[Vooraf]
De lezer zal er zich wellicht over verwonderen dat sommige landschapsbeschrijvingen in mijn verhaal niet stroken met de gesteldheid van de Hollandse bodem ofschoon het verhaal toch Nederlandse mensen en toestanden beschrijft. Om de lezer duidelijk te maken waarom ik mij niet aan het Hollandse landschap heb gehouden, stel ik hem de volgende vraag: denkt ge dat twee jonggehuwden de hotelkamer, waar zij ‘eindelijk alleen’ zijn, met dezelfde ogen zien als de handelsreiziger die er de nacht tevoren sliep? Zien zij de banaliteit van de meubels, de vlekken op het behang, de dubbelzinnige onpersoonlijkheid van het uitgewoonde hotelbed? Bevinden zij zich in een wereld van atoombommen en oorlogsdreiging? Of bevinden zij zich in een wereld die zo volmaakt is dat men die ‘de Zevende hemel’ noemt?
Welnu, evenals het geluk van die jonggehuwden zich een eigen landschap schept, zo schept ook het woord ‘Venus’ zich een eigen landschap. Het landschap dat ik dus in mijn verhaal beschrijf is het landschap van Venus. Het is waarheidsgetrouw het landschap waarin het Venus heeft behaagd zich aan mij te vertonen.
Ik ben de lezer nog een tweede verklaring schuldig. Zij die weten dat A.H. Nijhoff een vrouw is, zullen er zich over verwonderen dat de schrijver in mijn boek als een man wordt voorgesteld. Om verwarring te voorkomen, vestig ik er de aandacht op dat in mijn boek de schrijver tot de personages van het boek behoort en derhalve als een fictieve persoon moet worden beschouwd. - A.H.N.