Wit over zwart
(1990)–Jan Nederveen Pieterse– Auteursrechtelijk beschermdBeelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur
[pagina 52]
| |
3 Slavernij en abolitionismeSlavernij in Europa bestond niet alleen in de oudheid maar ook gedurende de middeleeuwen. Slaven waren lange tijd een belangrijk Europees exportprodukt en op het Iberisch schiereiland was slavernij onderdeel van de Moorse samenleving. Wat gedurende de zestiende en zeventiende eeuw veranderde was dat de slavernij een kleur kreeg. De eerste Afrikaanse slaven werden in de vijftiende eeuw door Portugal geïmporteerd, maar deze handel nam pas grote vormen aan toen de suikerteelt in Brazilië en West-Indië tot ontwikkeling kwam. Schattingen over het aantal slaven dat met de transatlantische slavenhandel gemoeid was lopen sterk uiteen. In recent onderzoek worden voor het aantal slaven dat werd verscheept naar de beide Amerika's en het Caribisch gebied in de periode 1451-1870, cijfers genoemd in de orde van 10, 12 en 15,4 miljoen mensen.Ga naar eind1 Dit is niet de enige graadmeter voor het aantal slaven; Brion Davis merkt op: ‘Tot de jaren 1820 was de transatlantische stroom van Afrikaanse slaven tenminste viermaal groter dan de totale stroom van blanke immigranten naar de Nieuwe Wereld.’Ga naar eind2 De slavenhandel betekende een botsing tussen uiteenlopende culturele tradities en concepten van slavernij - de slavernij in Afrika, waar slaven sociaal werden geïntegreerd; de Iberische slavernij, gevormd door de tradities van Moors Spanje en de statuten van de katholieke wetgeving (hier bestond in de dertiende eeuw al een statuut, Las Siete Partidas, dat de status van een slaaf en zijn rechten en plichten omschreef); de slavernij van de kant van Noordeuropese, overwegend protestantse landen, waar
Kaart die laat zien hoe scheepsruimten benut konden worden om zoveel mogelijk slaven te vervoeren. Collectienr. 0001
| |
[pagina 53]
| |
‘Negerverkoop’ Een slavenveiling in West-Indië (1830).
op dit gebied geen sociale en juridische traditie bestond. Slavernij was er aan geen enkele restrictie gebonden. De slavernij in de Nieuwe Wereld is een degradatie genoemd van de traditionele slavernij die hetzij in Afrika, hetzij in Zuid-Europa bestond.Ga naar eind3 De katholieke kerk nam eeuwenlang deel aan de slavernij. De Kerk hield zelf op grote schaal negerslaven op suikerplantages en als huisslaven, zowel in Spaans en Portugees Amerika, als op de Filippijnen, in Portugees Azië en Afrika. Eeuwenlang werden de stipendia van de bisschop en het kerkelijk bestel van Angola gefinancierd uit de inkomsten van de slavenhandel. Toen men zich tegen de slavernij begon te keren was de bijdrage van het Vaticaan tot 1839 nihil en zeer bescheiden tussen dat jaar en 1888 toen de slavernij eindelijk werd afgeschaft in Brazilië.Ga naar eind4 De slavernij speelde zich buiten Europa af maar droeg wel bij aan de kapitaalsaccumulatie in Europa. Slavernij was, volgens een klassieke stelling van Eric Williams, een van de factoren die Europa in staat stelde om de industriële revolutie tot stand te brengen.Ga naar eind5 Het belang van de driehoekshandel tussen Europa, Afrika en Amerika wordt in sommige recente literatuur bestreden of gerelativeerdGa naar eind6 maar de slavernij was ontegenzeggelijk