Dal Bhat Chatni
(1977)–Jit Narain– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
Arui
vraagt maar weinig
veel meer geeft zij terug
sterk aan
eerst door uitbuiting
nu door motieven
verzwakte
jij bent nog
niet waard
mijn tomatenaanplant
die de zorg heeft
van de kracht
van de juiste geest
met het alert
beminnende oog
van de boer
een speelbal
in de surinaamse
werkelijkheid
| |
[pagina 7]
| |
zomaar
klim je een boom in
om daarna doelloos
te staren
krachteloos
de gedachten ingekleed
met een weelde
aan fantasie
zoals het
een plattelander
overvallen kan .... ....
wat wil je
een jong van tien elf
met een slinger
om de hals
in gedachten
de schutter uithangt
zich verslikt
in één van zijn
lekkerste happen
speelt als de held
verstomd
zich zorgvuldig
beziet
tweemaal zo groot
geschoren
met snor
en schoenen aan
een leren riem
aan zijn pantalon
over de borstrok
en het overhemd
met liefst
lange mouwen
tot onder de navel
.... .... verschrikt
bij te komen
terwijl je
een mier doodstrijkt
bedenkend
dat je klein bent
aan gezag onderworpen
zelden raak geschoten
af en toe
vlees op rijst proeft
dat smaakt en zich
herinneren doet
vaak genoeg
met knikkeren
hebt verloren
en in nog
geen drie maanden
jouw korte broek
met ingebouwde jarretels
waarover
| |
[pagina 8]
| |
een willekeurig overhemd
vernieuwd krijgt
klim je de boom uit
om je dan
te realiseren
dat de koeien
op je wachten
je de jongeren
moet helpen baden
en de afwas
nog doen moet
waarna je losbarst
in een gezang
om nu aan alles en ieder
in de buurt te vertellen
dat je er bent
en als het ware
je te overtuigen van
het ouderlijk gezag
ren je naar mama toe
om te vragen
of je nu al
met de sikkel
om de schouder
naar het veld
mag vertrekken
waar de mieren
zo goed aarden
tussen de golvende
malse murena
en de groene scherpe
sarpat-pollen
in de plassen
de dhaniya
en de kena-ghas
ik weet niet meer
hoeveel malen
ik heb omgespit
die oppervlakte klei
te ontdoen van
titki en lanti-ghas
een grootte van
twee bij twee meter
werd een broze
vruchtbare
zwarte kleimassa
voor mijn
vijf tomatenplantjes
ontkiemd
om en bij ons machan
naast een hoge stille
awarapalm
waarvan ik de schaduw
| |
[pagina 9]
| |
mij herinner
als mijn parasol
's middags
tijdens de afwas
het bleef niet bij
de vijf gaten
van koemest te voorzien
voor de kleine
zach te zesbladerige
neonaten uit
onbekend ouderschap
dagelijks
na school en middagmaal
holde ik
met een houwer
en een tjap
om weer eens te kijken
naar de weerloze
plantjes
die als teken
van de steeds
weer verloren strijd
tegen de hoge zon
hun krachtverlies
vertoonden door
de flauw hangende
blaadjes
de schade werd
allengs minder
wij waren
met ons zessen
de zon alleen
en ja ... ...
in tien dagen
was het zover
ze leken
te hebben gekozen
en zich
te hebben begeven
op het pad
van leven en plicht
nog eens een week
en zie ... ...
daar staan ze trots
zo groen als mogelijk
zo statig
als de bamboespruit
mijn geest bekorend
en tot zich lokkend
| |
[pagina 10]
| |
voor ook soms
in mijn verbeelding
bestaand onkruid
op die dag
die
onvergetelijke dag
waarop mijn tranen
niet rijpen wilden
mijn keel
verdroogde en
pijn deed
mijn spraak
verstomde
de gedachten
versteenden
de ogen
zich sloten
om niet te zien
laatstaan
te begrijpen
dan wel
zich te herinneren
die plant
vol leven
donzig zacht
maar nee ... ...
