| |
| |
| |
Eerste bedrijf.
(Smaakvol ingerichte huiskamer bij dokter Verhulst, uitkomende met glazen tuindeuren in een tuin op den achtergrond. Links achter een deur, en een buffet, rechts achter een deur, en een piano, schuin in den hoek. Voor rechts een raam en een schrijftafel. Voor links canapé, tafeltje en eenige stoelen. In 't midden een tafel gedekt voor 2 personen. Bij een der borden staat een bouquet, en liggen enkele brieven. Het is zomer de tuindeuren staan open. Tom Verhulst, flinke man glad geschoren joviaal gezicht, bijna kaal hoofd, frisch gezond, maar niet jong meer, opgewekt, eenvoudig, iets door en door goedigs, loopt in en uit met handen vol bloemen en groen, die hij schikt in de kamer, om de lamp, op de piano, enz. Hij versiert een der stoelen aan de tafel.)
| |
1e Tooneel.
tom, dina later nini.
(roept rechts aan de deur).
Dien!
Stem van links.
Roep je man?
Neen, neen, jij niet. Ik roep Dina. Nog niet komen hoor!
Stem wrevelig.
Wat heb je toch? 't Is al half negen....
| |
| |
Jawel, in de keuken, ik zal 't halen. (ziet de versiering). Wel, wel, kijk 's....
(bezig met een stoel).
Een grappie!
Mevrouw is toch niet jarig?
Neen, jarig niet. Maar toch wel zoo iets feestelijks. Heeft mevrouw je niets verteld?
(ingehouden glunder).
Mevrouw en ik zijn van daag twee jaar getrouwd. Nu maak ik 't zoo'n beetje gezellig, en wou ik graag een touwtje om dat groen om den stoel te binden. Haal je 't even?
(hoofdschuddend).
Twee jaar al! Waar blijft de tijd? (heengaande). Mevrouw heeft er me niemendal van gezegd.... (Dina af).
| |
| |
(Tom versiert door, Dina komt terug met een touwtje).
Dit lang genoeg, mijnheer?
Ja best, dank je.... (Dina af).
(geknield voor den stoel).
Nou doe ik meteen plechtig de deur open, en dan roep ik: ‘leve de bruid!’ Ja.... ik ben nog jong van hart, al schijnt de maan wat door de boomen....
(plotseling bruusk op van links, zij draagt een donkere huisjapon. Iets melancholieks in haar gezicht, gedrukt, lusteloos in haar bewegingen. Als zij vroolijk doet klinkt 't geforceerd. Zij slaat geen acht op de versiering.
Ik kon nou niet langer teuten. Ik heb al zoo'n tijd gewacht.... Wat had je, dat ik niet zien mocht....? (gaat naar Tom geeft hem machinaal een zoen). Goeien morgen (hij draait haar zacht om naar de bloemen, zij fronst droevig, verrast de wenkbrauwen).
(stralend in spanning).
Van daag voor twee jaar, toen.... (luid) Leve de bruid! Was je 't vergeten?!
(in schril lachen, doet zich geweld aan).
O wel nee, neen hoor! Maar.... ik dacht zoo....
| |
| |
twéé jaar dat vier je toch nooit,... Ik bedoel, dat hoort toch niet bij de feestdagen.... zooals 12½ en 25 en....
(zijn armen om haar heen).
Maar zoover zijn we nog niet vrouwtje. Dan, ja dan zijn 't groote festijnen met veel menschen, en drukte en herrie om ons heen. Nu is 't maar zoo'n feest van ons beidjes.... waar niemand van weet. Twee gelukkige jaren.... Ik dank mijn Nineke voor al dat geluk. (geef haar een zoen).
(droevig starend over zijn schouder).
Ik had niet kunnen denken, dat je er zoo'n werk van maken zou, Tom.
(streelt heur haar).
Niet?.... Had je daar nu niets geen ideé op?.... Wel 't is toch zoo natuurlijk, niet waar, dat we mekaar van daag een beetje gezellige verrassingen bezorgen. Een.... hoe zal ik 't noemen: stoffelijke uiting van onze mooie groote liefde!
(fronst de wenkbrauwen, even stilte, dan zacht).
Ja.... (maakt zich los dwingt zich vroolijk, druk). Nu moet ik eens naar alles kijken. Wat heb je 't hier mooi gemaakt. Dank je wel. En wat een beelderige bouquet. Is die ook van jou?.... Je bederft me zoo. Prachtig vind ik! Dank je wel, Tom! erg aardig! (staart somber voor zich uit).
(ziet haar niet aan).
Ik heb m'n beste beentje voorgezet, ja, je moogt
| |
| |
't wel apprecieeren dat je Weledele Zeer Geleerde Tom zich afslooft aan 'n dergelijk nonsens werkje.... als die stoel daar.... 't is eigenlijk beneden m'n waardigheid.... en beneden m'n geduld.... Ik doe nog liever 'n operatie.... (kijkt naar Nini).
(in een schrillen lach uitbarstend).
Een operatie! Niet op mij asjeblieft.... Je hebt je kranig geweerd, hoor!
(zijn armen uitbreidend).
Wat krijg ik voor de moeite?
(na even aarzeling geeft hem een zoen, koud).
Zullen we nu maar gaan ontbijten?.... 't Wordt je tijd haast! (wrijft langs haar hoofd). Sterke lucht aan die bloemen. Ik zal ze zoo lang weg zetten (brengt ze in een hoek van de kamer).
(biedt haar vroolijk zijn arm).
Mag ik het genoegen hebben de bruid aan tafel te geleiden?
(glimlacht even, gaat zitten op den versierden stoel).
Wil je een ei?
