Wit over zwart
(1990)–Jan Nederveen Pieterse– Auteursrechtelijk beschermdBeelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur
[pagina 211]
| |
III Macht en beeld | |
[pagina 212]
| |
14 Witte negersVooraleer men de negers als blanken behandelt, willen we dat men ophoudt de blanken als negers te behandelen. Behalve zwarten zijn ook tal van andere groepen doelwit van denigrerende beeldvorming. Ook groepen die blank van kleur zijn maar een lagere status hebben of in andere opzichten afwijkend zijn. In de brede stroom literatuur over racisme is nooit systematisch aandacht besteed aan de parallellen tussen racisme en andere vormen van discriminatie en etikettering. Het etiket ‘racisme’ verbijzondert en isoleert de verhoudingen waar het om gaat. Als we er echter van uitgaan dat ‘ras’ een mythisch, ideologisch begrip is, waarom zouden we de verhoudingen in kwestie dan alleen onder de noemer ‘racisme’ bestuderen? Een vergelijking met sociale verhoudingen waarin vergelijkbare mechanismen (vooroordelen, stigmatiserende beeldvorming, discriminatie) een rol spelen kan ons inzicht in racisme verdiepen en ons meer vertellen over de aard en werking van de vooroordelen en stereotypen zelf. De parallel tussen racisme en seksisme is sinds een aantal jaren al onderwerp van discussie. We beperken ons hier tot bepaalde aspecten van het ‘witte-negerdom’. We laten eerst een aantal situaties de revue passeren waarin sprake is van vergelijkingen tussen zwarten en andere groepen. Daarna behandelen we de totaalvisies waarin die vergelijkingen deel uitmaken van een groter hiërarchisch systeem. Dit brengt ons ten slotte bij de inhoudelijke betekenis van achterliggende tendenzen. Dit wordt verder uitgewerkt in de theoretische reflecties van hoofdstuk 15. | |
SituatiesVirtually every country in Europe had its equivalent of white Negroes and simianized men, whether or not they happened to be stereotypes of criminals, assassins, political radicals, revolutionaries, Slaves, gypsies, Jews, or peasants. Uitspraken waarin vergelijkingen worden gemaakt tussen zwarten en andere groepen, zonder dat wordt ingegaan op de reden ervan, zijn betrekkelijk simpel. Kennelijk is er sprake van een gelijksoortige status of behandeling. Chamfort zei in de achttiende eeuw: ‘De armen zijn de negers van Europa.’Ga naar eind1 Aan het begin van dit hoofdstuk citeerden we de Belgische socialistenleider Emiel Vandervelde die de positie van de werkende klasse vergeleek met die der negers.Ga naar eind2 John Lennon zei: ‘Women are the niggers of the world.’ Complexer is een uitspraak van Francisco Cabral, de Portugese overste van de Jezuïeten-missie in Japan (1570-81). Hij zei over de Japanners: ‘After all, they are Niggers, and their customs are barbarous.’Ga naar eind3 Kennelijk stonden Japanners, gezien door (vrome) Portugese ogen en na honderd jaar Portugese ervaring in Afrika, op hetzelfde niveau. In de wijze waarop Engeland de Ieren en de zwarten behandelt zitten zoveel overeenkomsten dat zij een totaalvisie op wildheid en beschaving | |
[pagina 213]
| |
benadert. De overeenkomsten werden onder andere gesignaleerd door de Belgische essayist Gustave de Molinari die in 1880 een serie artikelen aan Ierland wijdde. Het viel hem op dat de grootste Engelse kranten en tijdschriften ‘geen gelegenheid voorbij laten gaan om de Ieren te behandelen als een inferieur ras - als een soort witte negers - en één blik in Punch is voldoende om het onderscheid te laten zien dat ze maken tussen de gezette en robuuste personifiëring van John Bull en de ellendige figuur van de magere en knokige Pat.’Ga naar eind4 In de loop der eeuwen had zich een curieus zigzag patroon in de Engelse visie op Ierland ontvouwd. In de vroege middeleeuwen was Ierland befaamd als een christelijk beschavingscentrum. Zelfs de Engelse koningen gingen er in de leer. De reputatie van Ierland kelderde echter naarmate de Engelse belangstelling voor verovering en kolonisering van het land steeg. De ontwikkeling in de beeldvorming is opmerkelijk, omdat de Ieren voordien als een hoogbeschaafd volk golden.