die vlaag
ging mij voorbij
en ik moest weten
om mij te wreken
op het kwaad
dat had getroffen
de één
van de vijf
die uitgeblust
mij
treiterend aankeek
was het
om mij te plagen
alsof het
geen pijn deed
heel gewoon
is te sterven
zo gewoon
dat ik
het verspoedigde
met een ruk
| |
[pagina 11]
| |
en een ommezwaai
was ik de
oude weer
mij vastklampend
aan de overige
hoopte ik
en verwachte
de beloning van
al was het maar
één enkele tomaat
vandaag is de
zoveelste dag
dat ik zo dichtbij
mij zit af te vragen
wanneer
de eerste bloesems
mijn verwachtingen
zullen strelen
ik zie ze hangen
zo open
als mijn pupillen
ik tel
ik tel
tot voorbij
het zelfbehagen
om dan te zeggen
van nee
ze komen heus wel
en te glijden
van de gehurkte zit
in een meer
kruipende houding
om als het ware
te golven
als mijn plantjes
dat kunnen
gevangen in de stroom
van de noordoost-passaat
ik steek mijn nek uit
met mijn handen
op de rand
van de met gras
begroeide aarde
en het zwarte
brokkelige klei
om mijn neus
te doen overtuigen
van de geur
van mijn planten
het zijn er
nog maar vier
ik ruik aan één
| |
[pagina 12]
| |
tussen de andere
en mijn pupillen
ik voel aan mijn zinnen
hoe aan haar gezogen word
om te worden
een gestalte in mij
nu ik ontnuchterd ben
hoor ruik voel
zie en proef ik
mijn wezen in haar
mijn plant
al draagt zij
nog geen tomaten
ga tuier lalki
maar opnieuw
en kom
snel terug
je moet nog
naar de pelmolen
ja ma
zeg ik
en start mijn motor
richt hem de dijk op
om vliegensvlug
te razen
tussen al dat groen
langs de weg
naar de stilstaande koe
die mij hoort naderen
en dankbaar verwelkomt
zwaaiend met de staart
ik was nauwelijks
de hoek om
of ik ving
een glimp op
van de tegenligger
en besefte
dat het gedaan was
vertelt een chauffeur
die zijn auto
totalloss terugvindt
na al die ellende
van die ene dag
zo verging
het mij ook
toen ik zag
dat ik nu
kwijt was geraakt
één van de vier
aan mijn
| |
[pagina 13]
| |
moeders misschatting
vergoeden zou ze mij
met een ah-hoi
zij had te vertellen
de grote regisseuze
ik figureerde maar
zonder inspraak
daarom moest
lalki maar ontgelden
het kwaad van een jong
nog niet eens
in de puberteit
met ettelijke pijnlijke
striemen op haar huid
kon ze onder de jamun
haar beklag doen
aan wie
moest ze zelf maar weten
wie werkelijk helpen zou
was de denkende domme
ook vertegenwoordigd
in mij
nu haar vergeven
naderend met
een vredelievende lach
mijn vader
werkt in loondienst
een boer
is hij ook
slechts bij
planten en oogsten
van de rijst
waarvan de opbrengst
haar eigen onkosten
niet meer dekt
hij wil er zelfs
van af zijn
dat verloederende werk
vanaf zijn jeugd
misschien daarom
dat hij het kijken
niet waard vond
mijn plantjes
mijn werk
kosteloos en toch fraai
mijn moeder begrijpt
mijn enthousiasme
niet eens
| |
[pagina 14]
| |
nog minder
mijn leed
sinds de vorige dag
vind ik niet
volmaakt meer
mijn werk
dat getroffen werd
door omstandigheden
buiten mijn macht
nog even schattig
kijken ze mij aan
nog altijd
ontvangen ze mij
met hun kinderlijke
vriendelijkheid
maar kijken
doe ik toch
naar dat
broze oppervlak
een obsessie
die twee hoopjes
klei
één met een krater
de ander
met een stomp
geen vergelijk met
wat zo dichtbij nog
haar ahirva danst
nog minder met
mijn gevoel
voor evenwicht
wel
in overeenstemming
met het lot
van de boer
die zo jong al
ervaren moet
het onrecht
zonder pardon
zo fris als
de ochtend
zo vriendelijk
als de morgenzon
ondergaat ze
het gekrijs
ieder jaar weer
die kleuters
wier lijven
in de banken
sidderen
verward zijn
door deze
| |
[pagina 15]
| |
eerste
echte scheiding
lokt
de kinderjuf uit
tot
het wijze gezegde
van
het went wel hoor
een drenkeling past
de triomf
van het gevecht
tussen leven en dood
zijn longen
vol zout
is het minste
dat hij lust
en toch .... ...
