Wit over zwart
(1990)–Jan Nederveen Pieterse– Auteursrechtelijk beschermdBeelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur
[pagina 224]
| |
15 Beeld en machtDit onderzoek op het gebied van interculturele beeldvorming is een onvoltooide verkenning van de verhoudingen tussen beeldvorming van ‘anderen’ en het verschijnsel macht en hiërarchie; anders gezegd, een verkenning op het gebied van de ‘politiek van de representatie’. Waarom deze toespitsing op macht en hiërarchie? Wat de thematiek van beeldvorming van belang maakt is niet het signaleren van verschil, andersheid of vreemdheid als zodanig, maar de evaluatie van het verschil. Beeldvorming wordt maatschappelijk relevant door de inschatting van hoog/laag, meer/minder die ermee verbonden is. Dit hiërarchische element bepaalt de maatschappelijke effecten van beeldvorming. Bij wijze van afronding van dit onderzoek en verantwoording van de gevolgde methode van interpretatie volgt een reflectie over methoden van analyse van beeldvorming. In de tweede plaats probeer ik een aantal van de bevindingen van dit onderzoek in de vorm van algemene observaties te formuleren. Ik probeer onderscheid te maken tussen de verschillende vormen van macht en hiërarchie die in de analyse van beeldvorming een rol spelen. Veel van de beelden van vijfhonderd jaar westerse expansie en hegemonie zijn nog steeds in omloop. Inmiddels heeft de dekolonisering plaatsgevonden, tenminste in politieke zin. Een proces van intellectuele dekolonisering is ook op gang gekomen, in die zin dat een kritische blik op het westers kolonialisme ook in de westerse wereld gemeengoed aan het worden is. Maar de culturele dekolonisering moet nog plaatsvinden. De eurocentrische beeldvorming van de derde wereld prevaleert nog steeds. Het gebruik van exotische beelden in de media en reclame is daarvan een voorbeeld. Nostalgische-esthetische beelden van de Oriënt, een zoetige visie op de Zuidzee, en het safari-perspectief op Afrika zijn toonaangevend. De ‘koloniale beeldvorming’ - tussen aanhalingstekens omdat het kolonialisme maar een episode is uit een veel langer tijdperk - maakt deel uit van de beeldvorming van ‘anderen’, van het algemene verschijnsel van stereotypering en stigmatisering in sociale verhoudingen. | |
ImagologicaIk zal een paar aspecten van het onderzoek naar beeldvorming aanstippen, zodat de benadering die hier gevolgd is in reliëf geplaatst kan worden. Het onderzoek naar de verbeelding van de ‘ander’ heeft het eerst en het uitvoerigst gestalte gekregen in de analyse van westerse literatuur over het niet-Westen - exotische of koloniale romans en verhalen van Gustave | |
[pagina 225]
| |
Toverlantarenplaatje, begin twintigste eeuw. Collectie Negrophilia
Flaubert, Rudyard Kipling, Rider Haggard, Joseph Conrad, André Gide en vele anderen. Het gevolg is dat de belangrijkste methoden van literatuuranalyse - structuralisme, semiotiek en deconstructie - bepalend zijn geworden in de analyse van beeldvorming. Deze benaderingen staan op hun beurt in het teken van de structurele linguïstiek. ‘Every picture tells a story’ - visuele beelden zijn ook verhalen en hebben dus een narratieve structuur. Volgens Roland Barthes maakt het geen verschil of populaire ideologieën vorm krijgen in woord of beeld.Ga naar eind1 Dit neemt niet weg dat de stapel studies over beeldvorming in de literatuur aanzienlijk hoger is dan de stapel over visuele beeldvorming. Aan de basis van het onderzoek naar beeldvorming staat de kunstgeschiedenis met iconografie (beeldbeschrijving) en iconologie (beeldinterpretatie).Ga naar eind2 Een van de onderzoeksbenaderingen van beeldvorming wordt wel imagologie genoemd; maar ook dit geldt als een traditie in de literatuurwetenschap.Ga naar eind3 De sociale wetenschappen hebben eveneens bijgedragen aan de analyse van beeldvorming. In de antropologie