Asjeblieft! (Kijkt naar Nini die thee schenkt en afgetrokken een anderen kant uitziet). Heb je niet erg goed geslapen van nacht?....
| |
| |
(verschrikt).
Jawel, waarom?
Je ziet wat betrokken. Misschien ook een beetje van....
(ironisch).
Van de emotie! Ja, dat zal 't zijn....
(lachend).
Dan is 't niet levensgevaarlijk (beiden eten).
(wijst op de klok).
't Is bij negenen!
Jawel, de patiënten moeten maar eens 'n half uurtje wachten.... Vandaag leef ik voor m'n pleizier.... Van wie zijn die brieven? Jij bent ook niet nieuwsgierig.
Ik heb nog geen tijd gehad.... 't Is een brief van Mama, en een briefkaart van.... O van Jet en Kees.
(gretig).
Misschien denken ze erom....
Ben je mal.... (lezend) Gut ja.... toch, verbeeld je, een felicitatie.... hoe overdreven!
Overdreven? Ik vind 't bijzonder hartelijk en attent.
| |
| |
Groote belangstelling in ons feest.... Wat schrijft Ma?....
(Nini leest stil, een trek van spot op haar gezicht).
(schreeuwt schertsend aan haar oor).
Wat schrijft Ma?!
(wrevelig).
Ja, ik ben niet doof, wacht even....
(geeft den brief).
Doe jij 't dan maar....
Met genoegen. (leest) Beste kinderen! O, 't is aan samen.... Beste kinderen.... Op dezen voor jelui zoo gewichtigen dag, breng ik u ook uit naam van Papa en de zusjes onze hartelijke gelukwenschen.... Ge weet hoezeer wij allen deelen in uw jong geluk, en hoe onze gedachten altijd met u zijn. Wij verheugen ons, dat onze dochter Nini zoo'n flinken besten man als Tom (hm) den hare mag noemen, dat zij iemand gevonden heeft, die, zooals ons in die twee jaar gebleken is, haar liefde ten volle waardig is (Nini buigt 't hoofd) en die haar door zijn liefde en toewijding oprecht gelukkig gemaakt heeft. Voor ons ouders is 't een groote voldoening ons kind in zoo'n veilige haven te zien aangeland, want ach, we stonden haar maar noode af. (Nini lacht kort minachtend). En het zal voor Tom een dubbel prettige gedachte zijn, dat Nini's keuze
| |
| |
ook onze keuze was, en dat wij geen oogenblik berouw hebben gehad, onze toestemming tot den grooten stap te hebben gegeven.... Laat het zoo blijven, kinderen, maakt elkander gelukkig en geniet van elkaar's liefde. Niemand zal zich daarin meer verheugen dan Uwe U zoo hartelijk liefhebbende ouders....
(Tom staat op, gaat achter Nini's stoel staan, neemt haar hoofd tusschen zijn handen, buigt 't achterover).
Nini zwijgt.
Scheelt er iets aan, wijfje?
(staat op).
Wel neen, hoe kom je er toch bij! Wat zei je eigenlijk?.... O, die brief.... ja heel hartelijk.... (neemt den brief op) Er staat nog een postcriptum onder....
O, dat zag ik zoo gauw niet.
Op 't andere blad. (lezend) Dit was maar een woordje vooruit, we komen vanmiddag nog persoonlijk even feliciteeren.
(afgetrokken).
Ja, heel leuk.
| |
| |
Dan doe je toch zeker iets anders aan, hé?.... Iets lichts, iets vroolijks, je ziet er, zóó, zoo zwaarmoedig uit.... Vandaag moet je zijn als de bruid.... in 't wit.... Mijn mooie jonge bruid. Zal je 't doen?....
(zacht).
Als jij 't wil.... 't Is kwart over negen.... Eet je niet meer?
Dank je.... De emotie werkt op mijn eetlust ook al niet te best.
(met een telegram).
Mevrouw, ook wel gefeliciteerd met het feest.... en hier is een telegram.
Dank je wel. 'n Telegram? Teeken je 't even af, Tom? (leest) O, van thuis. (Dina af) Ze komen koffie drinken, Pa, Ma en Ada, dat 's gezellig.
Hm.... Ja.... Ik was nou eigenlijk wel eens graag met jou samen gebleven, als in de wittebroodsweken. Maar ik vind 't toch heel aardig dat ze komen. Aan 't eten zijn we dan toch weer samen.
(Nini kijkt naar de klok).
Ja, nu moet ik weg.... Ik kan haast niet besluiten van daag. (haalt zijn hoed, Nini staat onbeweeglijk voor op 't tooneel, somber, Tom komt achter haar en
| |
| |
neemt haar in zijn armen) Dag m'n lief, best vrouwtje, m'n groot geluk.... Kijk me eens aan, en zeg me dan, of je oude Tom in die twee jaar je gegeven heeft, wat je je van je huwelijk had voorgesteld, of ik in niets te kort ben geschoten, Nini?....
(zonder hem aan te zien).
Ja Tom! Ja Tom! Ja! Ja!....
Was je geluk even volmaakt als 't mijne, kind? even volmaakt?
(Nini barst opeens in hartstochtelijk snikken uit).
(verschrikt).
Wat 's dat nou? (neemt haar handen tracht haar in de oogen te zien).
Kijk me niet zoo aan! Kijk me niet zoo aan! (hartstochtelijk) 't Is niets! 't is al over!.... Ik weet niet wat ik heb, maar 't is al over. (dwingt zich tot een lach) Let er niet op.... gekke kuur van me.... (Tom kijkt verbaasd naar haar) 't Is niets hoor! Je moet je niet ongerust maken. Ga nu, 't is al zoo laat!