de dagen van de ezel
veranderen
zegt men
al krijgt hij
geen gouden horens bij
bevrijding is er pas
wanneer een gevangenschap
is geweest
wijsheid na onwetendheid
vandaag ben ik dan
ontvankelijk
voor deze wijsheid
als ik zie mijn
drie knuffelobjekten
de zon
met overgave begroeten
zo stil
als deze wijsheid
zo lang zich
in mijn hart verborgen
dit moment verkiest
van mijn bereidheid
te aanvaarden
deze nieuwe realiteit
van de drie
jubelende genieters
met als begeleiders
het kratertje
en het stronkje
met mij er tussen
is het best
gezellig weer
je ziet glinsteren
het vocht aan de haren
| |
[pagina 16]
| |
die trillen
bij het opnemen
van de zachte
heldere zonnestralen
het doffe groen vergaat
in alle tederheid
en wat dan ontstaan
zijn de projekties
in mijn gedachten
van deze
onvervalste eenheid
van de elementen
der natuur
in vorm plaats en ruimte
mijn planten zijn verweven
met de aarde
die de voorbeschikte vorm
alle reliëf geeft
samen met de zon
verbonden met de ruimte
tellen ze mee
in de kringloop
van komen zijn
en gaan
mijn trots vergaat
in het verloop
van de kwelling
met een bewustzijn
dan niet meer
van een dromer
maar één
van een boerenjong
zonder glans
liefkozing en
enige helderheid
in het bestaan
zonder de tederheid
van het gemak
in het leven
en liefdevolle
bejegening
van de medemens
zonder iets
om het niets
te kunnen miskennen
raak je de wal
lijkt het schip
inorde
klim je aanboord
kantelt het schip
aan die zijde
| |
[pagina 17]
| |
voor de boer
in ons suriname
bestaat slechts
een komen en een gaan
het zijn laat hij telkens
over aan de kinderen
hoe lang
zal nog duren
dit boerenbestaan
met de handen
op de zak
red jij
nauwelijks
het leven meer
een eigentijdse prijs
moet je vragen
maar die kost telkens
een deel van die bron
waaruit de kracht
wordt geput
tot de prestatie
van elke dag
in engere zin
leeft hij niet
om het koesteren
van idealen
of zich nuttig te maken
aan vriend vijand
en zichzelf
het goede te bejegenen
of het kwaad te verdelgen
hij leeft
met de grillen
is het niet
van het staatsbestel
dan van de natuur
in en om hem heen
vaker beide
konservatief reaktionair
landbezitter racist
vaak dit alles
in één woord gelijk
ingekleed met jaloezie
haat en superioriteit
hare malik
was hij maar werkelijk rijk
veertig jaren zijn
ruim geweest
| |
[pagina 18]
| |
om te weten
en te verwerpen
die nationale geest
van de nationalist
uit de stad
die een ziekte erbij werd
voor zowel
het land als zijn dienaar
één die werkelijk voor sterft
de ander altijd in naam
de boerenjong
die zo lang nog gaan moet
leert al gauw de principes
door het onderwijs
om niet te aanvaarden
de modder de tegenslag
en die vuile huid
van de ouders familie
en gaon ke log
vergeet het ... ....