Het bekendste stereotype van Nederland in de VS-‘Dutch Girl’. Ze jaagt fanatiek op vuil 1905. Morgan, Symbols of America, 1986 Collectienr. 2841
Na de invasies van de Anglo-Noormannen en de klassiek geworden beschrijving van Ierland door Gerald of Wales in de twaalfde eeuw, die de toon zou zetten voor latere beschrijvingen, werden de Ieren getypeerd als wilden en barbaren. In deze typering van de wilde Irish is tot op heden weinig veranderd, al waren er wel accentverschuivingen.
Aluminium flessenopener uit de jaren dertig. Denigrerende voorstellingen van vrouwen, als decoratie, bedienend of als gebruiksvoorwerp, zijn in de westerse wereld minstens zo gebruikelijk als die van zwarten. Uit: Strang, Working women, 1984
Vanaf het midden van de negentiende eeuw begon de beeldvorming raciale trekken aan te nemen. Het onderscheid tussen het ‘Keltische ras’ en het ‘Angelsaksische ras’ op de Britse eilanden speelde allang een rol in het Engelse raciale denken.Ga naar eind5 Het beeld van de goedmoedige Ierse boer begon na circa 1840 te veranderen in dat van een afstotend aapachtig wezen. In de media tekenden karikaturisten als George Cruickshank en John Tennie hetzelfde type karikaturen van Ieren als van Afrikanen en zwarten. In zowel cartoons en karikaturen als in proza begon Paddy meer en meer te lijken op de chimpansee, de orang-oetang, en, ten slotte, de gorilla. De transformatie van Paddy de boer in een aapmens of gesimianiseerde
‘Two forces’. Vijandbeeld en zelfbeeld in een cartoon van John Tenniel (1820-1914). Brittannia beschermt een bange Hibernia met het zwaard van de Wet tegen een stenengooiende lerse ‘anarchist’ met afstotelijke trekken. Punch, 29-10-1881
| |
[pagina 214]
| |
Caliban was voltooid rond de jaren '60 en '70 van de negentiende eeuw, toen het voor een aantal victorianen om verschillende redenen noodzakelijk werd om Ieren een plaats dichter bij de mensapen dan de engelen toe te schrijven.Ga naar eind6 De associatie tussen Afrikanen en apen, die in de Engelse literatuur al eerder gelegd was, werd uitgebreid tot Ieren. Twee omstandigheden lijken van belang in de metamorfose van Paddy de boer tot Paddy de aap. Het toenemende Ierse verzet tegen de Britse overheersing: na de hongersnoden in de jaren na 1840 en de massale emigratie vanuit Ierland nam dit verzet in 1860 de vorm aan van de Fenian Outrages, met tegen Engeland gerichte sabotage-acties. De beeldvorming verhardde zich als gevolg van het conflict. Een tweede factor is dat mensapen juist rond die tijd algemeen bekende verschijningen in Europa werden: de eerste grote apen werden naar Europa gehaald en tegelijkertijd met hun verschijning in de dierentuinen, deden ze ook hun intrede in karikaturen als een nieuwe metafoor in de populaire verbeelding. In de zestiende en zeventiende eeuw waren vergelijkingen tussen de Ieren en Amerikaanse indianen bon ton in Engeland; in de negentiende eeuw deden de vergelijkingen tussen Afrikanen en Ieren opgeld. Kennelijk ligt aan deze vergelijkingen de koloniale situatie en het koloniale vijandbeeld ten grondslag, en in ruimer verband het verschijnsel etnische stratificatie, want ook vergelijkingen met zwarte Amerikanen spelen een rol. Er zijn gedetailleerde parallellen waar te nemen tussen Ierse types in literatuur of cartoons en andere koloniale of etnische types: ‘Teague the servant corresponds to Man Friday, Paddy to Little Black Sambo; the harmless honest storytelling peasant to Uncles like Remus or Tom; the Fenian terrorist to the Simba or Mau Mau sadist; Ossian to the sauvage noble; the mystic misty west to the heart of the darkness.’Ga naar eind7 Anti-Ierse stereotypen floreerden ook in de Verenigde Staten. Een gebruikelijke regel in personeelsadvertenties in het midden van de negentiende eeuw was ‘No Irish Need Apply’. Hernieuwde manifestaties van ‘fenianism’ in Ierland gaven in de loop der tijd telkens aanleiding tot karikaturale beeldvorming in de Britse media. Ook het Noordierse verzet sinds 1968 leidt tot anti-Ierse cartoons en grappen die veel gemeen hebben met racistische stereotypen.Ga naar eind8 Het is een illustratie van het feit dat nagenoeg alle vooroordelen die buiten Europa geprojecteerd worden terzelfder tijd binnen Europa van toepassing zijn en wel