Voorwoord
Bij de uitgave van dit boek, dat geen aanspraak maakt op de onderscheiding ‘modern’, komt mij een ‘woord-vooraf’ nog wel passend, en zelfs gewenscht, voor. Want de mogelijkheid, dat de vriendelijke lezer of lezeres dezer geschreven miniaturen, uit het einde der XIXe en het begin der XXe eeuw, in ‘Letje’ iets anders zullen zien dan datgene, waartoe ik haar bestemde, lijkt mij niet uitgesloten.
Ik wilde U dan in de eerste plaats verzoeken deze schetsen niet al te ‘levenswaar’ te beschouwen. Het figuurtje, dat ik in het midden plaatste, is niet ‘echt’, niet een kind naar de natuur, zooals bijv. Jaapje, Boefje, Koosje of Merijntje, niet een vrouw, gelijk Eline Vere of Annie de Boogh, en allerminst een Opstandige....
‘Letje’ is ontstaan, ik zou U niet kunnen vertellen hoe.... door de jaren heen, en zonder veel bedoeling, orde of regelmaat. Uit herinnering, uit een brokje Hollandsche samenleving, dat wij thans op een afstand, als door een omgekeerden tooneelkijker zien: verkleind, afgebakend, en in een onwerkelijk licht.