het was lang niet
zover met mij
ik moest en wilde
aanvaarden ook
de drie overgebleven
mijn plantjes
met dezelfde hoop
wachte ik
de verwerkelijking af
die telkens zelf bepaald
wanneer de tijd rijp is
te verklappen de essentie
van waar het om gaat
geboren te zijn
in een gezin
op het platteland
minderwaardig zeggen ze
waarook .... ....
zelfs in
laatstaan
buiten dit bedrijf
nee .... ....
met veel verdriet
helaas
verdrijf
kijk naar die twee stieren
vernederd door de bekwaamheid
van drie honden
die waken voor het wel en wee
van de boer
die 's nachts al wakker is
| |
[pagina 19]
| |
te verslepen zijn manden
vol tayerblad en boulanger
mijn broer
knikt van nee
hij denkt dat
het bokken zijn
horens ziet hij
wat ik tot voor kort
voor oren aanzag
maar waarom zitten ze
de stieren achterna
beide hebben toch
dezelfde belangen
ik neem aan
dat hier
om het grasland
te doen is
voor de bokken
lijkt de toekomst
weer gezegend
voor de stieren
is hoogstens
het heden overbrugd
hee ... ... ...
het doet mij
aan aja denken
die altijd zei
doe vandaag
wat je morgen
ook kunt
schuif dat deel
opzij
welke je heden
onverstandig
aan het opmaken
bent
maar zou het
waar zijn
al die figuren
in de wolken
ze zeggen dat daar
de tuin is van god
ik weet het niet
zeg ik
verward en onwetend
laat ons mijn tuin
'ns gaan bekijken
of de natuur daar
al zover is
| |
[pagina 20]
| |
bloesems wil ik zien
die mij dragen zullen
over de golven
van de daad
naar de konklusie
van het verstand
gemengd met
gevoelens van geluk
een prijs
die jij jezelve schenkt
als kind
in een boerengezin
waar komplimenten
schaars zijn
evenals de middelen
tegen elk
toekomstig geweld
een aanslag
wordt het telkens
van het spiegelbeeld
op het objekt
dat door elke
denkbare schutting
heen getrokken wordt
om op te gaan opnieuw
in het schouwspel
van de wolken
onder regie van
jehova's jezus
christus misschien
ik zag hem komen
een man in het zwart
met een blanke huid
van wie ik gehoord had
als zijnde een luitenant
in het leger van hun god
hoe naderbij hij kwam
hoe groter werd zijn kruis
nietiger zijn verschijning
strakker zijn hoofd
wijder die pupillen
verbaasder zijn gezicht
trager zijn gang
waggelend zijn lijf
houterig zijn benen
duizelig zijn geweten
onzeker zijn daad
van een paar schoenen
voor de boerenjong
in naam van
jezus christus
de zoon van zijn god
| |
[pagina 21]
| |
de pater stort neer
de valse melodie verklinkt
en nauwelijks bekomen
van de verwondering
zie je ze komen
zonder ontzag
voor levenden en doden
het echte leger
van de westerse beschaving
de schoenen opeisen
in de vorm
van mijn diensten
voor het heil
van de mensheid
in wezen een kudde blanken
die voor mij maar
hun bijbel het beste achten
voor zichzelf
mijn plantjes
waarvoor ze ook
onderhandelen willen
dan niet zonder bedreiging
ik zie de knoppen
en voel de spanning
tenslotte zich ontladen
in de klanken
van de taal
welke in de verte
zich verzoenen
met de stilte
van de morgen
weerspiegeld in de kikker
nog met gesloten ogen
genietend van de koelte
onder de takken
die zich
verstrengeld hebben
tot een eenheid
welke de boer dikwijls
verleid tot ingrijpen
want solidariteit
betekent verlies
liever drie planten
elk apart
met veel vrucht
weinig blad
dan een drieëenheid
mooi om naar
te kijken
lelijk
als je ook
geld ervoor
wilt opstrijken
| |
[pagina 22]
| |
die zich
ingegraven kikker
voelt hij zich
misschien als ik
in mijn nieuwe kleren
of als de planters
tijdens hun pauzes
of als onze jongste
in mijn schoot
vies ben ik van hem
en spuug
in een halve draai
deert hem wat ... ....