in de verhoudingen tussen verschillende volken en zelfs regio's. Ras en volk waren tot aan de wereldoorlogen nagenoeg synoniem en naburige volken werden evenzeer ingeschaald op de ladder van de evolutie als verre rassen. Van het antagonisme tussen volken en de vooroordelen ten aanzien van minderheden is het maar een kleine stap. Een voorbeeld hiervan is de vernegering van het beeld van Chinezen die in het voetspoor van zwarten hun intrede deden als goedkope werkkrachten in het westen van de Verenigde Staten. In de negentiende eeuw werden ze op contractbasis het land binnengehaald om aan de spoorwegen te werken. Van meet af aan werden zij op één lijn gesteld met zwarten, in een proces van negroization. De ‘coolie’ had gemeen met de zwarte slaaf dat ze allebei vijanden waren van de vrije arbeid en het republikanisme. | |
[pagina 215]
| |
‘The ignorant vote: honors are easy.’ Zwarten en leren op één lijn gesteld in een cartoon over het politieke machtsevenwicht in het Amerika van na de Reconstructie, waarin geëmancipeerde zwarten in het Zuiden even zwaar wegen als de lelijke, brute, aapachtige lers-Amerikaanse kiezer in het Noorden. De lemen pijp in de band van de hoed identificeert de etniciteit van ‘White’. Uit: Harpers Weekly, A journal of Civilization. New York, 9-12-1876
De aan zwarten toegeschreven raciale eigenschappen werden Chinese kenmerken. In een oproep om de Chinezen te weren, beweerde de redacteur van de San Francisco Alta dat Chinezen bijna alle ondeugden van de Afrikaan hadden: ‘Iedere reden tegen het tolereren van vrije zwarten in Illinois kan worden ingebracht tegen de aanwezigheid van de Chinezen hier.’ De Chinezen waren heidens, moreel inferieur, wild, kinderlijk, en bovendien wellustig en sensueel. Chinese vrouwen werden veroordeeld als een ‘verdorven klasse’ en hun verdorvenheid werd geassocieerd met hun bijna Afrikaans aandoende fysieke verschijning. Terwijl hun teint ‘blank’ benaderde, wees hun hele fysionomie op ‘slechts een geringe afstand tot het Afrikaanse ras’. De Chinese man werd opgevoerd als een bedreiging voor blanke vrouwen.Ga naar eind9 Nagenoeg het hele lexicon van vooroordelen tegen zwarten werd overgedragen op Chinezen: de raciale retoriek richtte zich op een geheel andere etnische groep, maar wel een groep die een gelijksoortige positie op de arbeidsmarkt en in de samenleving innam. Minderheden werden met elkaar vergeleken en het beeld van de nieuwe minderheid vormde zich naar dat van de al aanwezige minderheid. Vergelijkingen tussen een minderheid (zwarten of indianen in de Verenigde Staten) en overzeese volken werden in de populaire cultuur ook gemaakt. Aan het eind van de negentiende eeuw, toen de Verenigde Staten Hawaï, de Filippijnen, Puerto Rico en Cuba annexeerden dan wel koloniseerden, karakteriseerden de plaatselijke bevolkingen de Amerikaanse populaire media oftewel naar analogie van red Injuns of, vaker nog, als zwarten.Ga naar eind10 | |
[pagina 216]
| |
Imperialistische propaganda. Generaal Emilio Aguinaldo (1869-1964) leider van het Filippijnse verzet tegen de VS na het uitbreken van de Filippijns-Amerikaanse oorlog in 1898 en president van de eerste Filippijnse Republiek voorgesteld als een dansend zwart meisje. Een verbrouwereerde Uncle Sam als oud dametje. Tekening van Victor Gillam uit Harpers Weekly,. New York, 1899
Mensachtigen (anthropoids) of halfapen waren sommige van de achteloze verzamelnamen die men voor dergelijke gelegenheden bezigde. Rudyard Kipling, de bard van het imperialisme, omschreef hen als ‘half devil and half child’. De Amerikaanse media beeldden Filippino's en andere volken regelmatig af als zwarten. Wederom is niet etniciteit bepalend voor het karakter van de afbeelding maar de aard van de politieke verhouding. De afbeeldingen van Filippino's als ‘niggers’ suggereren dat het kolonialisme overzee de Amerikanen eenzelfde machtsgevoel gaf als de binnenlandse maatschappelijke verhoudingen. Dit proces deed zich ook voor tijdens de Vietnam-oorlog. Een populaire uitdrukking onder de Amerikaanse soldaten in Vietnam was ‘the only good gook is a dead gook’. Het was een variatie op een al langer bestaande uitdrukking waarin in plaats van gook (het scheldwoord voor Vietnamezen), nigger of Indian (Injun) gebezigd werd.Ga naar eind11 De logica van dehumanisering door stereotypering is dezelfde. | |
