Nieuwe kleren
Vader vertelt dat er een ‘floating shop’ is aangekomen. Een bootje waar je allerlei spullen kan kopen.
Misschien verkopen ze mooie kleren en stoffen.
Alle kleren van vader en moeder zijn oud en versleten of hebben schimmelplekken. In het bos is het zo vochtig, dat kleren snel beschimmelen.
De oude broeken doet vader aan met jagen, vissen en het werken op de landbouwgrond. Moeder draagt de oude jurken als zij cassave-knollen schilt en raspt. Ook als zij brandhout kapt en op de landbouwgrond werkt. Maar het is niet leuk om oude kleren aan te doen op zon- en feestdagen. Het is bijna Kerstmis. Vader en moeder willen er dan netjes uitzien.
EEN FLOATING SHOP IS AANGEKOMEN.
Vrouwen kijken wat er te koop is.
Morgen gaan ze bij de boot kijken. Misschien vindt moeder er een mooie stof. Op haar trap-naaimachine kan zij er twee jurken van maken. Eén voor Ursula en één voor haarzelf.
‘Pa, ik wil een lange broek’, vraagt Stanley. ‘Merwin heeft er ook een’. Na een tijdje zegt vader: ‘Nou vooruit, omdat ik zo lekker gegeten heb’. Stanley is blij.