Millioenen-studiën
(1872)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 312]
| |
Rouge perd!Intusschen hadden de croupiers zich bezig gehouden met het gereed maken der kaarten voor de nieuwe taille. De zes spellen waren opgenomen uit den in de tafel weggezonken bak, waarin na elken coup, de kaarten worden weggeschoven. Ze werden in pakjes verdeeld, tusschen elkander ingeschoven, van-hand tot-hand overgegeven, telkens weer door-een gemengd, en eindelyk weder by-elkaêr gevoegd tot één pak. Nu bood een der croupiers aan iemand uit het Publiek, de ‘coupe’ aan. Dit couperen geschiedt steeds door een lid der galerie, die-hierdoor in zekeren zin tegenover de Bank het Publiek vertegenwoordigt. Men steekt op 'n wille- | |
[pagina 313]
| |
keurig te kiezen plek, een stukje wit karton tusschen de gemengde zes spellen die hierdoor in twee deelen worden gesplitst, waarvan het onderste boven-op wordt gelegd. Het spreekt vanzelf dat deze coupe, een altyd onbekenden, maar zeer regtstreekschen invloed heeft op de taille die door de ligging der kaarten bepaald wordt. ‘Mais à qui donc la coupe?’ vraagde de croupier, nadat verschillende aanwezigen geweigerd hadden, de rol te vervullen van onbewusten lotbeschikker. Spelers namelyk zyn byna zonder uitzondering bygeloovig, en meenen dikwyls: qu'ils n'ont pas la main heureuse. Anderen vreezen dat ze 't ‘lot’ boos maken, door 'n al te stoute inmenging in z'n zaken. Z.H. wil eerbiedig behandeld zyn. Ook zyn er, die zich laten afschrikken door den mogelyken wrok van dezen of genen, wanneer de door 't couperen bepaalde taille niet naar z'n zin is. Ons studie-exemplaartje staarde verdrietig voor zich op de tafel, en prikte arabesken op 'n speelkaartje. Hierdoor konden de blikken van den croupier die uitnoodigend den kring rondgingen, de haren niet ontmoeten. Eindelijk toch, verwonderd over 't lange wachten, waarvan ze de oorzaak niet kende, zag zy op. De geëmployeerde bood haar de kaarten aan... ‘Et viens diriger ma main... suisde 't haar in de ooren. Byna wezenloos, en als gebiologeerd, nam ze 't kartonnen blaadje... ‘Grâce... grâce! Non... non!’ ... en stak het ergens tusschen de driehonderd en twaalf speelkaarten: zyzelf had nu de taille bepaald! Helaas! De eerste zet was rouge: de twee louis die daar zoo lang sarrend hadden liggen wachten, en oorzaak waren dat ze niet was vertrokken by 't eind der vorige taille, werden door een der geëmployeerden weggestreken. | |
[pagina 314]
| |
Nu was de tyd daar, om werkelyk optestaan. Wat ànders? ‘Rouge perd!’ werd er geroepen. O zeker: rouge perd, zwart wint, nu zy niet gezet heeft!Ga naar voetnoot*) En weder: rouge perd! En nog-eens! En nog-eens! Zwart won zeven of acht keeren achter elkander. - Il paraît que la noire a une série cette fois. Madame aurait du jouer à la noire, zei achter haar stoel een der bekende profeten die zoo precies alles weten te voorzeggen wat geschied is. Ach ja, ze had moeten zetten! Zou ze 't nu doen? Nu nog? ‘Rouge perd!’ Alweer 'n zwarte... - En voilà dix, zei de profeet. Je vous l'ai bien dit... c'est une série de la noire. Pourvu qu'elle ne s'épuise pas trop tôt... il y en aura davantage. Zeer juist. Als er nog meer zwarten volgen, zal de serie nog grooter worden. Als de serie grooter wordt, komen er nog meer zwarten. De man was opzettelyk geboren voor kranten-politicus. ‘Rouge perd!’ riep de croupier. - Que vous ai-je dit? blufte de ziener. ‘Rouge perd!’ - Voilà la douzaine au grand complet! Douze noires! Et même... eh... eh... voyons... attendez! ‘Rouge perd!’ - Treize noires! Eh... eh... eh... je l'ai bien dit! Ne | |
[pagina 315]
| |
