maar de heer
Reys blijft, al geeft hij hier en daar
kostelijke speldeprikken onder water, steeds doordrongen van waardering in de
vorm van iets te omzichtige kritiek - ‘En pantoufles’, zoals Brousson dat met
Anatole France deed, brengt hij de dichters niet; het zouden eerder vluchtige
aantekeningen en krabbelschetsjes kunnen zijn voor iemand die een paar novellen
à la André Maurois wil gaan schrijven.
Reys kan soms met een snelle omtrek van het uiterlijk van een
persoonlijkheid plotseling zijn karakter vastleggen.
‘Franz Werfel draagt een zeer verwilderd kindergezichtje boven een
ontijdige corpulentie. Hij speelt dan ook afwisselend de rol van wonderkind en
van gevestigde reputatie. -’
‘
Bloem's uiterlijk kwam in geen enkel opzicht
overeen met de voorstelling die ik mij van hem gemaakt had, zooals men zich
altijd een voorstelling van een schrijver maakt, wanneer men van zijn werk
houdt. Hij is nòg corpulenter dan zijn gastheer,
Greshoff en hij maakt bovendien den indruk of
hij een beetje soezig is; maar wàcht maar... niet zoodra boeit hem iets in het
gesprek of hij schiet òp uit zijn vredigheid met een scherp geformuleerde
uitspraak of een decisieve grap. Op zoo'n moment is het of zijn lichaamszwaarte
van hem afvalt; dan is hij enkel gespannenheid van geest...’
‘Die
Roland Holst is anders een kwieke knaap met
een dansend veerkrachtigen tred en een verleidelijk oog. Als men hem voor het
eerst ontmoet, doet hij een beetje afwerend, maar toch niet onaangenaam, wat
afwezig en wereldwijs in een soort hooghartig elegante
palacehôtelhouding...’
Zo zijn er tal van trekjes, in bijna iedere karakteristiek, die, zoniet
de dichter in de mens, dan toch wel enigszins de mens in de dichter met rake
lichtzinnigheid typeren. Het is weer eens iets anders dan interviews, die
gewoonlijk op het tegengestelde aansturen en onbeduidend worden van
verhevenheid en misplaatste oordeelvellingen.
Wat is het jammer, zucht men onwillekeurig, dat er geen heer Reys
geweest is die in de jaren van '80 notities maakte. De Nieu-