zegenen, zoo dikwijls ik het zie, ja daarop met verlangen het uur te gemoet zien, hetwelk onze zielen in zaliger gewesten hereenigen zal. Zoo min er zeker in die gewesten eene tijdsbepaling bestaat, zoo min ook is er iets, dat naar afstand en daardoor te veroorzakene scheiding zweemt, dus eens te zamen, zullen de zielen die elkander behoeven, nimmer weer gescheiden worden. O grijpen wij dan beide moed, mijne teerbeminde, wij hebben op aarde (dit weet God) elkanders welzijn en genoegen gezocht en bevorderd; wij zullen in eeuwigheid dezelfde, ja oneindig meer voor elkander wezen! Niet lang emilia, indien gij vóór mij aftreedt, niet lang zal onze scheiding zijn. Snelt gij mij al vooruit, ik volg u spoedig na. In vreugd, in licht, als gereinigden door christus, als kinderen God's, zullen wij elkander ontmoeten, en alle tranen van onze oogen afgewischt zijnde, eeuwig van onzen arbeid rusten, en een genot hebben waarvan de grootheid noch de zuiverheid, immer in de gedachten van eenig mensch is opgeklommen! - Dat onze Hemelsche Vader u steeds nabij zij, en u geve wat hij weet u het beste te zijn, is de vurige wensch en de hartgrondige bede van
Uwe altijd liefhebbende Vriendin
Wed. R.