onverstoord blijft hij liggen
wat mij duidelijk niet aanstaat
een kikker
onder mijn planten
geen denken eraan
een duw met de stok
zal zijn natuur
wel aanzetten tot
de sprong der zekerheid
op niet eens
één meter
daar vandaan
verdraaid
een bloem
ik kijk naar de hemel
met betraande ogen
zal deze de kracht
van die stralen doorstaan
zal daar nou uitkomen
mijn bleek-groene tomaat
mijn twijfels rusten
op goede gronden
de gedachten helaas
zijn luchtkastelen
wel fijn
te genieten
altijd zeer dichtbij
vijftig van die planten
gemiddeld
de vijfentwintig tomaten
drie voor twee stuivers
zijn een hele hoop kwartjes
één voor het kola-broodje-sardien
het andere voor het frigi-papier
| |
[pagina 23]
| |
een derde voor de klos garen
vierentwintig wil je
met nummer twee voetballen
de knikkers kosten maar
de cent één
wat schriften liefst dikke
potloden met liniaaltje erbij
een vulpen potje inkt
die maandagcenten
smullen bij de mae's
zal geen zeldzaamheid meer zijn
tot de werkelijkheidszin
zich meester maakt
van die
verlammende gedachten
van elke dag
door zich
van binnen loswoelend
uitende met een brede lach
in gebaren van ontkenning
begeleid met de woorden
na man tuhun
welke niet veel meer
betekenen kunnen
dan was het maar waar
voel je jou weer
op de aarde staan
die kippen toch
van onze eenzame immigrant
oud lichtdoof
een vergeten pionier
nog wel wist te vertellen
over die boot dat oerwoud
en de hollanders
zijn land verzweeg hij
met betraande wangen
en bevende kaken
deze brits-indiër
leek verbruikt
op school ging het vandaag
zonder de smak van de bordwisser
ofschoon ik voortdurend afwezig was
door mijn bloemetje in gedachten
een welkome
doch slaapverwekkende bezigheid
zo tegen de middag
wanneer de onderwijzer
geïrriteerd voorzich uitkijkt
over onze koppen heen
of de direkteur
misschien niet komt aanrijden
| |
[pagina 24]
| |
en wij maar stil de regels volgen
want je weet nooit
wie en wanneer hij aanschiet
ononderbroken
holde ik van school
die twee kilometer
naar mijn veld
en storte neer
als door de bliksem
getroffen boom
een beroerte ....
ach nee
een ramp ... ....
nee
eigenlijk niets bizonders
drie kippen hadden zich
half ingegraven
onder de bron
van mijn genietingen
mijn houvast steunde
moedeloos op elkaar
onder de hoge middagzon
windstil vochtig en benauwend
wat hadden zij mij nodig
de half ontwortelden
met verflenste bladeren
helder van geest
en met de zorg van de navu
sneed ik het water
met mijn handen aanéén
en zegende als een
beter wetende pandit
gekonsentreerd met
zeer veel liefde
om maar te zwijgen
van mijn haat
tegen de kippen van
onze bahira
o bloemetje
ach bloemetje
na weken van wachten
verscheen je
om te doen verwelken
het in mij
ontwakend bewustzijn
van menselijk trots
als middel te komen
door het leven
zo eenvoudig
als de adem
| |
[pagina 25]
| |
maar dieper dan
het simpele verdriet
op het moment
dat het hart om geeft
het bloed doorstroomt
de vergeten gaten
verloren ben je
als een lijk
in de as
van wallaba
en vers
als de vergane
in het geheugen
van hen
die treuren
hulpeloos als de flambouw
in de storm voor de regen
die nu elk ogenblik
strelen zal
de dorst van de snaren
die ontstemd in
mijn planten
hen verlegen doen vragen
om hulp van
een machteloze dromer
die naar de wolken kijkt
zwaar hangend
aan de blauwe hemel
die ginds helder getuigt
van de stralen van de zon
schijnend over