Ik ga niet, voor je weer gewoon ben. (drukt haar in een stoel).
(opgewonden).
Maar ik ben weer gewoon, heel gewoon, ga maar. Als je terugkomt is alles vergeten; dan zal ik in het wit zijn, Tom, als de bruid.... en zoo vroolijk! We zullen plezier hebben van daag (gillend) het is een
| |
| |
mooie dag, onze trouwdag! Twéé jaar is 't!.... Twee lange jaren.... 2 maal 365 dagen!!
(luid).
Ja, ja, van geluk!.... Goeie beste, Tom! (neemt zijn arm) Ik zal je brengen tot aan 't hek.... Kom nou!
(Hij slaat zijn arm om haar heen, beiden af in den tuin. Dina zet afwaschbak met warm water op tafel, neemt enkele dingen weg, legt een theedoek klaar).
| |
2e Tooneel.
nini later mevrouw mattus.
(Nini komt terug uit den tuin, loopt wezenloos starend door de kamer, staat stil, de hand aan 't hoofd).
(zacht).
Tweemaal 365 dagen.... Hoe lang zal 't nog zijn?.... O.... ik kan 't niet volhouden!.... (staart angstig voor zich uit).
(Mevrouw Mattus op uit den tuin, druk kleurig, smaakvol gekleede vrouw van de wereld, iets wufts en oppervlakkigs).
(herstelt zich met geweld).
O, ben u daar al?
| |
| |
Ja, ik wou nog even naar de Holsters, daarom kom ik wat vroeg. (geeft Nini een zoen) Nu kind hartelijk gefeliciteerd met dezen dag. (Nini lacht minachtend) Twee gelukkige jaren liggen achter jelui....
(scherp).
Spaar me de komedie!
(gemoedelijk).
Nu, nu, ik weet 't wel, je had niet veel verwachting van je huwelijk. Ik vond 't tusschen twee haakjes bespottelijk, want Tom is een man uit duizend! Enfin, het geheel beantwoordde dan niet precies aan jouw overdreven meisjes-ideaal.... maar dan kan je nu dan toch in alle geval niet anders zeggen, dan dat 't je is meegevallen.
(onrustig).
En 't was dan toch per slot je eigen zin.
Per slot m'n eigen zin.... Volkomen.
(haastig).
We hebben 'm je niet opgedrongen....
(sarcastisch).
Eer afgeraden niet waar, omdat een huwelijk zonder liefde een misdaad is.... Doet u uw goed niet af?
| |
| |
Neen, ik ga dadelijk nog uit.... Ik kan nog wel even gaan zitten. (neemt plaats, Nini wascht kopjes om en arrangeert de tafel) Afgeraden, afgeraden.... Papa en ik begrepen dat het tot je geluk zou zijn, als je Tom's vrouw werd, 't was onze plicht je dat onder 't oog te brengen. Je hoofd was, zooals bij alle jonge meisjes, opgepropt met ongezonde romantische ideeën over liefde, die toch zelden of nooit bereikt worden. Je kunt daar niet je heele leven op gaan zitten wachten, en alle kansen voor een goed huwelijk voorbij laten gaan.... Quand on n'a pas ce qu'on aime, il faut aimer ce qu'on a; en als je tot je 27 ste jaar gewacht heb op dat ideaal, dat niet komt.... (spreidt haar dikke handjes uit) Ja gut, dan moet je een beetje practisch leeren worden. (vinnig) 't Oude jongejuffrouwschap lokte jou indertijd toch ook niet erg aan.... wel?.... (kijkt naar Nini die doorgaat en zwijgt) We hebben er 't onze aan gedaan om je dat ideaal te laten vinden.... Geen meisje in de heele stad is zooveel uitgegaan als jij.... Geloof maar vrij, dat 't mij ook wel eens begon te vervelen, dat eeuwige mee moeten naar bals en diners. Maar, ach, als je vijf dochters heb, en geen fortuin, dan getroost je je met plezier zulke opofferingen, in de hoop, dat er dan eens een op zal schieten. Trouwens op het geld hebben we nooit gezien, niemand zou aan jouw toiletten gezegd hebben, dat wij 't moesten overleggen, je was altijd een van de elegantsten.... Neen, ons kan je warempel niets verwijten.
(strak).
Ik verwijt niemand iets dan mezelf....
Hoe honderdmaal heb ik gedacht als je dan pas weer
| |
| |
eens ergens gelogeerd had: nu zal ze misschien weleens met iets voor den dag komen.... Niet dat we je kwijt wilden zijn, o allerminst niet! Maar 't is nu toch eenmaal de bestemming van de vrouw.... en voor de andere zusjes was 't ook vervelend altijd met zoo'n sleep uit te moeten gaan.... en 't gaf voor hun ook eens 'n aardige variatie, zoo'n bruiloft in de familie. Dat zie je aan Jet, zij ontmoette Kees op jouw bruiloft, en binnen een maand was ze geëngageerd!.... Maar altijd als ik vroeg of je pleizier gehad had, was 't 't ouwe deuntje.... Och, jawel, nogal.... 't Was wel ontmoedigend....
(droef).
O, ja, ontmoedigend.... niemand was er zoo moe van als ik.... Al die belangstellende gezichten en kiesche vragen, en de hartelijke teleurstelling bij 't antwoord, telkens weer, telkens weer....
Ja, 't was je eigen schuld, je was veel te weinig toeschietelijk, niets innemend tegen de heeren en altijd even bij de hand, terwijl je heel goed wist, dat heeren over 't algemeen, veel meer houden van zachte en bedeesde meisjes, dan van al dat moderne en geëmancipeerde.... Je had je best wat verlegener en naïever voor kunnen doen, best. Ik kan me begrijpen, dat niemand jou 't hof maakte.... niemand wordt graag in z'n gezicht uitgelachen.