[pagina 217]
| |
Dit zijn voorbeelden van wat Ron Dellums ‘the niggering process’ noemde en omschreef als een ‘process of victimization’ en een proces van ontmenselijking.Ga naar eind12 Eenzelfde proces zien we bij het antisemitisme. Adorno en Horkheimer zeggen: ‘Het is niet het antisemitische etiket dat antisemitisch is, maar de etiketterende mentaliteit als zodanig.’Ga naar eind13 Zowel bij antisemitisme als racisme tegen zwarten gaat het om de stigmatisering en etikettering van een gehate, onderworpen minderheid. Tussen racisme tegen zwarten en antisemitisme bestaat een structurele symmetrie in zoverre het in beide gevallen gaat om antagonisme tegen minderheden. Bovendien is er sprake van een historische verwantschap tussen deze twee antagonisten. In de middeleeuwse visie was de driedeling van de wereld gebaseerd op Sem, Cham en Japhet als stamvaders van Azië, Afrika en Europa. Semieten en Hamieten zijn in de bijbelse terminologie afstammelingen van Noach. Ze zijn ook beide geïnterpreteerd als historische tegenstanders van ‘Europa’. De lange carrière van Europees antisemitisme, van tenminste de elfde tot de twintigste eeuw, kan geplaatst worden naast de loopbaan van anti-Afrikaanse houdingen, van tenminste de achttiende tot de twintigste eeuw.Ga naar eind14 Beide hebben geleid tot holocausts van wereldhistorische proporties - de eeuwenlange slavernij van Afrikanen gevolgd door koloniale onderwerping, en de herhaalde pogroms tegen joden culminerend in de massamoord door de nazi's. Miljoenen Afrikanen en joden verloren hun leven. De rassentheorie van de negentiende eeuw plaatste de Afrikanen onderaan de ladder van het mensdom, terwijl de ‘Semieten’ gezien werden als de historische opponenten van de ‘Indo-Europeanen’. Zo werden ‘Afrikanen’ en ‘Semieten’ in een mythisch panorama geplaatst als de
Racistische sentimenten in vooroorlogs Nederland onder de noemer van ‘broodroof’. Affiche van Meijer Bleekrode, 1930, uitgebracht door de Nederlandse Toonkunstenaarsbond. Stedelijk Museum Amsterdam, PN III - 129
| |
[pagina 218]
| |
tegenkrachten van ‘Europeanen’. Ook werden joden en zwarten in rassentheorieën vaak met elkaar in verband gebracht. Dit gebeurde in de jaren '20 toen Afrikaanse soldaten in Franse dienst aan de Rijn werden gestationeerd. Hitler in Mein Kampf: Joden waren het en zijn het die de neger aan de Rijn brengen, steeds met dezelfde gedachte in het achterhoofd en met het duidelijke doel voor ogen om door de verbastering die daardoor optreedt het door hen zo gehate blanke ras te vernietigen, van haar kulturele en politieke hoogte ten van te brengen en zelf tot haar heersers op te klimmen.Ga naar eind15 In het Duitsland van de jaren '30 werd van joden gezegd, net als van zwarten in Amerika, dat ze een grote penis hebben.Ga naar eind16 De associatie tussen joden en zwarten werd voorts gelegd als het ging over kunst en muziek - denk aan de eerder ter sprake gekomen tentoonstellingen Entartete Kunst en Entartete Musik (pag. 145). Joden en zwarten maakten deel uit van de uitgestrekte familie van vijanden van de nazi's, waartoe ook zigeuners, communisten, vrijmetselaars en homoseksuelen behoorden.Ga naar eind17 | |
VisiesDe nazistische rassentheorie is een voorbeeld van een totaalvisie waarin etniciteit, nationaliteit, politieke verbondenheid, seksuele voorkeur en andere attributen allemaal aanleiding kunnen zijn om groepen en personen te categoriseren. Het blijft niet bij vergelijkingen en overeenkomsten tussen groepen: op grond van eenzelfde logica wordt aan uiteenlopende groepen een gelijksoortige status toegeschreven. Twee oudere voorbeelden van een dergelijke totaalvisie - het werk van Aristoteles en de victoriaanse antropologie - kunnen bepaalde tendensen in het westers denken verduidelijken en laten zien dat denkbeelden over Afrika en zwarten niet op zich staan. De visie van Aristoteles is van duurzame invloed geweest op het westerse denken en was ook onderdeel van negentiende-eeuwse visies. Bij tijden speelde zijn visie bovendien een uitgesproken rol, zoals in Spanje waar in de zestiende eeuw Sepulveda en Las Casas debatteerden over de vraag of het gerechtvaardigd