oeroesen: beredderen, regelen
orang blanda: Hollander(s)
oppas:
ordonnans
padi: rijst te velde of in de aar
pagger: bamboe schutting
pajoeng:
regen- of zonnescherm
panas: warm
papaja: soort meloen
pasangrahan:
logement, pleisterplaats
pasar: markt
pĕdati: ouderwetse wagen met massieve wielen
pĕdis: heet, hete spijs
pĕndopo: aula,
voorgalerij
pĕrkara: zaak, kwestie; - ketjil: kleinigheid, kleine moeite
peté:
sterk ruikende boon, gebruikt in de Indische keuken
peujeum: (Soendanees) gegiste cassave, een lekkernij
pidjit: masseren
pisang: banaan; -
goreng: gebakken banaan; - reboes:
gestoomde banaan
poesaka: erfstuk
pondok: optrek
ramboetan: sappige
vrucht in harige bolster
rantang: etensdrager
rempèjè: pikante koek met pinda's
rèpot:
druk, lawaaierig
rèwèl: druk, ruziënd
roedjak: vruchtensla, gemaakt van onrijpe vruchten met scherpe
saus
roemah sial: ongelukshuis
sado: (van het Frans dos à dos) tweewielig rijtuigje, waarin men
met de rug naar elkaar toe zit
sajoer lodèh: groentesoep
met kokosmelk bereid
sambal: fijngewreven Spaanse peper
sampiran: staande kapstok met klamboestof omtrokken
sarong: doek die om de heupen wordt geslagen; -
plèkat: idem,