het beregende oerwoud
wel
wat lijkt de kankantri
groter dan anders
wat voel ik me kleiner
dan de gewone mier
die uitgekeken
huiswaarts keert
zonder jou
och
wat hing je toch onvast
gelijk
de omstandigheden hier
het land van de boeren
het platteland
de regen bleef uit
het wordt een morgen
als van de andere dagen
| |
[pagina 26]
| |
stil koel
de schuine zon
moeder vader
broers en zusters
alles éénder
behalve mijn hart
piekerend
over het verleden
vol pessimisme
mij drijft
naar het schoollokaal
waar alles zich ook
als gisteren ontbloot
onfris benauwend
en vernederend aanvoelt
ezels beesten stommerikken
koppen schoppen
verdomde schepsels
rakkers poten
krabbels en schoften
om aan te horen beloofd
de leraar is onze vrees
die notabene
lid van de staten werd
de dag verloopt als anders
tot ik mijn rampgebied betreed
onbespaard ook
van een hoop hondenstront
kijken mijn godinnen
lichtschuwend
op mijn biyas
van hoop en zegen
verwikkeld in de strijd
van leven en dood
tegen het al
verliezende symbool
van onvervalste edelmoedigheid
dat plichtsgetrouw oversteekt
het veld van het onrecht
en verleid wordt
tot het kwaad van de ondeugd
elke keer weer
tussen twaalf en drie
water
water is de roep
van de benevelde geesten
en kijk daar staan
de boerenkinkel
met zijn lotushanden
sproeien zijn verstokte lot
terend op de eerlijkheid
van de gefixeerde fantast
in zijn wereld
waar alles is als de goot
| |
[pagina 27]
| |
is er zon
dan heerst weer droogte
komt er regen
dan verschrikt de watersnood
ik at uit het bord
en dronk uit de kan
zo beschadigd
als ik deze avond
stil in een cirkel
om die olielamp
peinzend over
dit dodende leven
waarin het woord
van moeder
opdracht onthult
gebaren van vader
gebod ontvouwt
kinderen zoals wij
niet eens is gegund
te rijpen in spel
hoe simpel ook
maar gewenst
te ontspannen te vergeten
de geprikkelde zinnen
door het vergelijk
op school en op straat
met die onbezorgde lui
neerkijkend met ons sollen
met woorden cijfers
en geheugens op hun best
broeken gestreken
en schoenen onder hun zolen
zonder die verschroeide huid
alleen al genoeg
voor de wisselende afkeer
boeren werken
met de kracht
van de spieren
en dienen
de macht
van de woorden
de cijfers
en de wapenen
een boerenjong is de zes
een arbeid vele malen waard
dan de acht
van zijn klasgenoten
van beter komaf
maar met minder lof
zo er één was
| |
[pagina 28]
| |
een kwelling als basis
om op te klimmen
in de maatschappij
met een begeleiding
als de christelijke kerk
die voorschrijft
rechts in de hand
de bijbel ter bekering
links het zwaard
ter demoralisering erna
zo ook ongeveer proef ik
in mijn aanplant
een bekering
in de omstandigheden gekleed
die nu
als hun zwaard beangstigt
en de frustratie
steeds verkwikt
voerende tot daden
in deze spiraal
naar de afgrond
waarin de noodzaak je
jouw schaduw ontneemt
het blijft
een zon loodrecht
op de kale huid
ontwijk je hem
dan faalt
jouw verantwoordelijkheid
aanvaard je het leed
misschien raak je het geluk
om dan gespannen
weer te hopen
als die aanraking niet
jouw dood al is geweest
frustratie is niet alleen
wat je ervaart
zij is geworden
een trek van
dit boerenbestaan
je leeft ermee
en beleeft het kontinu
zij is een bewustzijn
een deel van jouw ziel
te vergelijken met
het superioriteitsgevoel
van vele stedelingen
even verderop
die met uitgeperste
pulpdroge parolen leven
en graag spotten
met de stand van de boer