(met een droevig lachje).
Wat raakt u nog in vuur over dingen, die zoo lang geleden zijn, Mama, onze manoeuvers zijn immers gelukt, Tom is gevangen, we hebben niet voor niets gehengeld, de onkosten zijn niet voor niets gemaakt.... de moeite niet verloren gegaan! Wat wilt u meer?
| |
| |
(knikt instemmend).
Ja zeker, dat is ook zoo, we waren heel blij toen Tom kwam. Eerst had ik nog al gedacht dat Max van Kalstra misschien.... (Nini schrikt op) omdat hij je nog al het hof maakte. Maar toen die zich op 't critieke moment ook retireerde.... Ik zeg maar 't heeft zoo moeten zijn, dat zie je hier ook al weer mee, jij zag er slecht uit, werd ziekelijk, Tom kwam in de plaats van Dr. Terkerk, en zoo ging alles van zelf. (trekt haar neus op) Nooit heel netjes geweest van Max.... Iedereen in de stad dacht dat 't er wel van komen zou.... en later, dat jij 't je nog al aantrok. Maar je engagement met Tom, vlak er boven op, redde gelukkig je figuur.
(toonloos).
Daar was 't immers om te doen....
(staat op bekijkt de bloemen).
Prachtig zijn ze. Beste, goeie man, die Tom.
(uitbarstend).
O, dat is 't vreeselijke, dat hij zoo goed, zoo eerlijk, zoo nobel is!.... (met smartelijke minachting, krachtig) Voor een vrouw van mijn allooi was een soortje minder ook nog wel goed genoeg geweest!.... (hartstochtelijk gaat voor Mevr. M. staan) Moeder, heb je dan niets geen meêlij met me?.... Begrijp je me dan nooit?.... Zie je niet dat ik 't niet vol kan houden, dat ik geen liefde meer kan huichelen!.... O, ik zal niemand iets verwijten, maar waarom hebt u er me toe aangezet! U, de eenige die ik 't bekend heb, dat ik niets voor Tom voelde, dat ieder woord van liefde, iedere liefkoozing een leugen zou zijn, want (buigt haar hoofd)
| |
| |
dat ik van Max hield ondanks alles, voor altijd!.... U wist 't, dat ik er me niet van los kon maken, dat al mijn gedachten, m'n heele leven om Max draaide, en dat ik Tom niets, niets te geven had!....
Maar je kon Max immers niet krijgen! We zouden op den jongen niets tegen hebben gehad als hij er mee voor den dag was gekomen, maar hij draalde maar, draalde maar.... Toen opeens z'n engagement met Jeanne Landman, nou toen was de kans natuurlijk heelemaal verkeken. (scherp) Ik moet zeggen, jij toont al bitter weinig gevoel van eigenwaarde dat je daar nu nog over denkt.
Op gevoel van eigenwaarde beroem ik me heusch al lang niet meer.
Zooveel meisjes worden in hun eerste liefde teleurgesteld, maar lang niet iedereen vindt dan, als jij zoo'n goede....
Remplacant.... (hartstochtelijk) Niet iedereen wordt de gelegenheid geboden tot een wettig onzedelijk huwelijk!
(hoofdschuddend).
Altijd nog even geëxalteerd en overdreven. Waar moet 't heen met jou, Nini?....
(woest).
Ja, waar moet 't heen met mij? Waar moet 't heen!
| |
| |
Zóó kan ik niet blijven.... Twee jaar heb ik 't volgehouden. En Tom merkt 't maar niet, wil 't niet merken. Ik speel te goed komedie. Ik heb ook zoo'n meêlij met 'm. Maar als hij 't wist, dan zou hij me toch wel verachten, niet meer van me houden, niets meer van me eischen, me laten gaan misschien!.... Hij zou me niet betreuren, want ik zou alles in hem gedood hebben. Maar ik durf niet! ik durf niet! (slaat de handen voor 't gezicht)
(grijpt haar arm).
Wat zeg je? Wat wil je?... Ik begrijp je niet, wat durf je niet? Je wilt toch niet zeggen tegen Tom, dat....
(koud).
Dat hij hier twee jaar lang met z'n huishoudster heeft geleefd.
(heftig).
Als je 't toch doet! Je lijkt wel gek, je weet niet wat je praat.... Goddank dat niemand ons hier gehoord heeft! Tom zou je de deur uitzetten, als hij 't wist.... en met alle recht. Waar wou je dan blijven, hé?.... schande brengen over je familie!
(koud).
U behoeft u niet ongerust te maken, ik zei immers, dat ik niet zal durven.
O, gelukkig, 't is anders erg genoeg dat je er tegen mij over praat. 't Maakt me zoo zenuwachtig. Zorg alsjeblieft, dat je vader 't niet merkt, de man zou 't mij verwijten, dat ik je van 't begin af aan, die heele
| |
| |
trouwerij niet afgeraden heb. Ik zou per slot van alles de schuld nog krijgen. (huilend) Ik moet zeggen 't is plezierig zoo'n dochter, en dat na alles wat ik voor je gedaan heb.
Moeite noch kosten gespaard....
't Is een last zooveel meisjes, ik had veel liever jongens gehad. Nu met Ada weer zoo'n gezanik.
