Schaduw(1929)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 43] [p. 43] God moet mij geren zien XXIV God zei dat ik een liedeken moest maken. Ik zei dat ik niet kon. Hij lêe mijn weifel-hand en wilde bij me blijven zooals een moeder doet die kindeke leert schrijven en 't lied begon. En 't lied begon te groeien uit mijn handen 'lijk uit de Mei het gras; nog voor ik aan dien wasdom bloei en zaad kon wenschen stond heel mijn herte rijp van liekens voor de menschen zoodat ik dichter was. Zoodat ik dichter werd door Gods genade, ik, die zoo zerp van ziel, geen wijze dingen wist, geen weeldewoord van boeken. Hoe heeft mijn Lieven Heer mij, arme, uit gaan zoeken voor zijn muzieken stiel? [pagina 44] [p. 44] 'k En weet, maar tusschen ieder melodieke waarmee 'k de menschen dien is 't woordeke ‘waarom’ een stille, matte schakel; éen antwoord weet ik maar over dat zoet mirakel: God moet mij geren zien. [pagina 48] [p. 48] Vorige