was er het werk van Lévi-Strauss op het gebied van het structuralisme met kritische reflecties op de eigen theorie en praktijk,Ga naar eind4 alsmede de foto-essays.Ga naar eind5 Van belang zijn voorts de kennissociologie, de fenomenologische sociologie, de ideologiekritiek en de Engelse studies op het gebied van ‘culture and class’.Ga naar eind6 In de sociale psychologie zijn begrippen ontwikkeld als vooroordeel, etnocentrisme, attitude, stereotype of schema, prototype en script. De sociale psychologie heeft zich toegelegd op het gebied van verhoudingen tot minderheden binnen de westerse wereld. In de jaren '50 behoorden antisemitisme in Europa en ‘raciale’ spanningen in de Verenigde Staten tot het eerste werkterrein van de sociale psychologie. De politieke psychologie houdt zich bezig met het onderzoek naar propaganda en de vorming van vijandbeelden.Ga naar eind7 De ma- | |
[pagina 226]
| |
nier waarop beeldvorming gestalte krijgt in dagelijkse omgangstaal en in de media is onderwerp van onderzoek in discours analyse.Ga naar eind8 De stapel literatuur over representatie in film, fotografie, stripverhalen, geïllustreerde tijdschriften, reclame en media in het algemeen groeit. Men is daarin soms meer bezig met de logica van het medium zelf dan met de thematiek van beeldvorming. Het ligt voor de hand dat de analyse van beeldvorming zelf historisch en cultureel bepaald is. Er bestaat geen objectieve positie buiten de geschiedenis om van waaruit historische processen van beeldvorming geïnterpreteerd kunnen worden. De analyse van beeldvorming impliceert zelf een bepaalde beeldvorming die, hopelijk, de reflectie is van een ruimer collectief bewustzijn. Inderdaad zijn in de analyse van beeldvorming ook nieuwe stereotypen geproduceerd, zoals bepaalde simplificaties en clichés met betrekking tot ‘de westerse cultuur’. In de literatuur over interculturele beeldvorming is meer aandacht besteed aan verovering dan aan overheersing. Talrijk zijn de studies over de Spaanse verovering van Amerika en de onderwerping van de indianen,Ga naar eind9 terwijl er naar verhouding veel minder aandacht is voor de eigenlijke eeuwenlange geïnstitutionaliseerde machtsuitoefening die volgde op de verovering. Komt dit voort uit de algemene fascinatie met de zestiende eeuw, met, in het voetspoor van Columbus, de Nieuwe Wereld? Gaat de belangstelling in feite meer uit naar het nieuwe, dan naar het andere? Is verovering met haar geweld en penetratie dramatischer en dus interessanter dan overheersing met haar instituties en routines? Volgens de structuralistische benadering wordt beeldvorming bepaald door tegenstellingen, zoals licht/donker, man/vrouw, beschaving/natuur, gekleed/naakt, al dan niet in combinatie met een derde, bemiddelende factor. Zo worden beelden van Afrika en zwarten teruggebracht tot cognitieve patronen en verklaard als een kwestie van denken in tegenstellingen.Ga naar eind10 Er zijn verschillende nadelen verbonden aan een dergelijke benadering. In de eerste plaats is het a-historisch - in 1600 zou het even aantrekkelijk zijn om in tegenstellingen te denken als in 1900; het is met andere woorden moeilijk met deze benadering verandering te signaleren en te verklaren. Het proceskarakter van beeldvorming - de verschuivingen in representatie dan wel betekenis in de loop der tijd - blijft in de structuralistische benaderingen ondervertegenwoordigd. In de tweede plaats is het idealistisch, in die zin dat ideeën verklaard worden uit ideeën en niet uit maatschappelijke verhoudingen en belangen. In de derde plaats is het tautologisch als cognitieve patronen worden verklaard door cognitieve patronen. Een bijprodukt van deze benadering is dat men ertoe neigt de westerse cultuur als uniformer, enkelvoudiger en statischer te zien dan reëel is. Structuren (waarschijnlijk van mentale aard) staan