Och altijd nog dat zelfde met Willy Merens, ze wil 'm maar niet opgeven, en hij haar niet.... hoe ik ook praat. 't Is belachelijk zoo'n huwelijk, nooit zal ik m'n toestemming geven, de jongen heeft geen sou, en dan schilder!.... Wat 'n betrekking, geen droog brood.... Ada is 'n kind, zij roept maar: ik houd van Willy, en Willy houdt van mij, geen macht ter wereld brengt ons van elkaar. Nonsens redenaties. Zij was woedend dat ze vandaag hier mee koffie moest gaan drinken. We vertrouwen ze niet alleen in de stad.... Iedereen praat er al over, telkens hebben ze rendezvoustjes en wandelen samen, zonder zich in 't minst te geneeren. (staat op) 't Is ellendig, vooral nu de jonge Holster haar nog al aardig schijnt te vinden.... Daarom ga ik nu maar eens naar mevrouw Holster toe, quasi een visite maken, om te hooren of dat praatje van Willy met Ada ook al tot hun is doorgedrongen. 't Zou wat zijn.... Zeg je vindt 't toch niet gek zoo'n bezoek vóór twaalf, 't zijn zulke chique menschen,
| |
| |
neen hé?.... (kijkt in den spiegel) 't Zou een prachtige partij voor Ada zijn.... Ik wou toch dat ik m'n anderen hoed maar op had gezet, die is gedistingeerder. Ze zijn puissant rijk.... en adel!.... Och, je hoeft 't er niet om te doen, maar als 't er bij komt, is 't toch heel aardig.... (toont haar handen) Handschoenen van f 1.50, goedkoop, hé?.... en je ziet 't er niet aan. Zal ik voor jou soms ook een paar koopen?....
Neen, dat 's waar, jij hoeft niet meer te zien op een stuiver meer of minder. Ada moet er van middag maar eens langs wandelen. Of komt hij misschien hier?
De jonge Holster natuurlijk.
Ik kan 't in alle geval zoo langs m'n neus weg vertellen dat Ada hier is van daag. Nu dan ga ik maar. Dag kind. (geeft Nini een zoen of er niets was voorgevallen) Papa en Ada komen met de tram van half twaalf. Tot straks.
(Mevr. Mattus af.)
| |
| |
| |
3e Tooneel.
nini, max van kalstra later dina.
Max van Kalstra komt op uit den tuin, knappe jonge man, sympathiek en jeugdig. Nini schrikt, herstelt zich dadelijk.)
(zacht).
Neem me niet kwalijk, dat ik even binnen kom, Nini. (steekt haar zijn hand toe) Hoe gaat 't?....
(kalm).
Goed, dank je.... M'n man is niet thuis, je moet hem zeker spreken. Is.... je vrouw weer minder goed?....
Ja, 't is een gesukkel; zou Verhulst van middag nog even aan kunnen komen?
Ik zal 't hem zeggen.... 't Is vervelend voor Jeanne altijd ziek of onderweg.... Had je nog iets anders?
(aarzelend).
Ja, ik wou jou ook even spreken.
(Nini gaat onrustig zitten op de punt van een stoel, wijst Max een andere.)
(zacht bescheiden).
Je begrijpt, dat ik hier op dit uur niet gekomen zou zijn, als ik niet iets belangrijks te vragen had. (Ziet rond naar de bloemen, onaangenaam getroffen) O, ja.... 't is vandaag.... ik feliciteer je wel....
| |
| |
(koud).
Dank je.... (stilte).
(met moeite).
M'n vrouw laat vragen of je eens bij haar wil komen.... Ze zit 's morgens en 's middags een uurtje op.... Ze zou 't zoo gezellig vinden.
Ik?.... Hoe komt ze zoo op mij? We zijn niets intiem.... We schelen zooveel in leeftijd.... We hebben elkaar nooit anders dan beleefdheidsvisites gemaakt.
Ja, jelui zijn ook geen karakters om te sympathiseeren.... Maar ze heeft er al zoo lang op aangedrongen, dat ik 't niet meer uit haar hoofd kan praten. Als ze eenmaal haar zinnen op iets gezet heeft.... 't Is een ziekelijke toestand.... Maar als je liever niet wilt komen....
(hoog).
Waarom zou ik niet willen! Van de week zal ik wel eens komen, vóór twaalf kan ik 't beste. Vandaag schikt 't me niet (schuift op haar stoel). Had je nog iets?
(rustig).
Ja. Ik vermoed, dat Jeanne je iets wil vragen.... ik wou je er eenigszins op voorbereiden, en je zeggen.... Heeft Verhulst je nooit omtrent haar ziekte verteld?
(mat).
Zenuwen zegt hij.... Hij praat nooit over zijn patiënten.
| |
| |
(plotseling gaat voor haar staan).
Nini, zij zal je vragen of.... of er ooit iets bestaan heeft tusschen.... vergeef me, tusschen jou en mij! (Nini schrikt zichtbaar) Dat alleen is haar ziekte: twijfel. Zij is jaloersch op mijn verleden, dat ze niet kent, en waarvan zij door de een of ander iets gehoord moet hebben. Haar gedachten zijn er dag en nacht meê vervuld. Eens heeft ze 't me gevraagd, 't was even voordat Marietje geboren werd. Ze was toen doodzwak. Ik ontkende 't, om haar rust te geven.
(schijnbaar kalm).
Waarom ontkende je 't? Wat er tusschen jou en mij geweest is, behoeft voor niemand een geheim te zijn. Achteraf beteekent 't zoo weinig - voor anderen. (met een lachje) Op mij zou ze toch onmogelijk jaloersch kunnen zijn.
Ik ontkende 't om een tweede vraag te voorkomen.
(vol ontroering).
Wat me bewoog afstand te doen van Nini Mattus, om de kleine, onbeduidende Jeanne Landman in haar plaats te stellen.
(de oogen neergeslagen trillend).
Wat zou je geantwoord hebben?
| |
| |
(gesmoord verheugd).
O!....
(fluisterend).