de belangrijkste link tussen Europa en Amerika enerzijds en Afrika anderzijds. Het maakte de ontwikkeling mogelijk van tropisch en subtropisch Amerika en was tegelijkertijd bepalend in de onderontwikkeling van Afrika en de verwrongen economie van het Caribisch gebied. Honderden jaren lucratieve handel in een ‘produkt’ dat van zulk fundamenteel belang was in de door Europa beheerste internationale arbeidsverdeling kon niet anders dan diepe sporen achterlaten. Toch is de slavernij in de Europese kunst- en beeldwereld naar verhouding weinig vertegenwoordigd. Ook in de moderne geschiedenis en de geschiedenis van Europees kolonialisme komt het thema naar verhouding weinig aan bod.Ga naar eind7 De slavernij, niet alleen de slavenhandel maar ook als bestanddeel van de in- | |
[pagina 54]
| |
komsten uit de koloniale plantages, was een van de grondslagen van de fortuinen opgebouwd in Bordeaux en Nantes, in Liverpool en Londen, in Amsterdam en Vlissingen. Maar ze behoorde tot de verborgen grondslagen van de Europese welstand. Zoals iedere cultuur heeft de Europese cultuur een voorkant en een achterkant en de slavernij behoorde tot de achterkant, de dienstingang van de Europese beschaving. Er bestaan wel afbeeldingen van allerlei episodes van de slavernij zoals verscheping en veiling, arbeid en vrije tijd, maar erg prominent was het onderwerp in Europa niet. Als slaven werden afgebeeld was het vaak als bijwerk, als onderdeel van een andere voorstelling. Onzichtbaarheid was een van de manieren waarop de slavernij psychologisch op afstand gehouden werd. In afbeeldingen met onderschriften als De katoen, De katoenoogst, De suikerproduktie staat het produkt centraal en worden slaven of zwarte arbeiders als figuranten of decor in de voorstelling bijgeleverd. Wel verschenen er beschrijvingen over Westindische samenlevingen die allerlei aspecten van de slavengemeenschap en de arbeidsverhoudingen lieten zien, zoals het werk van John Stedman over Suriname en Benoits Voyage à Surinam, maar die bewogen zich al op het grensgebied van het abolitionisme. De benamingen ‘negros’ of ‘blacks’ waren indertijd synoniem met ‘slaven’. Zo nam South Carolina in 1740 een wet aan die stelde dat: ‘...all negroes... mulattoes, or mestizos, who are or shall hereafter be in the province, and all their issue and offspring, born or to be born, shall be and they are hereby declared to be and remain forever hereafter absolute slaves...’Ga naar eind8 Status en huidskleur vielen samen.
Gravure Collectienr. 3206
Hiërarchie in beeld: slaven werken in een diamantmijn in Brazilië onder het toeziend oog van boven hen verheven blanke opzichters. Uit: Everet, Slavernij
| |
[pagina 55]
| |
Een namiddag in een plantersleven in West-Indië met bedienden en, waarschijnlijk, vrouwen en kroost. Illustratie uit een Nederlands boek. De contrasten tussen wit/zwart, gekleed/half naakt, zittend/staand, centrum/periferie, consumeren/bedienen, man/vrouw-kinderen vallen nagenoeg samen. Collectienr. 3845