in deze visie centraal gesteld en geschiedenis wordt gemarginaliseerd. Barthes omschreef het grondbeginsel van de mythe eens als de omzetting van geschiedenis in natuur (mythe is ‘gedepolitiseerde spraak’). In het structuralisme is er een tendens tot de omzetting van geschiedenis in structuur. Dit is overigens het klassieke argument tegen het structuralisme. Deconstructieve analyses houden zich, in het voetspoor van Jaques Derrida, bezig met ‘de volledige omverwerping van culturele overheersing’.Ga naar eind11 Terwijl het structuralisme speurt naar de structuur achter de tekst | |
[pagina 227]
| |
(en de tekst achter het beeld), houdt de deconstructie zich bezig met de meerduidigheid die achter de structuur verborgen zit.Ga naar eind12 Déconstructie heeft met structuralisme gemeen dat alles wordt omgezet in tekst - als ware het verhaalkarakter van de realiteit belangrijker dan de realiteit zelf. Bovendien zet deconstructie zich tot in het oneindige voort - er is geen eindstation, alleen overstappen is mogelijk. In het streven naar een radicale Kulturkritik van de westerse hegemonie kan het verschil tussen Europa en Anderen, tussen het Westen en het niet-Westen, in de loop van de analyse van de weeromstuit worden versterkt en verzelfstandigd. Immers, ‘what is denounced survives in the very gesture of denunciation’.Ga naar eind13 Dit effect is moeilijk te vermijden, maar men kan proberen het te temperen door middel van een bredere historische visie. Het deconstructivisme brengt de erfenis van het structuralisme met zich mee en daarmee een tendens om de homogeniteit van de westerse cultuur te overdrijven. De weerlegging van een tekst wordt gezocht in een andere tekst, terwijl tegenstromen die evenzeer deel uitmaken van westerse culturen over het hoofd gezien worden, zodat een te simpel en statisch beeld ontstaat. Cultuurkritiek gebeurt immers niet alleen in teksten, het is niet uitsluitend een aangelegenheid van radicale letterkundigen, het voltrekt zich ook in sociale bewegingen en mentaliteitsveranderingen die van binnenuit als gist werkzaam zijn in westerse culturen. Om tot een volledig beeld te komen is een combinatie van cultuurkritiek en historische analyse nodig. | |
‘Wij hebben de vijand ontmoet en hij is ons’De door mij gevolgde benadering bouwt voort op de bovengenoemde, maar het accent ligt op vergelijkende historische analyse. Hoofdpunten hierin zijn de volgende.
Alles wat aan niet-westerse volken is toegeschreven, is ook en eerst toegeschreven aan westerse volken, in een zich geleidelijk uitbreidende kring van naburige tot allengs verder verwijderde volken. Dit geldt voor het hele complex van wildheid, bestialiteit, kannibalisme, promiscuïteit, incest, heidendom, enzovoorts. Deze kwalifikaties zijn dus in geen enkel opzicht specifiek voor niet-westerse volken. In de kalssieke oudheid werd al gesproken over menseneters. Herodotus sprak over de androphagi. Waar werden die gesitueerd? Op een wereldkaart, gemaakt op basis van Herodotus' beschrijving werden de androphagi in een gebied geplaatst waar ze volgens Herodotus veelvuldig voorkwamen: in Noord-Europa, in een gebied dat tegenwoordig Polen heet.Ga naar eind14 Zouden we alleen de Europese koloniale periode in de beschouwing betrekken en van de toen gangbare beeldvorming een structurele analyse maken, dan zouden we als het ware vereeuwigen wat maar tijdelijke verhoudingen waren en cognitieve patronen zoeken achter wat in werkelijkheid historische verhoudingen zijn. | |
[pagina 228]
| |
Het toeschrijven van deze eigenschappen aan anderen vervult meerdere functies voor de etiketterende groep. Ze kan de uitdrukking zijn van een kritische sociale afstand, of een claim op status van hen die etiketteren. Het kan dienen om een positie te bepalen in de interne groepsverhoudingen, onder verwijzing naar buitenstaanders.
