Oost-Indische spiegel.
(1972)–Rob Nieuwenhuys– Auteursrechtelijk beschermdWat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven vanaf de eerste jaren der Compagnie tot op heden
[pagina 208]
| |
7. J.A. Uilkensaant.Ook de journalist J.A. Uilkens (1837-1893), door Ten Brink en Huet enige malen genoemd, heeft de behoefte gevoeld zijn landgenoten in Nederland over Indië voor te lichten. Zijn beroep van journalist bracht dit om zo te zeggen met zich mee. Hij heeft dit gedaan in een boekje getiteld Indische typen (1885) en in een eerder, in 1874, verschenen bundeltje Brieven uit de Oost, geschreven onder het pseudoniem Peripateticus. Het zijn oppervlakkige schetsjes en beschouwingen, bestemd voor een onwetend Hollands publiek. Zijn politiek credo vinden we in een soort ‘fantasietje’, getiteld Een bezoek aan 't paleis te Buitenzorg in den jare 1900 en zooveel, geschreven in 1883. Uilkens stelt het voor alsof de Nederlandse koloniën in handen van de Engelsen zijn gekomen. Op de Buitenzorgse troon zetelt een Engelse gouverneur-generaal die geïnterviewd wordt door een reporter van de Times. In zes zittingen krijgt Uilkens de gelegenheid kritiek uit te oefenen op het koloniaal beleid en zijn denkbeelden uiteen te zetten over de toekomst waarin de Javaan nog voor onbepaalde tijd ‘leiding en steun’ nodig zal hebben. Voor het overige bedreef hij in zijn krant micropolitiek, op een wijze die in overeenstemming was met de ‘drekpolemiek’ van de Indische pers en die Van der Tuuk schrijven deed: ‘Uilkens is een schurk.’ Het is overigens niet ondenkbaar dat Uilkens zich heeft laten verleiden tot een wedijver met de beide concurrerende Surabajase bladen die eveneens hun kracht zochten in onthullingen en persoonlijke aanvallen. Hij verloor het spel. In 1888 werd hij gedwongen af te treden. Hij ging in Malang wonen en richtte daar een eigen plaatselijk blaadje op dat hij bijna geheel alleen volschreef. Uilkens is nooit meer naar zijn vaderland teruggekeerd. Hij werd een ‘blijver’ die Indië als zijn tweede vaderland beschouwde. ‘Wij worden allengs Indisch,’ schreef hij eens, ‘en dit is de reden waarom zovelen niet meer in Europa terecht kunnen.’ Hij kende uitstekend Maleis en Javaans, een bijzonderheid voor een totok als hij. Een vriendelijk boekje voor jonge lezers bestemd, bevat De lotgevallen van Djahidin (1879), een Sundanees jongetje dat allerlei avonturen beleeft. Het is in zijn tijd bijzonder populair geweest. Uilkens vertaalde het zelf in het Maleis. Vanuit het Maleis werd het in verschillende Indonesische talen vertaald. Er zijn talrijke drukken van. Uilkens was behalve jour- | |
[pagina 209]
| |
nalist, ook een werkzaam feuilletonist die zelf voor zijn letterkundige kopij zorgde. In zijn krant verschenen in afleveringen - ze zijn nooit in boekvorm uitgekomen - enige lange verhalen waaronder Miss Fairy (45 feuilletons) en tenminste één toneelstuk Moeder Maalnest (1877). Aan het stuk ligt een historische anecdote ten grondslag waar de latere generaal Van Heutsz - toen nog een jong luitenantje - bij betrokken was. Het stuk werd zelfs opgevoerd. In Surabaja was in de jaren zeventig een bloeiend toneelleven. Er waren twee gezelschappen waarvan er één Apollo, Moeder Maalnest op het repertoire nam. Men kan over het voorval dat voor Uilkens de aanleiding was tot het schrijven van zijn toneelstuk en over de opvoering uitvoerig lezen in het gedenkboek Oud-Soerabaia (1931) door G.H. von Faber. In de jaren zeventig heeft Uilkens' pen ‘rijk gevloeid’, want behalve deze nooit herdrukte feuilletons verscheen in 1874 onder de schuilnaam Peripateticus Schetsen uit Tjidraboemi dat bijzonder aardig begint met een vermakelijke typering van de familie Peperman, maar dat langzamerhand door zijn conventionele intrige naar de eis van de romantiek, onleesbaar wordt. Hetzelfde bezwaar geldt nog méér voor de bundel van drie verhalen, naar het eerste verhaal genoemd De dochter van den toovenaar (1877). Het zijn romantische pastiches. Een oorspronkelijk schrijver was Uilkens beslist niet. Zijn betekenis ligt meer in zijn Indische vertoogen (verschillende deeltjes). Toen hij op 17 augustus 1893 in een deplorabele lichamelijke toestand in Malang overleed, schreef het Soerabaiasch Handelsblad waarvan hij bijna vijftien jaar hoofdredacteur was geweest, een nietszeggend in memoriam van enkele regels. Blijkbaar telde hij toen al niet meer mee. |
|