Ook Nederland had een wezenlijk aandeel in de slavenhandel. Toen deze zijn grote vlucht nam in de zeventiende eeuw nam de Republiek de meest strategische positie in. In 1621 was de West Indische Compagnie (WIC) opgericht als wapen in de economische oorlogvoering tegen Spanje. In 1630 veroverden Nederlanders onder graaf Johan Maurits Pernambuco in Brazilië op de Portugezen en van hieruit voeren in 1637 negen schepen uit die een succesvolle aanval deden op het Portugese fort Sao Jorge da Mina (Elmina), het sterkste Europese bolwerk op de Westafrikaanse Slavenkust. Engelsen en Denen waren hier ook actief maar Nederland beheerste de kust. Curaçao, een ander bruggehoofd van de WIC, werd een van de belangrijkste slavendepots van de Amerika's. Hiermee beheerste de Republiek drie strategische uiteinden van het transatlantisch systeem - Brazilië, de WestAfrikaanse Slavenkust en Curaçao. Het contract (asiento) om slaven te leveren aan de Spaanse koloniën berustte lange tijd in Amsterdam. Tegen deze achtergrond hebben historici het Nederland van de Gouden Eeuw het zakelijk hoofdkwartier van de slavenhandel genoemd.Ga naar eind9
Hoe viel dit alles te rijmen met de ‘ware gereformeerde religie’? Aan de gebruikelijke christelijke rechtvaardigingen van de slavernij werd in Nederland een nieuwe variant toegevoegd. De godgeleerde Godfried Udemans redeneerde in zijn werk 't Geestelijk Roer van 't Coopmansschap (circa 1645) dat de calvinistische slavernij ten voordele zou zijn van de onbedorven heidenen want hen zou bewaren voor ‘paapsche stoutigheden’. | |
[pagina 56]
| |
‘Juicht Mooren! Want uw heil breekt door de wolken heen.’ De predikant loannes Capiteijn na zijn opleiding in Leiden, op zijn post in Elmina (Ghana) (1730). Collectienr. 3473
De gewetensnood der protestanten werd ook gerustgesteld door Joannes Capiteijn (1717-47) - een Afrikaan die na een theologische opleiding in Nederland op bijbelse gronden als pleitbezorger van de slavernij optrad.Ga naar eind12 Capiteijn was als elfjarige door een Nederlandse slavenhaler naar Nederland gebracht en had aan de universiteit van Leiden een opleiding in godgeleerdheid doorlopen. Zijn als boek uitgegeven oratie werd een succes. Het was getiteld: Staatkundig Godgeleerd Onderzoeksschrift over de Slavernij als niet-strijdig tegen de Christelijke Vrijheid etc. (1742). Een van de bijbelplaatsen die zijn betoog ondersteunden was: ‘waar de Geest des Heren is, is vrijheid’ (2 Cor. 3:17). Zodoende kon evangelische vrijheid, de vrijheid des geestes, heel goed samengaan met lichamelijke onvrijheid. Overigens was Capiteijn óók voorstander van de invoering van slavernij onder blanke christenen, ten einde de maatschappij van leeglopers te verlossen. Capiteijn werd aangesteld als predikant in het fort Elmina. Zijn Britse tegenhanger, Philip Quaque uit Cape Coast, keerde na een opleiding in Engeland in 1765 terug als dominee in Cape Coast Castle.Ga naar eind13 Na de Vrede van Breda, die in 1667 een einde maakte aan de Tweede Engelse Oorlog, kwam Suriname aan de Republiek toe en in 1682 nam de WIC er het bewind over. In de achttiende eeuw genoot Suriname een bijzonder slechte reputatie wat betreft de bejegening van slaven.Ga naar eind14 Voltaire bracht dit zo ter sprake in zijn Candide. Het verslag van de hand van Captain Stedman over zijn jaren in Suriname bevestigde die reputatie.Ga naar eind15 John Gabriel Stedman (1744-97) was in Nederland geboren uit een Schotse vader en een Nederlandse moeder. Hij nam dienst in het Nederlandse leger en vertrok in 1772 naar Suriname met de rang van kapitein.