was om de slavernij in te voeren onder de Amerikaanse indianen. Sepulveda vond dat dit gewettigd was en verwees daarbij naar Aristoteles' theorie van ‘geboren slaven’. Aristoteles schaalde slaven, vrouwen en kinderen op verschillende posities in de menselijke hiërarchie in. Slaven verhouden zich in zijn visie tot meesters zoals dieren zich tot mensen verhouden en het lichaam tot de ziel.Ga naar eind18 Hij vergeleek het nut van slaven met tamme dieren. Hij beschouwde slaven als mensen, maar onder voorbehoud: ze zijn in het bezit van het vermogen om emotioneel te reageren maar niet van het vermogen om te redeneren. In dit opzicht is er een overeenkomst tussen slaven en vrouwen. Mannen zijn volgens Aristoteles beter in staat om leiding te geven dan vrouwen. De rol van vrouwen is niet lichamelijke arbeid, zoals van slaven, maar het ‘bewaren van goederen verworven door mannen’. Deze hiërarchie is gebaseerd op het onderscheid tussen de logische en alogische (emotionele) helften van de ziel, en bepaalt dientengevolge de po- | |
[pagina 219]
| |
sitie van slaven en vrouwen. Aristoteles zegt dat slaven in het geheel geen vermogen tot redeneren bezitten; vrouwen bezitten het wel, maar zonder gezag (akuron); en kinderen bezitten het onvolkomen. W.W. Fortenbraugh: ‘Zijn punt is niet dat vrouwen alleen maar op een vage en onlogische manier redeneren, maar dat hun redeneringen en bespiegelingen waarschijnlijk niet bij machte zijn om hun emoties te bedwingen.’ Dit is op zichzelf een bekende visie op vrouwen, ook in de Griekse tragedies.Ga naar eind19 Opmerkelijk is overigens dat slavernij in het oude Griekenland (behalve in Sparta) niet beperkt was tot een bepaalde etnische groep of ‘ras’, terwijl Aristoteles zich toch over de status van ‘geboren slaven’ uitlaat alsof het om een ander type mens gaat. Dit aspect van Aristoteles' denken vormt een hiërarchisch complex, waarin sociale status, geslacht en leeftijd vertegenwoordigd zijn. Een dergelijk hiërarchisch complex vinden we ook in de victoriaanse antropologie - een wetenschap en een mensbeeld die met name bepalend was in de beeldvorming over Afrika en zwarten. Diverse aspecten van de victoriaanse antropologie zijn eerder ter sprake gekomen, zoals de criminologie à la Lombroso. Het voert te ver om hier uitgebreid in te gaan op de victoriaanse antropologie als zodanig.Ga naar eind20 In dit verband is van belang dat in die antropologie raciale elementen en denkbeelden over primitieven en wilden samengingen met andere denkbeelden. Klassisme, racisme en seksisme hoorden bij elkaar, niet op een toevallige of incidentele manier, maar als facetten van eenzelfde wereldbeeld en als uitvloeisels van eenzelfde of verwante logica. Dit is te meer belangrijk omdat in deze periode diverse wetenschappen tot bloei kwamen die richtinggevend zouden worden in de twintigste eeuw. Tot de bronnen van de victoriaanse antropologie behoren onder andere de klassieken, het aristocratisch denken, en het denken over wilden. In de victoriaanse mentaliteit kwam een lange traditie van hiërarchisch en in het bijzonder aristocratisch denken tot een synthese met bourgeois denkbeelden. Het denken in termen van stand en klasse is van bijzondere invloed geweest op het racistische denken.Ga naar eind21 Denkers in de achttiende en negentiende eeuw twijfelden er niet aan dat ras niet alleen betrekking had op internationale verhoudingen maar ook op klasseverhoudingen in eigen land. De Franse Comte de Boulainvilliers meende dat de adel in zijn land oorspronkelijk Franken waren en boeren en arbeiders Kelten; volgens Niebuhr in Duitsland behoorden patriciërs en plebeërs in het oude Rome niet alleen tot verschillende standen maar ook tot verschillende rassen. Toen de rassentheorie eenmaal vorm had gekregen, betoogden de rassentheoretici doorgaans dat klasseverschillen voortkwamen uit rasverschillen.Ga naar eind22 De klassieken waren een van de voertuigen van het hiërarchisch denken. Onderricht in de klassieken vormde een belangrijk bestanddeel in de culturele vorming en het onderwijs van Europese elites in de negentiende eeuw.Ga naar eind23 Dit was zowel een elitaire en in veel opzichten anti-democratische als een imperiale traditie. Wat de victoriaanse antropologie tenslotte haar karakter gaf was de studie van niet-Europese volken. In haar totaalvisie op de menselijke evolutie kwamen denkbeelden over ras, over wildheid en beschaving, over biologische en sociale evolutie, klasse en stand, gezondheid en waanzin, enzovoorts, samen. | |
