alle grote mannen, meer tegen zijn tijd in dan met zijn tijd mee. Hij was toekomst. Maar de stijl van het werk is perfect, vlot geschreven, beeldend. Als Dekker met de noodgedrongen studie en objectivatie zijn voordeel weet te doen in later werk, is dit boek niet voor niets geschreven. |
|