Op pag. 56 linksonder de titelprent door Bertalozzi van Stedmans Narrative. Als huurling in het Nederlandse leger om opstanden van Marons in Suriname te onderdrukken, stelt hij vast: ‘Het was aan jou om te sneuvelen, maar aan mij om de wonde te voelen’. Romantisch pathos. Londen, 1794 Collectienr. 0679
‘Geseling van een Samboe Slavin’. William Blake in Stedman, 1796. Collectienr. 0679
| |
[pagina 57]
| |
Zijn taak bestond uit het onderdrukken van slavenopstanden en operaties tegen de Marrons, de gemeenschappen van weggelopen slaven. Hij ging een relatie aan met Joanne, een jonge slavin van vijftien jaar. Stedman was een goed waarnemer en schrijver en schreef een uitgebreid verslag van zijn verblijf, dat in de trant van de tijd handelde over flora, fauna en sociale verhoudingen. In 1791 arriveerde hij met zijn manuscript en schetsen die als basis voor gravures konden dienen in Londen. De meeste gravures in zijn tweedelige werk zijn van de hand van William Blake - krachtige tekeningen, die een intens beeld geven van de behandeling die slaven in Suriname ten deel viel. Uit Stedmans werk blijkt veel sympathie voor de slaven. Hij laat hen als menselijke wezens zien. Toen van zijn werk een Nederlandse vertaling verscheen in 1799-1800 bestond de bijlage uit het tweede abolitievoorstel dat in Nederland opgesteld werd. Het frontispice bestaat uit een zelfportret, met een onderschrift in romantische stijl: From different Parents, different Climes we came,
At different Periods; Fate still rules the same
Unhappy Youth while bleeding on the ground;
'Twas Yours to fall - but Mine to feel the wound.
| |
Abolitionisme en racismeAm I not a man and a brother? Am I not a woman and a sister? They are not my men & brethren, these strange people... Sambo is not my man & my brother. De tijd van het abolitionisme, de beweging voor afschaffing van de slavernij, viel samen met de opkomst van het racisme. De vermenselijking van het beeld van negers in de abolitionistische propaganda ging gelijk op met de verharding van het beeld door toepassing van de categorie ‘ras’. Om deze ‘paradox van de vooruitgang’ te begrijpen moeten we nader ingaan op de processen die toen plaatsvonden. Weer vonden belangrijke wijzigingen plaats in westerse beelden van zwarten - en wel tegelijkertijd in twee tegenovergestelde richtingen - en weer was dit gebaseerd, niet op het feit dat Afrikanen veranderd waren, noch op een veranderde verhouding tussen blanken en zwarten (al is dat ter discussie), maar, in hoofdzaak, op processen binnen de westerse cultuur. Dit principe is hetzelfde als geconstateerd bij eerdere veranderingen, maar het beeld wordt nu complexer. Kritiek op uitwassen van de slavernij was gebruikelijk, maar stond niet gelijk aan afwijzing van de slavernij als principe. Om met de ex-slaaf Frederick Douglass te spreken: ‘It was slavery, not its mere incidents that I hated.’ Het getij begon te keren in de achttiende eeuw. Het begin van de antislavernij-beweging lag in de evangelische bewegingen in Amerika en Engeland, eerst de Quaker-revival van het midden van de achttiende eeuw, gevolgd door de baptisten en methodisten in 1770 en 1780.Ga naar eind16 De zaak van de menselijkheid werd hierbij geholpen door wedijver tussen de gezindten, tussen gevestigd en dissident christendom. Niet toevallig werden de evangelische bewegingen gedragen door mensen van eenvoudige komaf. Antislavernij was een middel om het opportunisme en de gezapigheid van de gevestigde kerken, zoals de Church of England, aan de kaak te stellen. Het was een platform waarop Dissenters en Non-conformisten zich tot een | |
[pagina 58]
| |
