Op zachte vooizekens(1923)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 43] [p. 43] Fantazia I Daar deinde een zee van blommen, Van blommen geel en zwart: Ze droegen koop'ren kronen Om 't zwart fluweelen hart. 't Was nacht..., maar door de stilte Zong menige wijs van wee..., Gezwolgen uit de deining Dier wondere blommenzee. En 'k luisterde aan mijn venster... Ik kende ze allemaal, Die oude melodieën Van de eigen, zoete taal. II Heel verre, ver in 't Oosten, Hing peerlemoeren schijn, Die aan de zee kwam zeggen, Dat 't gauw zou morgen zijn. [pagina 44] [p. 44] Toen bleef het blommen-golven Niet langer lijze en stil: Daar kwam in 't zwart en 't geluw Een eigen kracht, een wil! En hóóger zwol de deining, En hóóger zwol heur lied, Hoe méér de ivoren klaarte Den dageraad verried. III En 't licht verbrak het donker En keek naar 't blij gebaar Van zwarte en gele stippels, Die dansten door elkaar. De Vlaamsche meeuwen vlogen, Hun vleugelen juichten meê, Met heel die zee van blommen, Den kreet van ‘Storm op zee’! En toen de zonne gloeide Op klank- en kleur- geschreeuw, Die zee van rouw en glorie Hief aan: De Vlaamsche Leeuw! Vorige