Vaak vinden we een soortgelijke negatieve beeldvorming zowel bij de geëtiketteerde als bij de etiketterende groep. Maar het is de visie van de machtige groep die overheerst en overleeft. Macht betekent ook macht om te definiëren. Ook in deze zin is de beeldvorming van de Ander niet specifiek voor één bepaalde groep. Gekoloniseerde Afrikanen verdachten de Europeanen óók van kannibalisme. En hoe konden Afrikanen weten dat het Vaticaan niet in Transsylvanië lag?
Generalisaties zijn onvermijdelijk, maar nuancering is geboden. Een elementaire voorzorg in dit verband is om enkelvoud te vervangen door meervoud. Enkelvoud suggereert uniformiteit en is statisch. Zo gaat het hier niet om het beeld van de zwarte maar om beelden van zwarten. Dit geldt ook voor de westerse cultuur. Dit begrip is voor een bepaald niveau van analyse noodzakelijk en voldoende, maar om de analyse te kunnen verdiepen is ook hier een meervoud nodig - westerse culturen. Met betrekking tot de beeldvorming van Afrika en zwarten zijn er beduidende verschillen tussen westerse landen, in het bijzonder tussen de Verenigde Staten en Europa. De belangrijkste beelden van zwarte mannen in de Verenigde Staten zijn de brute nigger, Sambo en Uncle, en van zwarte vrouwen de mammy. De Bruut is de zwarte man als beest, die door lynching
De mammy en de bruut. Zie pag. 146 en 85.
| |
[pagina 229]
| |
Europese sigarenreclame met een kleine bediende in Moorse kledij. Collectie Negrophilia
(ontmanning), hetzij fysiek hetzij symbolisch, wordt ‘getemd’ en getransformeerd tot Sambo, de vermakelijke figuur van de entertainer of kluns, of de gemoedelijke Uncle. De mammy is de gedeseksualiseerde en gedienstige zwarte vrouw, die ruimschoots vertegenwoordigd is in gedaanten als Aunt Jemima en Dinah the cook. Beelden van de seksueel aantrekkelijke zwarte vrouw ontbraken tot betrekkelijk recent in de Amerikaanse populaire cultuur - niet omdat zwarte vrouwen niet aantrekkelijk gevonden werden, maar omdat legitimering van deze aantrekkelijkheid zou indruisen tegen de logica van de Amerikaanse etnische sociale hiërarchie. De doorslaggevende episode in de Amerikaanse wit-zwart verhoudingen was de slavernij; voor Europa was dit het kolonialisme en de verhouding tot Afrika. De voornaamste arena van wit-zwart verhoudingen in de Verenigde Staten lag lange tijd het Zuiden; het ‘Zuiden van Europa’ was Afrika. Het Europese beeld van de brute nigger was de Afrikaanse savage. Werd in Amerika de Bruut getransformeerd tot Sambo, in Europa nam de savage de gedaante aan van de Moor. Gebeurde dit in Amerika door middel van lynching, in Europa, waar veel minder zwarten waren, gebeurde het door middel van symbolische castratie, zoals verkleining en marginalisering van het beeld van zwarten. Populaire zwarte typen in Europese culturen zoals de Zwarte Piet in Nederland, de Sarotti-Mohr in Duitsland, de Golliwog in Engeland, Père Fouettard in België zijn kleine en kinderlijke knechtjes. De zwarte Uncle en mammy spelen geen rol in de Europese populaire cultuur. Beelden van de geseksualiseerde zwarte vrouw, de zwarte Venus, komen daarentegen wel in Europa en niet in Amerika voor. In tenminste één Europese cultuur, Frankrijk, is de zwarte Venus vertegenwoordigd in een literaire en iconografische traditie. Veelzeggend is dat Josephine | |
[pagina 230]
| |
‘Ball nègre’, een zwarte Venus in Europa. Josephine Baker op een affiche van Paul Colin, Parijs, 1927. Collectienr. 2781
Baker beroemd werd in Europa en niet in de Verenigde Staten. De aantrekkelijkheid van zwarte vrouwen kon erkend worden in Europa omdat de zwarte vrouwen schaars waren en dus geen risico vormden voor de sociale structuur. Amerikaanse en Europese beelden van zwarte mannen komen in grote trekken met elkaar overeen. In het algemeen zijn het eunuch-types-mannen die ontdaan zijn van hun viriliteit. (Dit afgezien van een aantal juist hyperseksuele entertainers; maar entertainment is in veel opzichten een wereld apart.)
