dezer stad, inhoudende de kennisgeving van hunne verrigtingen, en verzoek om de noodige approbatie, ten einde deze nieuwe stichting ongestoorden voortgang konde hebben, daarop te ontvangen, aan welk verzoek ook onmiddelijk daarna is voldaan.
Den 7 October 1763 overleed IJde Rienks, eerste leeraar in deze gemeente, en op den 26 Februarij 1764 daaraanvolgende, beriep men in zijne plaats Hidsert Sijtses Hoekstra, destijds leeraar te Harlingen, welke op den 28 Mei derzelven jaars, door Harmen Scholtens, leeraar en opziener dezer Societeit te Groningen, als leeraar van deze Gemeente werd bevestigd.
H.S. Hoekstra, de Gemeente door den dood ontvallen zijnde, den 7 September 1772, bleef dezelve herderloos tot in het jaar 1774, wanneer den 6 Julij van dat jaar, door de Gemeente tot leeraar beroepen werd, Jelle Siedsma, destijds Proponent bij de Doopsgezinde Gemeente te Hamburg en Altona, alwaar zijn Eerw. gestudeerd had op het Gymnasium, te Altona enz., in de Godgeleerdheid en de daartoe betrekkelijke wetenschappen, onder het geleide van den Heer Pieter Beets, destijds leeraar dier Gemeente. In het daaraanvolgend jaar 1775, den 15 Junij, is deze nieuw beroepen leeraar in den dienst bevestigd door den Eerw. Roelof Heuning, toen leeraar bij de Doopsgezinden, te Groningen, en heeft de bevestigde denzelven des avonds van dien dag aanvaard.
Op Zondag den 19 Januarij van het jaar 1800, heeft de in het jaar 1774 beroepen leeraar plegtig gedachtenis gevierd van zijnen vijf- en- twintig jarigen, en op Zondag den 18 Januarij van het jaar 1825, van zijnen vijftig-jarigen dienst, en bediend nog bij voortduring deze zijne Gemeente.
Het tegenwoordig kerkgebouw met de daarbij behoorende huizinge en geregtigheden is den 11 Maart 1793 door de Gemeente gekocht, en na den afloop der proclamatie, den 12 April deszelven jaars, aan hun in eigendom overgegaan; waarvan destijds de afstammelingen van de genoemde Heer Wouter Berends, een der eerste en voorname oprigters der Gemeente, eigenaars waren.