| |
| |
| |
Aan den leser.
HEt ooghmerk, waar mede dese Beschouwingen geschreven syn, is om Ongodisten van de Wysheit, Magt en Goedheit van haren GODT, den aanbiddelyken Maker en Bestierder van het Geheel-Al; en Ongelovigen, die wel eenen Godt, dogh geensints het gesagh der H. Schriften erkennen, van de Bovenmenschelyke afkomst der SCHRIFTURE te overtuigen: en dus aan haar beide het regt gebruik der Werelt-Beschouwingen aan te toonen.
De wyse, die wy om dit te betogen gebruikt hebben, is enkel uit de hedensdaagsche Natuur-kundige waarnemingen en blykelyke ondervindingen genomen; sonder dat wy ons van eenige bloote onderstellingen tot dien einde bedient hebben. Dewyl men dogh in Natuur-Kundige saken geen meerder grond om wel te redeneeren heeft, als men ondervindelyk betoonen kan. Men sie daar over de schriften en het voorbeelt van de Koninklyke Academien en Societeiten, en der voornaamste Wis-kundigen na.
Waarom ik de Metaphysica met andere hier toe niet gebruikt hebbe, kan uit het Voorberigt §. 27. gesien werden.
Terwyl ik dit schreef, quam my het boek van den
| |
| |
Aartsbisschop van Kameryk ter hand; en onder het samenstellen van dese Voor-reden dat van de Heer Ray in het Frans overgeset synde: en werde ik berigt, (dewyl ik die tale niet versta) dat ook de Heer Derham op diergelyke gronden in het Engels het aanwesen van een Godt in het brede betoogt heeft. Het was my aangenaam te sien en te vernemen, dat by soo groote Mannen dese bewys-maniere, die ik altyd voor de kragtigste gehouden hadde, ook voor goed gekeurt wierde. Welke na alles wat daar over geschreven is, nogh een overvloet van stoffen om de volmaaktheden van den grooten Schepper van alles aan ongelukkige Philosophen te doen sien, ook aan de laatste nakomelingschap overlaten sal.
De maniere om de Goddelykheit van het H. Woord uit natuurlyke verschynselen aan te toonen, welke wy hier aan U voorstellen, weet ik niet dat oit op dese wyse daar toe aangewent is. Ik hoope egter dat deselve van vrugt by Ongodisten en Ongelovigen wesen sal; om dat dese gewoon syn meest alle in de Natuur-kunde sigh te oeffenen.
De algemeene betoog-wyse van dese beide, werd in het voorberigt §. 29, 30, 31. breder aangetoont.
Ik hebbe in het Nederduits geschreven om ook aan myne Vaderlanders dienstigh te kunnen syn: insonderheit dewyl der selver Tale ook tot het schryven van veel Atheistische boeken misbruikt werd.
De order die gehouden is kan uit de summieren eenigsints afgenomen werden: hoewel ik my aan die in de Natuur-kunde by veele gevolgt werd, niet seer nauw bepaalt hebbe.
| |
| |
Die dit werk om de daar in aangehaalde hedensdaagsche ondervindingen voor een ondervindelyke Natuur-kunde sullen willen lesen, gelieven sigh aan de overtuigingen niet te stooten; dewyl men geen voornemen hadde om een enkele Physica te beschryven, maar om dwalende te regt te brengen; en syn gedagten op dese wyse in de Natuur-kunde te leiden aan yder nut kan syn.
Geoeffende Mathematici sullen misschien oordeelen, dat ik de ondervindelyke betogingen (gelyk die van de kragt der Spieren en van de wet der hoogte in de Vloei-stoffen enz.) meer wiskundigh behoorde voorgestelt, of die saken alleen sonder bewysen bygebragt te hebben; om dus met minder omslagh en sonder soo veel figuren het selfde besluit daar uit op te kunnen maken. Maar dese gelieven te weeten, dat ik de betogingen soo veel my mogelyk was, uit ondervindingen, en niet (gelyk de Wis-kundigen doen) uit een gestelde Natuur-wet, by gevolgen alleen afgeleidt hebbe, om ook aan soodanige, die in de Mathesis niet of weinigh ervaren syn, verstaanbaar te wesen. Ontrent het laatste was ik in het eerste van deselfde gedagten met haar, en hadde het gansche Werk sonder bewysen (waar van men de gronden dogh by Wiskundigen vinden kan) en sonder figuren opgemaakt. Dogh wyl seker geleert Heer en daar na andere my geliefden te gemoed te voeren, dat ik op dese wyse by veele soude schynen, meer het geen ongelooffelyk als dat waar was, in sommige gevallen te beschryven; en dat 'er in soo groote saken daarom ten minsten soo veel bewys van noden was, als tot bevestiginge van de waarheit van het gesei- | |
| |
de konde dienen; hebbe ik dit opgevolgt. 't Geen ook die reden geweest is, waarom dit geheele Werk op meest alle plaatsen moetende vermeerdert en verandert werden, eenige jaren later in het ligt gekomen is; nadien myne andere besigheden my een dagelyks beletsel gaven.
Die eenen Godt en den Goddelyken ooisprongh der H. Schriften met grond erkennen, sullen hier proef-bewysen van hare belydenissen vinden: en die swakker syn, soo ik hoope, tegen versoekingen ontrent dese waarheden gesterkt werden.