Zo komen we tot verschillende kringen en niveaus van analyse. In mondiaal verband is er de hegemonie van de westerse cultuur. In tweede instantie zijn er de diverse nationale westerse culturen en hun specifieke beeldvorming van ‘vreemden’. In derde instantie is iedere nationale cultuur op zich gedifferentieerd. De mainstream cultuur is geen naadloos geheel. Zo is er onderscheid tussen elitecultuur en populaire cultuur, tussen stedelijke en landelijke cultuur, zijn er subculturen en tegenculturen. ‘Populaire cultuur’ is zelf een mozaïek, een arena waarin uiteenlopende visies om voorrang strijden. Beeldvorming van vreemde volken en minderheden vormt een van de strijdpunten. Zo'n strijdpunt is niet altijd even belangrijk, maar episodes als de Amerikaanse Burgeroorlog, de Franse Dreyfus-affaire en de naziperiode herinneren ons eraan welke belangen op het spel kunnen staan als het gaat om de beeldvorming van ‘anderen’. Subculturen kunnen regionaal van aard zijn, verband houden met verschillen in klasse of leeftijd, of met specifieke belangengroepen. Voorbeel- | |
[pagina 231]
| |
Vroeg abolitionisch gedicht van Stedman. Zie pag. 56/57
den van het laatste zijn koloniale belangen en missie. Missie en zending zijn weliswaar invloedrijke producenten van propaganda in woord en beeld, maar daarmee zijn ze nog niet identiek met de hoofdstroom in de westerse cultuur. Voorts zijn er contrapunten of tegenbewegingen in de overheersende cultuur. Zo wordt in politieke satire de spot gedreven met de pompeuze pretenties die in de cultuur de boventoon voeren. Het abolitionisme is een voorbeeld van een contrapunt, dat een tegenstroom en ten slotte het dominante patroon werd.Ga naar eind15 Beelden van ‘anderen’ kunnen de overheersende cultuur, subculturen, of contrapunten weerspiegelen. Als de dominante cultuur verandert en de tegenstroom hoofdstroom wordt, dan kunnen andere effecten in werking treden. Subgroepen kunnen in actie komen om hun visie te doen laten gelden. De negentiende eeuw was in westerse culturen een periode van botsende beelden van zwarten: gangbare vooroordelen, abolitionistische propaganda, tegenpropaganda van de plantagehouders uit het Amerikaanse Zuiden en West-Indië. De beeldvorming van zwarten was inzet van een debat met grotere reikwijdte. Wat op het spel stond waren uiteenlopende visies met betrekking tot de politieke economie (industrialisatie of plantage-economie, vrije of gebonden arbeid) en tot de samenleving, het ging om de machtsverhoudingen tussen regionale en politieke blokken met name in de Verenigde Staten en Engeland.