‘Moi Libre Aussi,’ Abolitie-leus uit de tijd van de Franse Revolutie (soms met toevoeging ‘1789’). Voorbeeld van een abolitie-embleem waarop de zwarte niet geknield is, zoals op de Engelse tegenhanger ‘Am I not a man and a brother?’. Uit: Massin, Almanach de la Révolution française, 1963
groter publiek konden richten. Daar kwamen veel anti-establishmentgevoel van algemenere aard bij: politieke radicalen en voorstanders van godsdienstvrijheid en parlementaire hervorming sloten zich bij de antislavernij-beweging aan. Het abolitionisme was ook een manifestatie van de Verlichting. Het waren de Franse philosophes die na lange tijd van stilzwijgen het debat over de slavernij in het midden van de achttiende eeuw geopend hadden. De beweging behoort tot de age of the democratic revolution met zijn revoluties en opstanden in Amerika, Frankrijk, Ierland, Saint Domingue, Zuid-Amerika, de Verklaring van de Rechten van de Mens, de denkbeelden van gelijkheid en broederschap, volkssoevereiniteit en democratie.Ga naar eind17 De antislavernij-beweging was verweven met het algemene maatschappelijke momentum van de emancipatie van de burgerij, arbeiders, vrouwen, katholieken en joden. De retoriek van vrijheid strekte zich uit van vrijhandel, vrije arbeid en vrije volken tot vrije mensen. Moi libre aussi was het motto, in petit nègre-idioom, van een Frans abolitie-embleem. De materiële grondslag van de afschaffing van de slavernij was, zoals we eerder aanhaalden, het proces van industrialisatie. In het licht daarvan kregen de slavenkoloniën in de achttiende eeuw al een achterlijke, reactionaire reputatie.Ga naar eind18 Hoe overigens de afschaffing van de slavernij zich zou hebben doorgezet zonder de industrialisatie is moeilijk voor te stellen. Het feit dat de impuls tot het abolitionisme vijftig tot honderd jaar aan de industrialisatie voorafging, maakt echter waarschijnlijk, dat het abolitionisme niet louter uit materiële motieven verklaard kan worden. Het abolitionisme had een enorme culturele uitstraling. Zo schaars als beelden van slavernij vanuit proslavernij-gezichtspunt zijn, zo overvloedig was de abolitionistische beeldproduktie. Hierdoor zijn bijna alle voorstellingen van slavernij waarmee we vertrouwd zijn in feite abolitionistische voorstellingen. De kenmerkende iconografie van het abolitionisme etaleert het christelijk pathos van de beweging: het beeld dat telkens terugkeert is dat van geknielde zwarten met gevouwen handen, als in een houding van gebed, de ogen ten hemel geslagen. Ook al was de abolitionisti- | |
[pagina 59]
| |
sche kunst naar vorm vaak nog neoklassiek, het pathos van de onderdrukte die beter, menselijker, christelijker was dan de onderdrukker was een bij uitstek romantisch pathos. Het is niet toevallig dat het abolitionisme zich bewoog op het grensgebied van classicisme en Romantiek en dat de abolitionistische poëzie een romantisch genre was.Ga naar eind19 De onderdrukte negerslaaf werd tot het embleem van een bezieling en geest van opstandigheid die meer symboliseerde dan afkeer van slavernij alleen. Het abolitionisme riep een tegenkracht op, de proslavernij-propaganda van de planterslobby's. Bovendien waren aan het abolitionisme zelf bepaalde beperkingen verbonden. Deze omstandigheden zetten hun stempel op de beeldvorming, die zich bewoog tussen propaganda en contrapropaganda. Dit werpt licht op de ‘paradox van de vooruitgang’, de gelijktijdigheid van abolitionisme en racisme. Er is echter ook een meer fundamentele reden voor deze paradox. ‘Juist op het tijdstip dat grote aantallen mannen en vrouwen de morele legitimiteit van slavernij in twijfel begonnen te trekken’ kwam het idee van ras op zichzelf te staan.Ga naar eind20 Ras kwam naar voren als de buffer tussen abolitie en gelijkheid.
