Geschiedkundige kronijk en beschrijving van de stad Sneek(1826)–Eelco Napjus– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XIX] [p. XIX] Aan mijnen Vader, Ter gelegenheid, dat zijn Edele zijn Historisch Kronijk, of Beschrijving van Oud en Nieuw Sneek, In het licht gaf, in het jaar 1772. 't Is billijk, dat ik thans, U Lof ô Vader zinge, Wijl Gij U vlijt besteed, om 't geen de vlugge tijd Verdonkert heeft, voor 't oog van vele stervelingen, Te stellen in een licht, 't welk held're stralen spreidt. [pagina XX] [p. XX] Ik mag uw waarde kruin, met lauwerkranzen kroonen, Omdat Gij arrebeid, en noch moeit' noch kosten spaart: Om ons een schoon taf'reel der oudheid te vertoonen, Waarop 't nieuwsgierig oog met groot genoegen staart. En elk, die oudheid mint, moet U met zuiv're klanken. Van keurig Maatgezang, en puik van Poëzij Vereeren, en U, wel op 't vriendelijkst bedanken, Dat Gij aan hun vertoond, dit Letter-schilderij. Waarop Gij hebt gemaalt, met levendige trekken, Al't geen in 't bloeijend Sneek, merkwaardig is geschied, En wat tot held'ring, van haar oudheid kan verstrekken, Zet Gij zoodanig af, dat elk haar klaarheid ziet. LEONARDUS NAPJUS. S.S. Th. Stud. 28 Maart 1772. Symb: Non ut volui, sed ut potui. Vorige Volgende