[pagina 220]
| |
Seksisme was in de negentiende eeuw evenmin ongebruikelijk als in de dagen van Aristoteles. Volgens Dr Charles Meigs, in zijn boek Females and their Diseases (1848), beschikte een vrouw over ‘a head almost too small for intellect but just big enough for love’. Op natuurwetenschap gebaseerde studies ondersteunden dit. Tegen de jaren zestig van de negentiende eeuw konden natuurwetenschappen de plaats van de vrouw op de evolutionaire ladder met enige precisie aangeven - zij stond op het niveau van de neger. Carl Vogt bijvoorbeeld, een vooraanstaand Europees hoogleraar in natuurlijke geschiedenis, situeerde de neger (mannelijk) als volgt: ‘... de volwassen Neger is, wat betreft zijn intellectuele vermogens, van gelijke aard als het kind, de vrouw, en de seniele blanke’.Ga naar eind24 De verwantschap tussen racisme en seksisme bestond niet alleen in de sfeer van ideeën maar ook in sociale verhoudingen. In victoriaans Amerika, betoogt Ronald Takaki, waren de onderwerping van zwarten door middel van de ideologie die de zwarte als kind/wilde definieerde en opsluiting van vrouwen in de cultus van de ware vrouwelijkheid (true womanhood) onlosmakelijk met elkaar verbonden. Amerika was white man's country, waarin institutionele en ideologische patronen van de wit-zwart en de man-vrouw verhouding elkaar aanvulden en versterkten. Voor blanke mannen die onzeker waren over hun status, dienden de beelden van de zwarte ‘kind/wilde’ en van de ‘ware vrouw’ als referentiepunten, als ankers in een roerige wereld.Ga naar eind25 Vergelijkingen tussen vrouwen en wilden speelden ook een rol in de victoriaanse antropologie, met name in de medische en psychiatrische sfeer. Deze visie bestond echter niet alleen in de hogere luchtlagen van de wetenschap, maar ook in de populaire cultuur. Zo werd in Franse geillustreerde tijdschriften rond de eeuwwisseling de draak gestoken met overeenkomsten in de aankleding van vrouwen en wilden, zoals op een voorplaat van Le Rire te zien valt. Het was humoristisch bedoeld, maar het is in deze context niet de eerste keer dat we humor tegenkomen als
‘Civilisation!’ In de symmetrie van houding en ornamenten wordt de identiteit van ‘beschaving’ en ‘wildheid’ gesuggereerd. Maar wordt in feite niet verteld dat juist vrouwen ‘wild’ zijn? Tekst links: ‘Veren, snuisterijen van glas, een stof met barbaarse bloemen, en dierenhuiden...’ Rechts: ‘Dierenhuiden, een stof met barbaarse bloemen, snuisterijen van glas en veren...’ Omslag door L. Métivet, Le Rire, 23-1-1897 Collectienr. 0050
| |
[pagina 221]
| |
een instrument van repressie. De ondertoon van deze cartoon fluistert: vrouwen zijn wild, onbeheerst. Dat racistische en seksistische denkbeelden samengaan blijkt ook uit de gelijkvormigheid in de beeldvorming van vrouwen en zwarten. De in hoofdstuk 9 beschreven iconografie van de dienstbaarheid is niet ontleend aan analyses van afbeeldingen van zwarten, maar aan de manier waarop vrouwen worden voorgesteld in de reclame. De beschreven beeldsignalen van onderworpenheid komen stuk voor stuk uit Erving Goffmans Gender advertisements.Ga naar eind26 Lichaamshoudingen en posities van vrouwen in de reclame blijken perfect overeen te komen met de manier waarop dienstbare zwarten worden voorgesteld. Er is bovendien een parallel tussen de manieren waarop zwarten zijn afgebeeld in gebruiksvoorwerpen en decoraties (van waterspuwers tot asbakken) en de decoratieve rol die tot op heden wordt toebedeeld aan vrouwen. Vrouwen zien we eveneens als huisornamenten, lampdragers, coctailstickers, notenkrakers en als bedienden op verpakkingen.Ga naar eind27 Niet alleen zijn vrouwen geïnterpreteerd naar analogie van slaven, zwarten of wilden, ook zwarten zijn gedefinieerd naar analogie van vrouwen. Robert E. Park, de stichter van de Chicago School van de sociologie en wijd en zijd beschouwd als een ‘vriend van de neger’, karakteriseerde zwarten als ‘the lady among the races... by natural disposition’. De neger was noch een ‘intellectueel’, noch een ‘pionier’ of ‘idealist’ maar bezat een talent voor ‘expressie meer dan voor actie’.Ga naar eind28 Dit is een milde, hoffelijke versie van de victoriaanse antropologie. Mocht dit alles antiquarisch aandoen, dan willen we erop wijzen dat er nog steeds, met name in de sociobiologie, tendensen bestaan die racisme en seksisme samenvoegen.Ga naar eind29