De Engelse Abolition Society werd opgericht in 1787. Ze was gericht tegen de slavenhandel, niet tegen slavernij. In 1807, na twintig jaar pressie en parlementair debat, werd de slavenhandel door Engeland buiten de wet geplaatst. Pas in 1823 werd de organisatie opgericht die bekend staat als de Anti-Slavery Society, al geeft de volledige naam, The Society for the Gradual Abolition of Slavery, iets meer inzicht in de verhoudingen. In Frankrijk werd met hulp van Engelse Quakers in 1788 de Amis des noirs opgericht. De beweging voor de afschaffing van de slavernij kwam er, evenals in de Verenigde Staten, pas in de jaren '30 van de negentiende eeuw tot stand. In Nederland kwam het parlementaire debat over slavernij in de patriottentijd op gang, onder meer bij de voorbereiding van de nieuwe grondwet door de Nationale Vergadering in 1797. Het rapport terzake, opgesteld door de Commissie Floh, stelde toen dat in principe natuurlijk ieder beschaafd en verlicht mens tegen slavernij is, maar dat men moet laveren: ... tusschen loutere wysbegeerte en waare Staat kunde; tusschen Menschlievendheid, en zorg voor het behoud en aanzien van de Burgerstaat; tusschen de inspraaken van het hart en de voorschriften van het verstand;
Fragment van een prent uit Punch 1876. Collectienr. 1378 b
en eindelyk tusschen den plicht van den natuurlyken, zedelyken mensch, als een onafhanglyk wezen, en den plicht van den Wetgever eener Maatschappy, als gebonden aan gebiedende omstandigheden, die geenszins te zyner beschikking staan.Ga naar eind21
Retoriek van de Verlichting (‘burgerstaat’, ‘voorschriften van het verstand’) wordt hier op subtiele wijze ingeschakeld ter verdediging van de slavernij. De ‘gebiedende omstandigheden’ verwijzen naar Suriname. Hier hadden planters al van zich laten horen, typisch genoeg in anonieme pamfletten. Ze betoogden dat emancipatie niet alleen de koloniën zou bedreigen, maar door het verlies van de koloniale handel waarop ieders welvaart gebaseerd was, zou het voortbestaan van het moederland zelf groot gevaar lopen. Ook werd gewezen op het gevaar van Santo Domingo - waar een slavenopstand geresulteerd had in een onafhankelijk republikeins be- | |
[pagina 60]
| |
wind: het baken van hoop voor zwarten in het westelijk halfrond en het teken aan de wand voor koloniale en plantersbelangen. Proslavernij-lobby's waren ook actief in Amerika, Engeland en Frankrijk. Voor de planters in West-Indië en het Amerikaanse Zuiden stonden grote belangen op het spel. Suiker, tabak en katoen, de belangrijkste produkten van slavenarbeid, waren gebaseerd op een arbeidsintensieve vorm van landbouw. Zonder lage arbeidskosten zouden de plantages nauwelijks rendabel zijn. Economisch gewin was het voornaamste argument van de proslavernij-lobby's, maar om hun standpunt kracht bij te zetten werd er van alles, van biologie tot de bijbel, bijgehaald. Daarbij werd georganiseerd te werk gegaan.Ga naar eind22 De lobby's verzetten zich in eerste instantie tegen pogingen om de slavenhandel onwettig te verklaren; in de tweede ronde richtten ze zich tegen emancipatiewetgeving; in derde instantie probeerden ze om de emancipatie zelf aan voorwaarden te binden. Voor Engeland lag tussen het verbod op slavenhandel en de vrijmaking van de slaven een periode van zesentwintig jaar. Aan de Britse Westindische planters werd ter compensatie een bedrag van in totaal 20 miljoen pond uitbetaald en aan de vrijmaking van de slaven werd een officiële overgangsperiode van vier jaar verbonden, de zogeheten apprenticeship period van 1834 tot 1838. Gedurende deze periode moesten de vrije negers op de plantages blijven en doorwerken als voorheen. De proslavernij-lobby slaagde er nooit in om tot de verbeelding van het publiek te spreken en een populaire zaak te worden, zoals het abolitionisme; maar wel had ze een culturele uitstraling en een invloed op de publieke opinie die lang zou doorwerken. Achterhaalde denigrerende denkbeelden over zwarten werden nieuw leven ingeblazen en geschriften opnieuw uitgegeven om de planters van argumenten te voorzien - Edward Longs History of Jamaica werd ook in New York uitgegeven in 1788. Gerenommeerde schrijvers als Thomas Carlyle, Anthony Trollope, William Makepeace Thackeray, Charles Dickens traden op als woordvoerders van de lobby of onderschreven haar visie. Het Occasional Discourse on the Nigger Question (1849) van Thomas Carlyle, een van de meest virulente racisti-
‘Am I not a woman and a sister?’ het bekende embleem - de vrouwelijke versie - van de Engelse beweging voor de afschaffing van de slavernij. Geknield in gebed, de gekerstende slavin.