Dan zou er nog een derde vraag gevolgd zijn, Nini. (Nini houdt zich aan den stoel vast, Max bij haar) De vraag, of mijn huwelijk met haar, mijn eerste liefde doodde?.... (hartstochtelijk houdt zich nauwelijks meer in, grijpt Nini bij haar arm) Wat had ik dan moeten antwoorden, hé?.... Wat had ik moeten antwoorden?!!....
(sluit even de oogen maakt zich los, gaat achteruit kalm).
Zeg aan je vrouw, dat ik morgen ochtend komeizal, je behoeft je niet ongerust te maken, ik zál hun chelen - om harentwil. (maakt 'n gebaar met de hand) Adieu!
(Zij staat stil recht op, ziet hem droevig aan. Hij buigt 't hoofd en gaat).
(Max af).
(alleen in extaze).
Hij is van mij, Goddank!.... Waarom liet ik hem gaan!.... één woord van mij, en hij zou!.... Morgen!.... ja! ik ga er heen! (hartstochtelijk) Leven wil ik, en genieten!.... Eindelijk!
(komt op v.r. met een doos).
Van den banketbakker, mevrouw, mijnheer had 'm besteld zei de jongen.
| |
| |
(herstelt zich, verschikt quasie de gordijnen.
Zet maar neer, wat is 't?...
(opent de doos).
Een taart geloof ik. (lacht) Kijk eens an weer net iets voor onzen mijnheer. (legt de taart op een schotel op tafel) Doos aan den jongen mee terug geven, mevrouw?
Wat?.... O ja, dat 's goed.
(Dina af.)
(ziet de taart en leest mompelend.)
16 September 1898 (haar gezicht betrekt, zij barst uit in tranen) O, Tom, je hebt 't niet aan me verdiend! (richt zich hoog op) Neen, zoover zal 't niet komen, je zult 't weten Tom, alles,... om me 't állerslechtste te beletten. Van avond, als ze allen weg zijn....
| |
| |
| |
4e Tooneel.
nini, mevr. mattus, later tom, mijnheer mattus, ada.
(komt uit den tuin, ploft in een stoel).
'n Hitte! om van om te vallen. Nog een nazomertje. Zag ik daar Kalstra hier uitkomen?
(kalm).
Dat kan wel. Is de tram nog niet aan? Laat, dunkt me....
(kijkt naar de klok).
Je gaat hier vóór, geloof ik. Komt Kalstra hier wel eens meer?
(controleert de klok met haar horloge.
Jawel, soms. Hij bracht 'n boodschap van z'n vrouw....
Die is ziekelijk, hé, die vrouw? Ik gun 't hem van harte. Zal ik m'n goed maar hier laten liggen? (legt alles op een stoel) Zeg, ik zou die visites van dat heer hier nu maar een beetje coupeeren. (Nini maakt 'n hooghartig gebaar) Neen, ik zeg niets, en ik veronderstel niets, je behoeft niet op te stuiven. Ik raad 't je alleen om de menschen, om Tom's naam, weet je.
(zacht).
Ik zal Tom's naam niet lang schande meer aandoen.
| |
| |
Het zou hem kwaad doen in de praktijk ook, als er een praatje van kwam, je moet zoo oppassen als getrouwde vrouw.... De Holsters waren thuis, erg hartelijk en vriendelijk vond ik. Mevrouw zei, dat Ada zoo aardig op de fiets zit.... Ze moet er maar eens langs fietsen, op 'n middag. (ziet de taart) Wel komaan ‘16 September 1898’. Heb jij die besteld?
Jelui trouwdag. Wel eigenaardig!
(sarcastisch).
Ja, heel eigenaardig!
Wat een herrie was dat, lieve hemel, als ik daar nog aan denk, die volte in de kerk, en dan die regen, dat trof zoo akelig. Ik was in één stuip van angst over je goed. Je hebt 'm laten verven, hé?....
M'n japon?.... Ja, zwart.
Wat 'n idée, zwart, zoo somber. Nu is de tram toch te laat. (hoort de tram bellen) O, daar heb je 'm net. (luid lawaai van stemmen in den tuin).
(De oude heer Mattus, vriendelijk wit oud heertje, goedig, dom, Ada aardig vlug ding, licht zomertoilet, iets joligs. Tom opgewekt hartelijk, enorme zonnebloem met bengelenden steel in zijn knoopsgat.)
| |
| |
(al van verre wijzend op Tom).
Zeg hoe vinden jelui den bruigom?.... Ik heb hem eens opgeknapt! Netjes hé?....
(kust Nini).
Hartelijk geluk gewenscht kind, wel, wel, al twee jaar, hoe is 't mogelijk! Wat worden we oud!
Gezellig dat u ook gekomen ben.
(druk).
Lieve beste Nien, ik feliciteer je met je tweejarig mevrouwschap, ik krijg ontzettend respect voor je waardigheid. (leuk) Ik hoop ook nog eens zoo iets te bereiken! Je bent toch maar een Zondagskind, jou loopt letterlijk alles meê, kijk nou eens weer wat beeldige bloemen!
Natuurlijk. Tom is een ideaal. Haast zoo'n ideaal als.... O, neen dat zeg ik niet!
(arm om Nini dreigt Ada).
Ik zal jou idealen, ondeugend nest!
Kom 's op als je durft, Tommy, Tommy, wat wordt je al een deftige ouwe heer, buk eens!
| |
| |
Ada doe toch niet zoo mal....
We zullen de baby maar laten praten.
Baby, baby, dat zal ik je betaald zetten.... Ik ben zelf al haast.... o neen! (stapt op een stoel kijkt op Tom's hoofd, slaat verschrikt de handen in elkaar) Alle menschelijk, wat 'n vlakte!! (ziet de taart) ! O, hoe typisch, met 'n opschrift! Net als met de kermis op de koeken. (klimt van den stoel) Tom, dat is zeker een attentie van Nini voor jou. (stilte).