Dogh eer ik dese Aanspraak eindige, moet ik UL nogh dit versoeken, ongelukkige Philosophen, onsekere Twyffelaars, Ongelovigen, en beklagelyke Esprits Forts, voor wie dit werk voornamelyk geschreven is; dat gy dogh niet soo seer met scherpsinnig als wel met een ernstigh verstand en behoorlyk ontsagh voor soo gewigtigh een ondersoek tot het lesen gelieft te komen; en niet soo seer te letten wat swarigheden gy tegen eenige bysonderheden soudt kunnen maken, als wel, of'er niets onder soo veel bygebragte saken is, dat U van de volmaaktheden van uwen Maker en het gesagh van Syn Woord kan overtuigen. Indien gy de eerste wegh inslaat, kunnen de bondigste bewysen U sonder overredingh laten; en ingevalle gy U op de laatste wyse gedraagt, kan een eenige sake met ernst en een leersaam gemoed overdagt synde, (onder den segen Godts) een dwalende tot beter gedagten brengen.
De stellige wyse, die tot de betogingen in desen alleen gebruikt is, kome U niet onvolmaakt voor; als of
| |
| |
deselve Uwe gevoelens niet regt wederleide. Maar vergelyk dese by Uwe gronden; en oordeeld selfs of een bewys, dat uit sekere en sakelyke ondervindingen gehaalt is (gelyk in desen geschiet) niet meer overredend moet syn, als het geen op bloote denkbeelden gegrond is; welke men sonder eenige sakelyke ervarentheit te kunnen bybrengen, na syn believen tot denkbeelden van waarlyk bestaande saken stelt: en dat Uwe Philosophie alleen op dit laatste rust, sult gy selfs weeten. Ook syn 'er reeds voorname mannen geweeft, die de mis-redeneeringen van Ongodisten, en de valsche niet alleen, maar ook verschrikkelyke gevolgen uit hare gevoelens vloeijende, bredelyk aangetoont hebben. Het welke by haar kan na gesien werden.
Indien 'er yets onder dit alles mogte syn, waar in ik na uw oordeel gemist, en de eigenschappen der natuurlyke verschynselen niet regt na uwe gedagten mogte getroffen hebben, slaat die bysondere plaatse over: gy sult dit van alle het andere niet kunnen seggen. En ingevalle maar een eenigh bewys by U bondigh moet gehouden werden, onder soo veele die hier by gebragt syn, en waar van de verdere Beschouwingen der Wereld aan U selfs een nogh veel grooter meenigte verschaffen kan; sal dit enkele alleen magtigh syn om yder, die redelyk oordeelt, van synen Godt, en de hooge afkomst van syn Woord te overreeden, dewyl eene goede betoginge soo vast bewyst, als veele; hoewel meerder de overtuiginge verfterken.
Laat ook de in dese Beschouwingen aangehaalde Schrif- | |
| |
tuur-texten U dit alles niet ongelesen doen verwerpen, gelyk veele van U deselve in een geschrift ontmoetende de gewoonte hebben: dewyl der selver Goddelykheit in desen niet onderstelt, maar bewesen werd; en eenige dienen om de wysheit en doordringende Natuur-kennisse van haren Ingever aan te toonen; dogh andere ook om U te doen sien, dat geen mensche hoe wys, geen bedrieger hoe loos hy magh geweest syn, het sy dan om redenen van Politie of andere, oit magtigh is geweest om in die tyden soodanige dingen voort te brengen, als men in deselve beschreven vind. Op dat gy daar uit selfs moogt afnemen, van wie het moet afgekomen syn.
Laat U ook dit Boek niet hatelyk voorkomen, dewyl niet alleen den Tyrel U toont, maar ik U ook met alle opregtigheit versekeren kan, dat het niet met de minste haat en veragtinge tegen U, maar met een hertrakende medelyden over uwen ongelukkigen toestandt, alleen ter overtuiginge van U geschreven is. En dit is de reeden, waarom ik U meest in alle gemaakte besluiten selfs Regter gemaakt hebbe. En versoeke ik daarom hier alleen, dat gy dogh sonder dat beklagelyk voornemen, van met veele Esprits Forts geen Godt te willen erkennen, dit oordeel t'elkens velt, als het aan U gestelt werd.
Een van beiden sonder dat ymand een derde stellen kan, is immers ontegensprekelyk waar; of dat volgens Uw gevoelen alles in de Wereldt by geval, of door geen verstand bestierd werdende en nootsakelyke wetten toegaat; en dat der Christenen Bybel een samenstel is van bedriegers welke enkel haar voordeelen beoogt hebben: of anders,
| |
| |
dat dit H. Woord van eenen Godt ingegeven is, die de Wereld bestiert, en van die Schepselen welke Hy met verstand begaaft heeft, eens rekeningh afvorderen sal, hoe sy het selve gebruikt hebben. Denkt dat wat 'er U aan gelegen is in desen niet bedrogen te werden, waar van U geluk- of rampsaligheit in alle eeuwigheden afhangt. En oordeel selfs, indien het alleen soo waar is, dat een wysen Godt de Wereld en U gemaakt heeft; als het waar is dat een Horologie of ander welgemaakt Konst-werk synen verstandigen Maker bewyst: of gy ernstigh op dit alles denkende voor uwe eigen gevoelens niet moet sidderen. En dewyl het sakelyk, en niet blotelyk denk-beeldigh is, dat hier in verschil staat en ondersogt moet werden; of het voor U niet nootsakelyk is de saken selfs, en niet alleen uwe bloote, en enkel om de Atheisterye voor te staan, geformeerde denkbeelden te ondersoeken. Hier toe syn dese Beschouwingen geschreven. Den Almagtigen Godt die alleen overreeden kan, make dese en andere sakelyke bewysen, waar van de geheele Wereld vol is, kragtigh op uwe verstanden en gemoederen.
|
|