‘L'Esclave affranchi’ Omslag van bladmuziek. De bevrijde slaaf, de ogen ten hemel geslagen, in het genre van romantisch pathos. Parijs, 1849. Collectienr. 2536
| |
[pagina 61]
| |
‘De neger in West-Indië’; Duitse prent. Hartstochtelijk wordt God aangeroepen.
‘Weit von meinem Vaterlande Musz ich hier verschmachten und vergehn. Ohne Troszt in Müh' und Schande; O, die weiszsen Männer' klug und schön!! Und ich hab' den Männern ohn' Erbarmen'-Nichts gethan! Du im Himmel, ach hilf du mir armen Schwarzen Mann!’ Collectienr. 3839 sche geschriften die de negentiende eeuw heeft voortgebracht, werd in deze context geschreven.Ga naar eind23 Charles Dickens, een ‘sociaal’ auteur waar het Engeland betrof, ging regelmatig tekeer tegen ‘Sambos’, ‘natives’ en ‘ignoble savages’. Naar aanleiding van een Niger-expeditie schreef hij in een essay van 1848: ‘Tussen de beschaafde Europeaan en de barbaarse Afrikaan ligt een wijde kloof... Om de gebruiken zelfs van beschaafde mensen te veranderen... is een uiterst moeilijke en langzaam verlopende taak; maar om dit bij onwetende en wilde rassen te doen, is een arbeid die, als de geleidelijke veranderingen van de aardbol zelf, een tijdspanne behoeft die duizelt om naar te kijken.’ Ook het abolitionisme zelf, hoe welgemeend ook, was niet hetzelfde als de overwinning van racisme. Afschaffing van de slavernij was niet hetzelfde als emancipatie voor negers. Het abolitionisme gaf aanleiding tot een nieuwe beeldvorming van zwarten - een vermenselijking maar ook de popularisering van een beeld van zwarten als slachtoffers. De christelijke inslag van de abolitionistische beeldvorming was hier mede debet aan. Dat het icoon van het abolitionisme de figuur was van de geknielde neger - de handen gevouwen, de ogen ten hemel geslagen - was niet zonder betekenis. Het maakte de emancipatie daarmee ook voorwaardelijk: op voorwaarde van bekering. Het beeld lag in het verlengde van de zeventien-de-eeuwse voorstelling van Philippus' Doop van de Eunuch, ook een geknielde Ethioop, en al eeuwenlang het symbool voor de kerstening van die niet-christelijke wereld. Het meest populaire abolitionistische geschrift, Harriet Beecher Stowes De Hut van Oom Tom (1853) schiep een nieuw en sindsdien spreekwoordelijk stereotype. Uncle Tom is de dociele neger die alles over zijn kant laat gaan, zich opoffert voor zijn meester en geacht wordt sympathie op te wekken omdat hij niet in verzet of opstand komt. Het negerbeeld dat door blanken werd opgeroepen om sympathie met zwarten te wekken werd onder zwarten juist een scheldwoord voor iemand die over zich laat lopen. Oom Tom is zwart en toch een christenmens. Dit sluit aan op een vertrouwd westers thema - zwart en toch, zoals in zwarte huid maar witte | |
[pagina 62]
| |
Illustraties uit drie edities van De Hut van Oom Tom. Kleine Eva doet Oom Tom een krans om, leert hem schrijven. Frankrijk, 1853; België, 1940; Nederland, (1950).