Mis.... Een attentie van Tom voor Nini!
Dat komt op 't zelfde neer.
(gedwongen).
Dank je wel Tom, heel aardig verzonnen van je.
(geeft haar 'n zoen).
Zoo 'n flauwigheidje. Ik ben van plezier tot de dolste dingen in staat. Ik kon 't zelf niet laten, 't heugelijk feit aan enkele patiënten te vertellen.
(wrevelig).
Hé, wat hadden die er nu mee te maken, achter je rug lachen ze je maar uit....
| |
| |
Wie Tom's glunder gezicht ziet, lacht hem niet uit, maar lacht met hem mee!
(tot haar ouders).
Was u eerst van plan geweest pas na de koffie hier te komen?.... Goed dat u zich nog bedacht heeft.
De tweelingen werden uitgevraagd en toen besloten wij drieën er maar een dagje van te maken.
Nu blijft u natuurlijk ook eten?.... (Tom's gezicht betrekt).
Neen, dat doen we nu niet, hé, vrouw? We zullen van middag jelui genoeglijk tête à tête niet verstoren. 't Is al erg genoeg dat we, met ons aangenaam gezelschap jelui den heelen middag opschepen....
(lief).
Daar meent u nu allemaal niets van. Kom, blijf nu maar tot de laatste tram.
Ja, als je ons zoo animeert....
(schuchter).
O, natuurlijk, als jij liever naar huis wil....
| |
| |
Neen, neen, geen gekheid, ik laat u niet gaan. Eenmaal, andermaal, afgesproken.
Ik ben zoo maar uit m'n huishouden geloopen; nu in geen geval tot de laatste tram, dan tot negen uur maar....
(loopt lachend met de taart weg).
Dan bewaren we die voor van middag, hé, Nien?
Komaan, da's in orde. Papa heeft u 't ochtendblad van de Rotterdammer al gezien?
Nog niet. Heb je 't hier, dan wil ik er wel eens een oogje in wagen (tegen Ada die voor 't raam staat te kijken) Zie je wat mooi's buiten?....
(komt haastig terug).
O, neen niks, ik kijk zoo maar 's.
Neem de kranten mee naar den tuin, dan zet ik vast koffie, onder de beuk staan stoelen in de schaduw.
(Mijnh. en Mevrouw Mattus, Tom, Ada, af naar den tuin).
(zet koffie kijkt strak, droevig).
Van avond, als ik maar durf. Van daag de laatste dag.... dan is 't van me af!....
| |
| |
(komt terug, trekt haar in z'n armen, kust haar).
Nu heeft m'n klein vrouwtje nog niet gedaan, wat ik zoo vriendelijk gevraagd heb, en wat ze me vast beloofd had....
(angstig).
Wat heb ik beloofd? (tracht zich los te maken)
Je zou in 't wit zijn, als de bruid.
O, ja, ik heb 't heelemaal vergeten.
Toe verkleed je nog even.... ik vind dat iemands uiterlijk een beetje in overeenstemming moet zijn met z'n innerlijk. Doe je 't?....
(ontwijkend).
Ik moet koffie zetten.
(schertsend).
Dat zal ik wel doen. (grijpt de koffiekan).
Neen, toe Tom blijf er af.... Toe zeg je morst zoo. Dat 's dames werk.
Je bent m'n handig huishoudstertje.
| |
| |
(vreemd).
Je huishoudster.... ja, nietwaar ik heb je huishouden altijd goed waargenomen....
(hartelijk).
Onverbeterlijk.... Maar al deed je 't een beetje minder goed, dan is 't nog geen doodwond. Het huishouden is niet 't belangrijkste in een huwelijk, wel!
(starend).
O neen.... Zeg Tom 't is niet aardig, Pa en Ma zoo lang alleen te laten.
(zacht.)
Ach ja, onze visite....
Vindt je 't niet prettig, dat ze blijven?
(geeft haar een zoen dien ze half ontwijkt).
Wat jij prettig vindt, kind, vind ik ook goed. (heengaande) Je doet 'm aan, hé, de witte?.... Dag Nien. (tot Ada die hij tegen komt) Zoo, kom jij de bruid een handje helpen, daar doe je goed aan. (Tom af).
(tot Nini).
Laat mij die broodjes smeren.
Dan ben je een beetje gauw klaar. Tom snakt al
| |
| |
weer naar je, wed ik.... Altijd nog even verliefd hé, die man van jou....
Voor Papa niet zoo dik smeren.
Wel dol, hé, zoo'n leventje als jij nu. Zeg.... (speelt met 'n mes) heeft ma je niets verteld van mij en Willy Merens? 'n Scène geweest van morgen! Ze waren woedend thuis over 'n onnoozel wandelingetje gisteren naar 't tennisveld. Maar 't kan me niemendal schelen.... Geen lor! Dan moet je Ma hooren: (imiteert) Ada, kind, 't is geen partij voor je.... geloof me, je moeder kan zoo iets beter beoordeelen dan jij! Verbeeld je zoo iets!.... Ik zal toch zelf wel 't beste weten of ik doodelijk genoeg van Willy ben om z'n vrouw te worden, met of zonder geld! Hij is 'n snoes! Willy! Hij zegt ook, we houden vol tot 't uiterste.... Wat geeft dat nou of we lang moeten wachten en zuinig zijn. Als je zoo echt veel van elkander houdt, wordt al 't andere bijzaak. Zeg jij nou 's Nien, jij weet 't bij ondervinding, kunnen nu al die materieele zorgen je iets schelen als je zoo'n groote liefde voor je man in je voelt?.... Niets, hé?....
