Laat ik als voorbeeld van wat ik zulk een roman noem, geven: ‘Le rouge
et le noir’ van Stendhal, ‘Le disciple’ van Bourget, het buitengewone boek van
André Gide ‘La porte étroite’.
Zijn nu de boeken als ‘Judith van Esten's donkere jaren’ door
Karel Wasch, dat thans voor me ligt, als
psychologische romans te beschouwen?
Wie is dan Judith van Esten?
Wij ontmoeten haar als zij typiste is op de N.O.T. Zij heeft met opzet
een drukke betrekking aangenomen om zich over het verdriet van een verbroken
liefdesrelatie met de schilder Frank Lasonder heen te zetten. Een paar maanden
heeft haar het harde werken verdoofd. Maar - en daarmede vangt de roman aan -
plotseling ontmoet ze Frank op straat. Aan de pijn van het weerzien beseft ze,
niets vergeten te hebben. Zij heeft geen steun en geen bevrediging in haar werk
gevonden. Zowel Judith als de lezer begrijpen dat het haar met haar liefde voor
Frank ernst moet geweest zijn, dat echter, nu klaarblijkelijk belangrijke
gebeurtenissen deze verhouding hebben doen eindigen, de breuk haar eveneens
ernst moet zijn, en dat zij dus de kracht zal vinden, zij het niet uit haar
werk dan ergens anders vandaan, om zich tegenover deze noodlottige liefde te
handhaven, zelfs ten koste van een volledige ondergang.
Maar al spoedig blijkt dat Judith een dergelijke grootheid van
karakter geheel mist. Al in de twee volgende hoofdstukken zien we dat haar
‘Liebelei’ met Lasonder noch een gevolg van liefde geweest is (want ze kende
hem om zo te zeggen niet), noch een gevolg van hartstocht, want hun gehele
verhouding berustte op Lasonders iet-wat ploertige energie. Zij was niet anders
dan de dupe van haar eigen zwakheid. Het ergste is dat Judith, die over
zichzelf wijd-uit mediteert, dit niet schijnt in te zien, neen integendeel aan
het geval met Lasonder een valse gewichtigheid verleent.
Als dan na deze retrospectieve hoofdstukken over Lasonder de roman
eigenlijk begint, zien we ook terstond hoe weinig