Ook voor kinderen is een plaats weggelegd in de orde der natuur en op de ladder van de evolutie. Deze plaats staat volgens diverse negentiende-eeuwse deskundigen niet ver af van die der wilden. A.C. Haddon, een van de grondleggers van de antropologie als academische discipline in Cambridge en Londen, pendelde heen en weer tussen zoölogie, zijn oorspronkelijke belangstelling, en antropologie. In beide gebieden paste hij gelijksoortige noties van orde en hiërarchie toe. In zoölogie was onderzoek van de jongeren als soort een belangrijke sleutel tot het blootleggen van deze orde; op dezelfde manier zocht hij ook ‘in de jongste mens het verhaal van de oudste mens’. Hij stelde derhalve: ‘Er is niet alleen een parallellisme tot op zekere hoogte in fysieke eigenschappen tussen kinderen en bepaalde wilden, maar er is in kinderen een aanhouden van de wilde psychologische gesteldheid, en in de zangspelletjes van kinderen een aanhouden van wilde en barbaarse zeden.’Ga naar eind30 Dit waren geen ongebruikelijke gedachten en zij speelden ook een rol in de ontwikkeling van sociologie als academische discipline. De eerste vraag over etnologie in een sociologie-examen van de universiteit van Londen in 1907 was gebaseerd op de vergelijking tussen de wilde en het kind. De studenten kregen de vraag voorgelegd: ‘Wat zijn de principes die het onderzoek naar mentale processen in rassen van lage cultuur moeten leiden. Overweeg in hoeverre deze overeenkomen met die welke geschikt zijn voor het onderzoek van de kinderpsychologie.’Ga naar eind31 | |
[pagina 222]
| |
De visie op Europa zelf was in de loop der tijd beïnvloed door de kennismaking met niet-Europese volken. Belangstelling voor rurale gebruiken in Europese landen nam in de achttiende eeuw toe, in navolging van de bestudering van wilden. Voor Franse intellectuelen was het van de studie van Tahitiaanse zeden en gewoonten naar de studie van hun eigen boeren een kleine stap, zoals Peter Burke memoreert.Ga naar eind32 Sommige noties uit de Romantiek over ruraal en volks Europa zijn hiervan uitvloeisels. In de negentiende eeuw werd de vergelijking ook toegepast op stedelijke gebieden in Europa en op de werkende klasse, nu met een duidelijk negatieve inslag en met gebruikmaking van dezelfde metaforen als in het kolonialisme. William Booth, de grondlegger van het Leger des Heils, wijdde een boek aan de achterbuurten van Engeland onder de titel In Darkest England and the Way out (1890). In antwoord op de vraag, ‘Why Darkest England?’ deed hij verslag van Stanley's wedervaren in de Congo en vroeg: ‘As there is a darkest Africa, is there not also a darkest England?’ Engelsen konden ‘op een steenworp van onze kathedralen en paleizen soortgelijke gruwelen ontdekken als die welke Stanley vond in het grove woud van de Evenaar’.Ga naar eind33 Cecil Rhodes, met wie William Booth bevriend was, had eerder een verband gelegd tussen sociale verhoudingen in Engeland en het belang van het Britse Rijk.Ga naar eind34 In de Europese journalistiek rond de eeuwwisseling werd het gebruikelijk Europese achterbuurten te vergelijken met wilden. De latere Amerikaanse metafoor van de ‘asfalt jungle’ bouwt hierop voort. Ook de socialistische schrijver Jack London gebruikte de vergelijking van Europese armen en wilden, maar met een totaal andere strekking. Hij vergeleek de Engelse armen met de Inuït van Alaska. De Inuït kenden geen chronische honger en hongerdood, want het beschikbare voedsel werd gemeenschappelijk gedeeld; alleen in de beschaafde wereld stierven mensen van honger temidden van overvloed. Maar veel vaker hadden de vergelijkingen een conservatieve strekking. In de massapsychologie bijvoorbeeld van eind negentiende eeuw werden menigten (waar adel en burgerij in toenemende mate beducht voor waren) vergeleken met primitieven, wilden en vrouwen - wat ze gemeen hadden waren bepaalde infantiele trekken en lagere bewustzijnsstadia.Ga naar eind35