(starend, zacht).
Als er liefde is.... neen dan niet....
(enthousiast).
Prachtig, hé, liefde, je gaat er in op, elken dag wordt 't sterker, mooier in je! je voelt 't tintelen door je aderen, warm stroomen door je heen! (in extaze) Goddelijk is 't!
| |
| |
(hartstochtelijk).
Ja, Goddelijk!!
Hadden ze thuis heelemaal geen bezwaren, toen jij met Tom aankwam? Ik was toen net op kostschool, en weet er zoo weinig van.
Hé, ik benijd je zoo, alles ging dan toch bij jou van 'n leien dakje.... Tom werd verliefd op jou, jij op Tom, thuis vonden ze 't dadelijk goed, want Tom had een mooie betrekking en een boel geld. (ach) Wel heerlijk als dat er zoo bijkomt.... Zeg, was je dadelijk verliefd op Tom, toen je 'm voor 't eerst zag?
Eh.... neen niet dadelijk....
O, kwam 't zoo langzamerhand? Bij mij niet. Zoo ontmoette ik Willy.... en floep! Tot over m'n ooren!.... Wat zou jij doen in mijn geval.... Toch ook doorzetten?
Al moest je je met je heele familie brouilleeren, dan toch?....
| |
| |
Jij bent 'n mensch naar m'n hart, toe praat jij 's met Ma.
Ik?.... Och, 't zal niet helpen. Mama heeft haar vaste ideeën over die dingen. Misschien heb ik ook geen gelegenheid meer vandaag.
O, maar 't hoeft vandaag niet.... Zoo'n haast is er niet bij, morgen of zoo, als je Ma eens alleen spreekt.
Of overmorgen. (gaat naar 't raam) Hij weet, dat ik hier ben vandaag, hij zou langs komen met de fiets.... O, (draait zich woest om) O, al stonden ze thuis allemaal op hun hoofd, nooit, nooit, nooit zal ik 'm opgeven! Als 't dan zoo hoog loopen moet, nou, dan moet hij me maar schaken!!
(lacht melancholiek).
Je bent 'n type.
(voor 't raam, speelt met de gordijnen).
Dan wou ik je nog iets vragen.... Zie je... Zou 't jou veel kunnen schelen als Willy zijn brieven hier aan jou adresseerde, en jij ze dan weer aan mij stuurt, in 'n enveloppe van jou. Mama let op alles en we mogen niet meer correspondeeren.... Dat vindt je wel goed, hé, Nien?
| |
| |
(in gedachten).
't Spijt me erg, maar, 't is niet dat ik niet wil, hoor, maar ik kan 't je onmogelijk beloven.
Flauw!.... Waarom nou niet. Je zoudt er ons zoo'n plezier mee doen. Toe doe 't maar.
(verward).
Ik zeg immers, dat 't geen onwil is, maar.... misschien later, ik zal 't je laten weten....
Asjeblieft!.... (wuivend naar buiten) Daar heb je 'm! Da-ag, hm! hm!
(op uit den tuin pakt Nini om haar middel, sleept haar naar de deur links duwt haar binnen sluit de deur, lachend.)
Zie zoo, nu zullen we andere maatregelen nemen. Als je je nu niet heel netjes opdirkt, weerspannige echtvriendin, dan kom je er den heelen dag niet meer uit!.... Wie niet hooren wil.... (tot Ada) Wat sta jij daar te wuiven?
(steeds wuivend).
Dat moest je nu eens weten.
(achter haar).
Aha jongejuffrouw!
Je houdt je mond, hoor Tom. Dat 's Willy. Knap gezicht hé! Ze willen 't niet hebben thuis. Zeg Tom, ik laat me schaken!.... Ik ben zoo verliefd! Net zoo
| |
| |
verliefd als jij op Nini. Maar 't is een ellende als je tegengewerkt wordt. 't Helpt niets. Integendeel, 't prikkelt tot verzet!
Ja, 't prikkelt jou veel te veel. Alles behalve goed voor je gestel, al die opwinding. Je hebt 'n kleur als vermiljoen.
(neuriënd.)
Das macht die Liebe, nur ganz allein. Dag Willy! dag schat! (familie komt uit den tuin terug) O, lieve hemel! (gaat met 'n onnoozel gezicht van 't raam).
Wie zag je daar? De meisjes Holster?
Ja, allerliefste meisjes!
(gretig).
Vindt je niet! Ja ik ook! 't Is heelemaal zoo'n aardige familie.... Was.... de zoon er ook bij?
(brutaal).
Om u te dienen.
Snoezig!.... Vooral z'n haar. Dat is in 't genre van onzen Tom.
(neuriënd in walspas).
Das macht die Liebe....
| |
| |
(valt in, samen).
Nur ganz allein.
(wrevelig).
Uit jou kan je nou nooit wijs worden.... Waar is Nini?
Verkleedt zich even (luistert aan de deur). Is de bruid haast klaar.
(stem half gesmoord).
Ja dadelijk! (Tom schuift den grendel van de deur).
't Wordt zoo laat met de koffie....
(jolig).
Ik zing 'n loflied als ze binnen komt.
M'n maag begint leelijk te jeuken.... (Nini verschijnt in de open deur geheel in 't wit. Ze heeft zichtbaar geschreid, bleek.
Fanfares! (Ada trommelt gauw op de piano).
Lang zal ze leven, lang zal ze leven, lang zal ze leven in de gloria!
(Nini dwingt zich tot een glimlach. Tom sluit haar in z'n armen, zij lacht zenuwachtig door, gaat over in snikken).
scherm valt.
|
|