Collectienrs 1169, 1046 en 0879 ziel en het nigra sed formosa, zwart maar schoon, van het Hooglied. Zo lezen we bij William Blake, The Little Black Boy: My mother bore me in the southern wild,
And I am black, but O! my soul is white;
White as an angel is the English child,
But I am black, as if bereav'd of light.Ga naar eind24
Een Nederlands abolitiegedicht van Nicolaas Beets luidt: Och Neerlands machtigen en braven!
Verbreekt ons juk;
Brengt, brengt uwe arme negerslaven
Toch eindlijk, eindlijk uit den druk.
Wij zijn wel zwarten,
Maar hebben harten,
Zoo goed als gij.
En zoo uw harten beter zijn,
Verlost dan de onzen van de pijn!
Veel lijden wij.Ga naar eind25
Aan de afschaffing van de slavernij werden door sommige abolitionisten ook metterdaad voorwaarden verbonden - in Amerika met name emigratie: terug naar Afrika. Harriet Beecher Stowe sloot zich bij deze stroming aan, een visie waar ook een aantal slavenhouders zich in kon vinden, maar die fel bestreden werd door de Amerikaanse abolitionistische beweging.Ga naar eind26 Het proces van emancipatie zelf ging ook gepaard met racistische bijgeluiden. Een yankee strijdkreet in de Amerikaanse Burgeroorlog (1860-1864) luidde: We ain't for the nigger but we are for the war.Ga naar eind27 De uiteindelijke emancipatie Proclamatie in Amerika in 1863 inspireerde de | |
[pagina 63]
| |
Cincinatti Enquirer tot het commentaar: ‘Slavery is dead, the negro is not, there is the misfortune. For the sake of all parties, would that he were.’Ga naar eind28 Wrange commentaren en grappen in Britse media waren ook niet van de lucht.Ga naar eind29 In Engeland zelf vlamde het raciale debat twee jaar later op na de bloedige onderdrukking van de Morant Bay opstand in Jamaïca door gouverneur Eyre. Vijfhonderd Jamaïcanen verloren hierbij het leven en tallozen werden streng gestraft. Gouverneur Eyre vond enthousiaste bijval voor zijn optreden, met name van de kant van auteurs als Ruskin, Tennyson, Carlyle en Dickens. The Times schreef dat de Engelsen bedrogen waren door de abolitionisten met de gedachte dat ‘de wereld voor Sambo gemaakt was, en dat het enige nut van suiker was om het bestaan van Sambo te verzoeten’.Ga naar eind30 Nederland schafte de slavernij af in 1863, in hetzelfde jaar als de Amerikaanse emancipatie - 68 jaar na Denemarken, 30 jaar na Engeland, 15 jaar na Frankrijk. Ook hier waren er bijgeluiden, typisch genoeg financieel van aard. De Tweede Kamer besloot tot een vergoeding van 300 gulden per slaaf voor ‘de ongelukkige eigenaren, die zich toch al zoo vele offers moesten getroosten.’ Niettemin stemden elf leden tegen, onder wie één meldde dat hij tegen de vrijlating ‘financiële hoofdbedenkingen’ had.Ga naar eind31 Ras stelde nieuwe sociale grenzen vast juist in de tijd dat oude grenzen kwamen te vervallen. Zoals George King zei, een vrij man uit South Carolina: ‘The Master he says we are all free, but it don't mean we is white. And it don't mean we is equal.’Ga naar eind32 Ras was het antwoord op het ‘probleem van de vrijheid’. Dit spanningsveld is sindsdien de arena van de beeldvorming van wit over zwart gebleven.
Jubileumplaat van de slavenbevrijding in Suriname door C. Jetses, (1913). De ketens zijn geslaakt in Christus' naam. Collectie Negrophilia
|
|