De missie en zending; invloedrijk in beeldproduktie. Zie pag. 72
| |
[pagina 232]
| |
De vier randen van een omslagdoek, gemaakt door Adriaan Schakel ter gelegenheid van de ‘Exhibition 1883 Amsterdam’ voor het ‘Gentleman's Magazine’. NL, 1883. Gemeentearchief-Amsterdam
Een ideologie met betrekking tot de ‘ander’ of alter impliceert een ideologie met betrekking tot ego.Ga naar eind16 Beelden van ‘anderen’ zijn indirect ook zelfbeelden. Beelden van Afrika en zwarten moeten derhalve primair worden geïnterpreteerd naar wat ze zeggen over westerse culturen. De beelden geven weliswaar informatie over Afrika en zwarten, maar deze informatie is eenzijdig en westers gekleurd. Beelden van ‘anderen’ circuleren niet om hun waarheidsgehalte - ze circuleren omdat ze de belangen van de beeldproducenten en consumenten weerspiegelen. Sommige beelden ontlenen hun belang juist aan het feit | |
[pagina 233]
| |
dat ze niet realistisch maar bezweringsformules zijn. Sambo en Jim Crow waren tegengif voor het beeld van Nat Turner, de opstandige slaaf, voor het spookbeeld van Saint Domingue, waarvoor de Amerikaanse plantersgemeenschap een hysterische vrees koesterde.
Beeldvorming van ‘anderen’ is historisch van karakter. Veranderingen naar tijd en plaats in de beeldvorming van ‘anderen’ weerspiegelen niet zozeer veranderingen in de kenmerken van de geëtiketteerde groep, maar veeleer veranderingen in de omstandigheden van de etiketterende groep, of veranderingen in de verhouding tussen de beide groepen. In structuralistische visies worden variaties in de beeldvorming veelal gemarginaliseerd. In de door mij gevolgde benadering zijn ze juist essentieel; ze zijn indicaties van de dynamiek in westerse culturen en van de verschuivende patronen van overheersing. Het beeld van wilden heeft tal van veranderingen ondergaan. Deze hingen samen met veranderingen in de Europese cultuur en met bepaalde fasen in het Europese kolonialisme: de edele wilde (met aristocratische connotaties), de goede wilde (een burgerlijk begrip), de kannibaal (een contrautopie), de wilde als krijger en woesteling (vijandbeelden van het vroege kolonialisme), de kinderlijke wilde (de wilde als politiek onderdaan, een beeld van het gevestigde kolonialisme), de verwesterde wilde (laat-kolonialisme en neo-kolonialisme). Het beeld van de kinderlijke wilde correspondeert met het Amerikaanse beeld van de zwarte child/savage. Dit suggereert een bepaalde symmetrie in beheersingspatronen tussen Europees kolonialisme in Afrika en blanke hegemonie in de Verenigde Staten. Het sluit aan op het stramien van ontmanning en verkleining - hier is verkinderlijking een vorm van beheersing. Dit betekent niet dat Afrikanen of zwarten kinderlijk waren, maar dat het Europeanen in Afrika en blanken in Amerika goed uitkwam om ze zo te zien.
Beeldvorming van ‘anderen’ zegt niet alleen iets over de beheersing van anderen maar ook iets over ‘zelf’beheersing. Het vormt een onderdeel van de macht zoals die is omschreven door Michel Foucault: de disciplinaire macht uitgeoefend door de bourgeoisie, macht als fundering van de genormaliseerde samenleving.Ga naar eind17 ‘Anderen’ markeren de grenzen van het normale. Als zodanig gaat er van de beelden van ‘anderen’ een disciplinerende werking uit. Het zijn spiegels van verschil, waarschuwingssignalen en bakens van moraal. De ‘kannibaal’ legitimeert de burgerlijke moraal. De wilde geeft, als haar buitengrens, reliëf aan de beschaving. In de victoriaanse antropologie werden deze grenzen expliciet geformuleerd. In de negentiende-eeuwse criminologie, de medische wetenschap, de psychologie en de psychiatrie kwam de Ander, de primitief en de wilde, overeen met de misdadiger, de afwijkende, de prostituée en de zwakzinnige. Historische evolutie werd op één lijn gesteld met natuurlijke evolutie, als waren beide uitkomsten van ‘natuurlijke selectie’. In dit wereldbeeld werd de klassieke Great Chain of Being omgezet in een Great Chain of Empire. | |
[pagina 234]
| |
De wilde/kannibaal als een contra-utopie, de tegenhanger van de geïdealiseerde ‘goede wilde’, de medicijn der zelf-voldaanheid. Oost West Thuis Best. Zie pag. 118.
