ligt, dunkt mij, opgesloten de verpligting tot werken, tot het aanwenden van het eene talent, of van de vijf, of van de tien, welke men ontvangen heeft, voor ieder een. Dikwijls moet ik lagchen, als ik hoor zeggen, tot dit of dat (ernstigs) heb ik geen' tijd - omdat ik weet dat men tot uitgaan, kaartspelen, of iets dergelijks, wel tijd heeft. Eens zullen, geloof ik, die tijdverbeuzelaars zich hun doen deerlijk beklagen! - Om het gesprek met uwe grootmoeder heb ik gelagchen: die goede vrouw schijnt, gelijk vele oude lieden, te gelooven, dat alles eertijds veel beter was, dan het thans is: en die als men hen zoo veel bijbrengt, dat zij zich niet meer weten te redden, de Gordiaansche knoop doorhakken en een plotseling einde aan de redekaveling maken; eene wijze van argumenteren, aan welke zich dan, billijker wijze, de jonge lieden, schoon zonder overtuigd van hun ongelijk te wezen, onderwerpen.
Gaarne zoude ik dezen nog langer maken, maar al wederom word ik verhinderd, doordien er op nieuw schikkingen moeten gemaakt worden tot inkwartiering van een deel soldaten van de Geälliëerden, die naar Frankrijk op marsch zijn. Het doortrekken van troepen houdt steeds aan, en ik geloof, volgens hetgeen ik in de nieuwspapieren lees, dat men het thans in Holland veel rustiger heeft, dan wij het hier hebben. Ik breek spoedig af, u van mijne vriendschap verzekerende.
emilia P.