Multatuli en zijn zoon. Brieven van Multatuli aan J. van der Hoeven
(1937)–Jan van der Hoeven, Multatuli– Auteursrecht onbekendXXIGeisenheim a/R 24 Okt. 1880 Waarde Van der Hoeven! Ik ontvang daar bericht dat Eduard te Padua is, en sedert den 5 Juli JL onafgebroken geweest is.Ga naar voetnoot1) Z'n adres is: via Colmellon, 848. Na de door U van officieele zyde bekomen mededeeling, heeft nu die nieuwigheid geen waarde meer, voor zoover die akelige haagsche zaakGa naar voetnoot2) betreft. Of gy om andere redenen gebruik wenscht te maken van dat adres, moet ik aan Uzelf overlaten. Ik erken dat hy niet de minste aanspraak heeft op welwillende konsideratie, maar misschien is 't humaner, en dan voor Uw eigen gevoel bevredigender, hem met rust te laten. Deze reden tot niet-doen zou vervallen indien er door rekriminatur (of c.q. vervolging) iets te bereiken ware. Dan ware 't Uw plicht hem aantepakken, maar 't gehoor geven aan vruchtelooze rankune zult ge zeker beneden U achten. | |
[pagina 40]
| |
Wat my betreft, niet uit wrok over alles wat er geschied is, maar om zooveel mogelyk Nonni en haar man te vrywaren voor 'tgeen geschieden kàn, zal ik haar en hem nog eens herinneren hoe hy zich jegens U gedragen heeft. De berichten die ik ontving, zyn vervat in een br. van dien heer Bassani en een idem van Eduard-zelf. De eerste is zeer behoorlyk, maar Ed. schryft heel brutaal. Hy schynt te meenen dat het niet-vermoorden van Marius Bogaardt 'n groote verdienste is, die hem schoon wascht van al z'n beroerdheid! Aan hèm schryf ik niet, maar ik zal hem door Nonni laten zeggen dat-i zich van z'n onschuld aan moord (een verdienste die duizend millioen menschen met hem deelen) geen voetstuk hoeft te maken, en dat het reeds schande genoeg is, door menschen die hem kennen (waaronder ik) tot zoo'n schanddaad in staat geacht te worden. Hartelyk gegroet van tt Dek |
|