Deze tour d'horizon van ‘witte negers’ kan nog met vele voorbeelden worden uitgebreid. Belangrijker echter is de vraag wat al deze parallellen en overeenkomsten tussen verschillende soorten stereotypen ons te vertellen hebben. Allereerst is een voorbehoud nodig. De genoemde vergelijkingen zijn problematisch, niet alleen omdat ze ontleend zijn aan uiteenlopende perioden en omstandigheden, maar ook omdat er telkens sprake is van overeenkomsten én verschillen - en op de verschillen in de beeldvorming is hier niet ingegaan. Tegelijkertijd doet zich ook de vraag voor wat het doel is van deze vergelijkingen. In de Verenigde Staten is bezwaar tegen deze vergelijkingen geuit als het doel daarvan is om zwarte Amerikanen gelijk te stellen met andere minderheden in de Verenigde Staten. Welke overeenkomsten er ook zijn, Chinezen en andere minderheden hebben geen geschiedenis van driehonderd jaar slavernij achter de rug. Daarbij komt dat joden, Chinezen en andere etnische en achtergestelde groepen in de Ver- | |
[pagina 223]
| |
enigde Staten in de loop der tijd een emancipatieproces hebben ondergaan, terwijl Afrikaanse Amerikanen in meerderheid nog steeds onderaan de maatschappelijke ladder staan. Zij vormen een massale underclass die zich alleen maar geconsolideerd lijkt te hebben. Dit soort vergelijkingen zouden derhalve misleidend zijn, omdat ze het specifieke historische patroon en de kenmerken van wit-zwart racisme miskennen. Ze zouden een ‘gelijkheid van onderdrukking’, of achterstelling, suggereren die in feite niet bestaat. Hier staat tegenover dat racisme tout court geen verklaring is. Vergelijkingen zijn onontbeerlijk om racisme zelf te kunnen begrijpen, om de kastevorming onder zwarte Amerikanen in kaart te kunnen brengen. Het doel van deze vergelijkingen is om het racisme te ‘deconstrueren’. Door middel van de vergelijking kan de dynamiek zichtbaar gemaakt worden. Wat zeggen ons - met inachtneming van bovengenoemd voorbehoud - de overeenkomsten en overlappingen tussen racisme en andere vormen van stereotypering? In de eerste plaats: racisme komt nooit alleen. Het maakt deel uit van een hiërarchische mentaliteit, die zich gewoonlijk ook richt tegen andere groepen. In de tweede plaats: de attributen die bepaalde groepen, zoals zwarten, worden toegeschreven zijn niet specifiek voor ‘racisme’. Dezelfde eigenschappen worden ook toegeschreven aan heel andere groepen, die gedefinieerd worden door sociale status, geslacht, nationaliteit, enzovoorts. De overeenkomsten met andere vormen van stereotypering, zowel wat structuur, inhoud en zelfs details betreft, zijn zo vergaand dat we tot de slotsom moeten komen dat niet pigment of etniciteit de doorslaggevende factor is, maar de relatie die tussen de etiketterende groep en de geëtiketteerde groep bestaat. Zowel Ieren als Afrikanen kunnen als mensapen worden afgebeeld. Dit zegt op zich niets over Afrikanen, noch over Ieren. Het zegt veeleer iets over Britten en de relatie die bestaat tussen Britten en Afrikanen en tussen Britten en Ieren. Dit demystificeert ‘racisme’. Maar tegelijkertijd wordt het probleem verlegd. De vraag is nu: wat is dan de aard van deze relatie? De wezenlijke thematiek die in racisme besloten ligt, is die van de maatschappelijke ongelijkheid. Wat de beschreven verhoudingen gemeen hebben is de ongelijkheid. Het betreft in alle gevallen een cultus van het verschil. De retoriek van macht en vernedering vinden we ook daar waar er geen sprake is van verschil in pigment of etniciteit. Het verschijnsel van hiërarchie en de daarbij horende beeldvorming doordringt de hele samenleving. In die processen nemen we allemaal deel als ontvangers en als zenders van alledaagse rituelen, opererend in tal van min of meer subtiele sociale verhoudingen en rolpatronen. Het negatief van alle geschetste vormen van denigrerende beeldvorming is het psychologisch profiel van de topdog. Deze ziet er ongeveer als volgt uit: westerling, geciviliseerd, blank, man, stedeling, hoofdarbeider, volwassen, heteroseksueel, enzovoorts. Dit profiel monopoliseert de definitie van menselijkheid. Het is een programma van angst en bovendien een tegenvaller voor de rest van de wereldbevolking. |
|