1. Wolter Robert baron van Hoëvell
Bij het overlijden van dr. Wolter Robert baron van Hoëvell (geb. in 1812) op 11 februari 1879, schreef G.H. van Soest een herdenkingsartikel in het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië dat in hetzelfde jaar ook afzonderlijk werd uitgegeven in de serie Mannen van Betekenis in onze Dagen, aflevering 5, onder redactie van N.C. Balsem. Ook in de bundel opstellen Ontdekkers en onderzoekers (1884, blz. 234) van prof. dr. P.J. Veth vinden we een uitvoerig artikel over Van Hoëvell. Prof. Veth en Van Hoëvell hebben elkaar zeer goed gekend. De meest recente biografie is die van Paul van 't Veer in de bundel Geen blad voor de mond, 1958, blz. 101. Over de ‘Mei-beweging van 1848’ en over de rol die Van Hoëvell daarbij gespeeld heeft, is nogal wat geschreven. In de eerste plaats door Van Hoëvell zelf in een brochure, getiteld De beschuldiging en veroordeeling in Indië, en de regtvaardiging in Nederland (1850). De meeste gegevens uit de tekst en de citaten zijn hieraan ontleend. De feiten worden overigens geheel bevestigd door een anoniem pamflet Brief uit Batavia over de Delftsche school en andere belangrijke zaken (1849). Ook prof. Veth schreef over ‘De politieke demonstratie in Batavia in Mei 1848’ samen uitgegeven met ‘De openbaarmaking in koloniale aangelegenheden’ onder de titel Bijdragen tot de kennis van den politieken toestand van Nederlandsch Indië (1848). Zelfs na de dood van Van Hoëvell werd de zaak nog eens opgerakeld door de oud-zee-officier A.H. Bisschop Grevelink in de brochure De Bataviasche Meibeweging van 1848 in haren oorsprong en gevolgen herdacht (1881). Hiertegen trad J. Th. Canter Visscher in het geweer, een van de initiatiefnemers in 1848, met een artikel in het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, getiteld ‘De waarheid over 22 Mei 1848’ (1881, deel ii, blz. 401). De novelle ‘De suspecten’ is behalve in de verhalenbundel Uit het Indische leven (1860), te vinden in R. Nieuwenhuys, Van roddelpraat en litteratuur (1965). Over de slavernij in Suriname schreef Van Hoëvell een verslag in twee delen Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet (1854). Paul van 't Veer stelt de betekenis van dit werk, om de invloed die het gehad heeft, op één lijn met de Max Havelaar, al is het een rapport en geen litterair werk. Over het Tijdschrift voor Neêrland's Indië