de houthakker en de veeteler
eigenlijk een machteloze
| |
[pagina 29]
| |
klasse van armoedzaaiers
met vele alkohol
verzuipende vluchters
spiralend naar een vacuum
afglijden
waar hun ontbinding
hen tegemoet treedt
ontnuchterend verteld
over de illusies
van het bestaan dat
grotendeels gedikteerd wordt
uit de stad
met haar beschaving
een pseudo beschaving
een goedkope beschaving
van gekiste zielen
die om bevrijding smeken
met de arrogantie
van de brahman
die besmeerd met spuug
van ook de analfabeet
ten onderging
o beschamende stad
onzekerheid is jou
ook de ellende
overspel konkubine
gemotiveerde luiheid
kledij van je welste
hoe je dat betaalt
valt op aan
jouw vrouwen
de vraag blijft
wat je zelf
aan verandert
schande schande
hoor ik verwijten
de helden van suriname
in die dagen van
slavernij en kontrakttijd
daarna niet meer
drie in elkaar
verstrengelde
tomaten planten
verflenst en verflets
zorgen barend
tegelijk
vertroostend overgaand
in de volgende aanplant
is de werkelijkheid hier
ontmoediging blijkt
een meedogenloos zwaard
dat verschrikt
| |
[pagina 30]
| |
en doet vluchten
naar de vergaarbak
die stad heet
voor velen
een vervroegde onthoofding
in de strijd om het bestaan
de wisselvalligheid
in de landbouw
is groter
dan elke houvast
voor de
vertroebelde geesten
aan de moraal
uit de veda's
ramain en de koran
de verschrikking in de stad
overleven velen verdwaasd
mensen
zonder sociaal aanvaarde
motivaties
worden makasneki's
in kapasi holen
arbeid verlost
is de basis van de macht
als middel om te strijden
voor verdeling naar behoeven
het geeft niet waar
als het maar dient
de dag van morgen
de hoop om verwerkelijking
van het ideaal van vandaag
ze staan in bloei ... ...
bloesems
niet zo intens
als mijn eerste
die het begaf
ook niet
zo begeerd meer
want wie anders
dan hij
de boer weet
nu liever te berusten
dan te hopen op
vruchten met
wat tomaten smaak
bloemen
uit een zachte huid
geven vruchten met
veel zorg gekneed
en niet zoals deze
| |
[pagina 31]
| |
die verdrietig
staan te wachten
op regen zon wind
of op mij
ik weet het niet meer
en wil het niet weten ook
banden worden
niet meer aangehaald
wijs ben ik nu
voor een ander begin
met een gezonde hoop
kenmerkend voor
het boerenbestaan
zonder deze hoop
was ik geworden
beslist een worm
in de stad
parasiterend op
het groen op de markt
en de zweet in de zakken
van landgenoten
ook mensen
maar anders beschaafd
gistermiddag nog
zaaide ik
wat tomatenzaad
dichtbij de koestal
waar de aarde
vochtig is
en vruchtbaar
vastbesloten ben ik
om door te gaan
en als boer
mijn lot te aanvaarden
steunend op het besef
dat ik
alleen dan waard ben
te betekenen
een echte zoon
des vaderlands
door al die ellende
mij zeer wel bekend
maar liever een ellendeling
in de strijd om het bestaan
dan één daar zonder
op zijn staart
te zitten bedenken
hoe de prooi zich
vangen laat
| |
[pagina 32]
| |
laf in jouw wezen
jij met jouw
a(nti)-sociale geest
surinamer
dan schaam ik
mij ervoor
jij haat mij
benijdt en bespot
mijn boerenkomaf
ijver is voor altijd
als het maar sociaal is
dan siert het de individu
ook als hij in lompen
gekleed gaat
zonder hoed
zonder schoenen
bemodderd
en toch
met fatsoen
Arui
ligt voor
het oprapen
is bescheiden
vraagt om
erkenning
zie toch in
dat hij
de aardappel
in al zijn
facetten
op z'n minst
evenaart
zo niet
overtreft
....die ik lief heb |
|