Op zachte vooizekens(1923)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Menschenoogen Ik hoû van oogen, door weemoed gewijd; Ik hou van oogen, die hebben geschreid, Die hunkerend uitzien van groot gemis Of starlings staren van droefenis. Ik hoû van oogen, die, prachtig-spontaan, Van groote smart naar geluk willen gaan En moe, van gemijmer in avondlijk land, Weer blikk'ren als ruiten, waar zonlicht in brandt! Maar godd'lijk de kijkers, die schreiens gereed, Schittren en zingen hoog boven hun leed; - 't Zijn zij, die der zielen ellende bevroên -, Die lachen..., om de andren geen zeer te doen. Vorige Volgende