Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza
(1961)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermdLeopardiLeopardi was Italië's grootste dichter uit het begin der vorige eeuw, en hij vervulde daar, in zover een dichter in de geschiedenis van zijn volk een bewustzijnsformatie is, enigszins de plaats van De Vigny in Frankrijk, van Coleridge in Engeland en Hölderlin in Duitsland. Door en door neerslachtig van natuurlijke aanleg, wist hij echter, door overspanningen van een aanhoudend arbeidzame wijsgerigheid, een levenslang pessimisme tot een wereldbeeld om te zetten waar hij zichzelf buiten kon houden, wist hij het leven te gaan zien als een retoriek van het noodlot waar hij zelf niet aan meedeed, en verdonkerde een voortdurend gevoel van persoonlijk onvermogen onder een filosofische bitterheid. Wat hij zodoende intact hield, waren zijn instincten en zijn momentele bovenaardse visioenen, en ik vermoed, dat hij de daar tussenin liggende gevoels-neerslachtigheid alleen daarom zo streng tot een heroïsch ascetisme gedisciplineerd had, om in de eenzame ogenblikken van verrukking aan geen romantische vertroebelingen bloot te staan. Hij leefde ten slotte voor deze enkele momenten, die hij in zijn verzen uitdrukte en in zijn proza voorbereidde. Wat hij scherp in zichzelf onderscheidde was de opzet van een gedicht en de uitwerking daarvan. De opzet steeds als een uitzonderingsmoment, | |
[pagina 416]
| |
een inslaande vereenzelviging van visioen en instinctief geluk; de uitwerking, een herinnering daaraan, iets waarbij hij al de factoren van zijn natuur en bewustzijn weder in het spel bracht. Hij schrijft in maart 1824 (Leopardi is dan 26 jaar oud): ‘Ik heb in mijn leven maar zeer weinige en korte gedichten geschreven. Ik gaf daarbij altijd aan een ingeving - een razernij - gehoor. Als dat me overvalt, maak ik in enkele ogenblikken de opzet en de indeling van het geheel. Wanneer dit voorbij is, pleeg ik te wachten tot de drang terugkeert. Gebeurt dit, gewoonlijk pas enige maanden later, dan zet ik mij aan de uitwerking, wat echter zo langzaam gaat, dat ik ook voor het kleinste gedicht twee à drie weken ten minste nodig heb. Dit is mijn methode van werken, en als de ingeving niet vanzelf komt, kan je beter water uit een stuk hout slaan dan één enkele versregel uit mijn hersens. Anderen schrijven gedichten wanneer ze maar willen, maar die bekwaamheid bezit ik geheel niet.’ De ‘Insel’-uitgeverij heeft een keuze van het meest typerende uit Leopardi's werk samengebracht om het Duits publiek een overzicht en karakteristiek van hem te geven. Ga naar voetnoot* De keuze en een (veel te korte) inleiding werden gemaakt door een Italiaan, Vicenti, de vertaling door een Duitser, Wolde. Het merkwaardigste wat men in dit boek zal vinden zijn de brokstukken uit het ‘Zibaldone’, een dichterlijk dagboek, waarin Leopardi, evenals mystici als Augustinus of Meister Eckhart mededelingen doen van hun ervaringen, als het ware een bijna dagelijks compte-rendu aflegt van zijn ontroeringen tijdens creatieve momenten, tijdens intense lectuur (hij was een hartstochtelijk lezer, die zich bedwelmde aan een boek zoals een ander aan opium, zodat het lezen zijn zwak gestel letterlijk verwoest heeft), tijdens uren van studie, van overweging, van ‘uitwerking’, zoals hij het zelf meermalen noemt. Zijn ‘Operette Morali’, kleine fantasieën in proza, meest in dialoogvorm, dialogen tussen imaginaire persoonlijkheden die soms enorme afmetingen aannemen, als in het gesprek tussen de | |
[pagina 417]
| |
Natuur en de IJslander, treffen meer door de suggestie dezer figuren dan door hun inhoud. Het zijn opzetten waaruit een zoveel gemakkelijker dichtend en parater woord-artiest als Byron was, grote dichtwerken als Caïn opbouwde. Leopardi was te zeer doordrongen van de merkwaardige uitzonderingskracht van poëzie, om haar ooit elders aan te wenden, dan waar zijn aandrift zonder haar geen stand zou houden, zijn bezieling geen object vinden. Zodoende werd hij - misschien tegen zijn wil - poëtisch beperkt tot lyriek, en het gevolg was, dat zijn proza als stijl veel onberispelijker is dan zijn poëzie als vorm. Hij was een groot dichter, niet omdat hij grote gedichten maakte, als Tasso of Hugo, maar omdat hij een groot man was, op gedichten als zijn enige daad aangewezen. Hij heeft zich zijn leven lang (1798-1837) benauwd gevoeld door zijn tijd, door politieke omstandigheden in Italië, door zijn ziekelijke aanleg. Wanneer hij verzen schreef - en nu bedoel ik de momenten van creatieve opzet en niet die van uitwerking - leefde hij in momentele verrukkingen. Dit verklaart het idyllische van een groot gedeelte van zijn gedichten, die dan ook, in de uitwerking, meer naar het elegische werden gestemd. De vorm van zijn poëzie is zwevend: regels van ongelijke lengten en vaak zonder rijm. Vorm is dikwijls alleen gezocht in een bijzonder zuiver zwellen en deinen van zinsperioden in een melodieus verband; hij is een meester in het maken van een hartstochtelijke climax, van het direct oproepen, van het eindeloos aanhouden van een eenmaal aangevangen ritme. Hij gebruikt weinig vergelijkingen, hij noemt, en woord en beeld zijn onafscheidelijk. Stemmingen suggereert hij met situaties. De vertaling van dergelijke poëzie van zulk een taalkracht is uiterst moeilijk. Poëzie met scherper inhoud of meer gedachten-constructie leent zich daar beter toe. Bovendien: poëzie kan alleen door een dichter vertaald worden. Wat het Insel-boek levert, is dus vooral interessant om het proza van Leopardi, de dagboeken, de dialogen. Om een indruk van zijn poëzie te krijgen, geeft dit boek weinig. | |
[pagina 418]
| |
In de bundel ‘Om de stilte’ van de dichter Keuls vindt men twee vertalingen van gedichten van Leopardi in het Nederlands. |
|