Een voorwoord.
De journalist is dikwijls gelijk aan den landman, die ieder nieuw seizoen uit zaaien gaat, maar niet ziet of zijn zaad in weligen oogst opschiet.
Jaar aan jaar strooit hij met zaaiende hand zijne denkbeelden en overtuigingen aan alle zijden rond zich heen; ze vallen links en ze vallen rechts, vóór en achter hem, hier en daar heengevoerd door den wind van het toeval.
Maar wat groeit er van dat alles? Wat blijft er van over? Zal er een oogst te plukken zijn? Hebben bij dezen of genen eenige korreltjes van die denkbeelden en overtuigingen wortel geschoten?
Zelden zal hij het vernemen, zelden zal hij het zelf zien.
Maar vóórt gaat hij weer, vóórt met zaaiende hand strooiend week aan week het zaad zijner denkbeelden en overtuigingen, zoodat het wegstuift naar alle zijden rond hem. En vóórt gaat hij, met groote stappen metend de weken, die achter hem groeien tot jaren.... mét oogst?.... zónder oogst?....
De uitgevers van dit boekje hebben op den journalistieken weg, dien ik in de laatste jaren in de wielerpers heb afgestapt, eenig van dat zaad, langsheen mij en achter mij weggestrooid, opgegaard om het nogmaals in nieuwe aarde over te brengen. Zal de oogst den arbeid loonen? Aan anderen om dat te beslissen.
Men zal dan ook op de hierachter volgende bladzijden artikelen