Een van de belangrijkste aspecten van beeldvorming is dat ze deel uitmaakt van de produktie en reproduktie van sociale ongelijkheid. De ‘cultus van het verschil’ die ten grondslag ligt aan de beeldvorming van ‘anderen’ is hiërarchisch. Minderheden worden ingeschaald in de maatschappelijke rangorde. Hierbij is ‘ras’ in de zin van de victoriaanse antropologie niet langer het criterium van onderscheid. In de naoorlogse periode werd het criterium etniciteit (waarin niet alleen blank en zwart, maar ook andere verschillen in het onderscheid werden betrokken) en vervolgens cultuur.Ga naar eind18 In de Verenigde Staten, waar sociale stratificatie op basis van klasse sinds de slavernij vervangen is door een rangorde op basis van pigment, is nu sprake van etnische stratificatie. In Europa is het in belangrijke mate een kwestie van culturele stratificatie. Onderwijs, beheersing van taal, kleding, en levensstijl functioneren hier als signalen van onderscheid. Beeldvorming speelt in op deze ‘cultuur van het verschil’ en al doende plaatst en herplaatst ze minderheden in de maatschappelijke rangorde. Ons uitgangspunt was het koloniale karakter van de beeldvorming en het feit dat de culturele dekolonisering nog niet heeft plaatsgevonden. Vijfhonderd jaar westerse hegemonie legt gewicht in de schaal. Het is echter niet alleen de beeldvorming van het verleden die ons parten speelt. De machtsverhoudingen op wereldschaal zijn, ondanks de dekolonisering, niet fundamenteel gewijzigd. Kolonialisme heeft plaats gemaakt voor neokolonialisme. Economische, politieke en culturele verhoudingen volgen over het algemeen nog het stramien van westerse hegemonie. De door de westerse media geproduceerde beeldvorming borduurt hierop voort. De westerse identiteit, het westerse zelfbewustzijn, is nog steeds doortrokken van vijfhonderd jaar hegemonie. Ook al is men dit stadium verstandelijk te boven, of meent men dit te zijn, gevoelsmatig is dit niet het geval. Een diepgewortelde beeldvorming biedt een grote weerstand tegen verandering. Het voedt een gevoelshouding van paternalisme en arrogantie, niettegenstaande zakelijke en moreel gemotiveerde internationale samenwerking en ontwikkelingshulp. | |
[pagina 235]
| |
Een aspect van neokoloniale beeldvorming is de institutionalisering van de derde wereld als spektakel. De niet-westerse wereld als een artikel voor westerse zintuiglijke consumptie was al een gevestigd verschijnsel in de negentiende eeuw, blijkens de beeldende kunst en exotisme. In de huidige cultuur van communicatie en beeldconsumptie is dit verschijnsel uitgebreid en verfijnd - hegemonie als het kannibalisme der fijnproevers. De derde wereld als object van ontwikkelingshulp produceert een hulpverleningsbeeldvorming. De gevestigde hulporganisaties en westerse media, die samen werken ten behoeve van fondsenwerving, zijn verantwoordelijk voor de produktie en instandhouding van het beeld van een hulpbehoevende derde wereld. De inzamelingsacties houden niet in de laatste plaats de hulpverleningsorganisaties zelf in stand, terwijl de media ze gebruiken om goedkope, voorspelbare en beeldbevestigende beelden uit te zenden. In de representatie van de derde wereld is het abnormale de norm. Oorlog, rampspoed, hongersnood, staatsgreep en volksopstand kwamen ooit voor in de westerse wereld, maar zijn nu volledig geëxporteerd naar de niet-westerse wereld. De apocalyps is geëxporteerd en tot schouwspel op afstand geworden.
Ethiopië-actie 1990; discussie over hulpverleningsbeeldvorming en de rol van de media.
|
|