l'ai-je pas dit? Voyez, m'sieur! Madame, voyez! C'est une série de treize, et... peut-être davantage! Qui sait! Quand la noire persiste, il y aura... voyons... attendez... Met uitgerekten hals volgde hy nu, binnen'smonds meetellend, de neergelegde kaarten, en was hierin de eenige niet. De heele galerie verkeerde in spanning. Velen stonden op, en bogen zich over de tafel naar 't midden, om toch vooral de eersteling te genieten van 't nòg nieuwere nieuws, dat gaande-weg scheen toetenemen in belang. Alleen Lord Ci-devant scheen geen lust te hebben in verbazing. ‘Rouge perd!’ riep de croupier. - Quatorze! Ne l'ai-je pas dit, m'sieur? Madame, ne l'ai-je pas dit? C'est qu'une couleur... une fois en train... et pourvu qu'elle continue... ‘Rouge perd!’ - En voilà encore une! Quinze noires! C'est prodigieux, n'est-ce pas? Voyez... De vervelende babbelaar toonde aan al de omstanders, het kaartje waarop hy den loop der zetten naprikte, en deed dit met 'n soort van zelfvoldoening, als-of het spel zich naar zyn kaartje geregeld had. Precies 'n krant alweer! ‘Hebben we niet gezegd dat er oorlog komen zou, als de vrede verstoord werd?’ ‘Rouge perd!’ - Eh... eh... seize! C'est extraordinaire, en vérité. Mais... on aurait du en profiter! C'est qu'on n'a pas voulu me croire! Waarom had hyzelf dan daarvan geen gebruik gemaakt? - Il y avait là une fortune à gagner... Dat kan men van elken groep zetten zeggen. - C'est incroyable! Voyez, m'sieur! Voyez, madame! Il y en a seize déjà! Eh... eh... voilà ce qui s'appelle une série! Et il se pourrait, que... peut-être... qui sait! Attendons ce coup là! Vous verrez que... peut-être... | |
[pagina 316]
| |
‘Rouge perd!’ - Ne l'ai-je pas dit? En voilà dix-sept! C'est... - Zu kolossal, riep hier onze oude kennis, de heer Friedrich Plump, der Wissenschaften Zögling, die by dezen zet een tweeguldenstuk op rood had gewaagd. - Zu kolossal... auf Ehre! So 'ne Seeeerje ist mir mein Lebtag nicht vorgekommen! Zyn Lebtag! Waarde Friedrich Plump, alle respect voor uw Lebtag, maar indien eene serie van zeventien zwarten te kolossaal is - en dus onmogelyk, want er is geen ‘te’ in de Natuur - waarom smeet ge dan niet, na den zestienden zwarte, de zes gulden die ge nog in uw zak hebt, op rood? ‘Rouge perd!’ klonk het nog-eens. - Dix-huit! Eh... eh... qu'ai-je dit? - Zu kolossal! ‘Rouge perd!’ - Eh... eh! Dix-neuf! N'est-ce pas que c'est inoui? C'est... fabuleux, m'sieur! - Aber nein! So etwas ist noch nie da gewesen! Es ist nun aber wirklich zu... - C'est... énorme! - Grossartig! Kolossal! Hier mag de schrandere lezer de opmerking plaats geven, hoe wysbegeerte de menschen verbroedert. Herr Friedrich Plump had zich nooit aan kennis der fransche taal bezondigd, en de Franschman verstond geen woord duitsch. Maar hunne zielen ontmoetten elkaer zoo eensgezind op den breeden zottenweg der verbazing, dat ze elkanders adjectiven grif verstonden. En, op weinige uitzonderingen na, deed de galerie eenstemmig meê. Het langgerekt blazend ‘hè’ dat bekend is aan ieder die ooit 'n vuurwerk zag afsteken, verving | |
[pagina 317]
| |
met goed succes al de uitroepingen die ik den lezer spaar. Nog welsprekender was de stilte die telkens het algemeen losberstend bewondering-pneuma voorafging. Het scheen wel of men bevreesd was, het ‘lot’ te storen in 't verlossen van al die zwarten. De milde kraamvrouw had rust noodig. Maar, als dan eindelyk weer 'n nieuwe telg behoorlyk terwereld gekomen en geproclameerd was, werden de sissende hè's des te luider uitgeblazen. Ze vormden dan één zucht, die 't midden hield tusschen de uitdrukking van aanstaand bezwyken, en 't op-eens wegwerpen der al te zware vracht van opgespaarde bewondering. Men meene niet dat die belangstelling in-verband stond met winst en verlies. Byna niemand speelde. Zelfs Friedrich Plump was uit het veld geslagen. Hy kneep de drie dubbelguldens die hy in den zak had, maar durfde er geen van zetten. Spelers zyn by zulke gelegenheden bevangen door zekeren schroom. Er werden slechts enkele geringe mises op de tafel geworpen door nieuw aangekomenen die niet ingewyd waren in de crisis, en alzoo onbewust de geheimzinnigheid van 't ‘lot’ trotseerden. De onthouding der anderen berustte op iets als vrees: ‘dat de zwarte kleur nu toch wel uitgeput wezen zou.’ En op rood te zetten... tégen de gagnante... ‘hm, hm, dat is gevaarlyk, zeer gevaarlyk!’ Ook onze Lord Ci-devant speelde niet. Maar dit lag aan den tyd van 't jaar. We waren in de laatste week van 'n kwartaal. Niets evenwel duidde aan, dat-i deze taille vreemder vond dan elke andere. Ik geloof 't graag. Hy was uitgestudeerd in 't nil mirari. Die oefening had hem honderd-duizend pond gekost. Hy hield zich heel tevreden bezig met 'n tandestoker, z'n eenig diner op dien dag. De twintigste zwarte was ook gekomen. - C'est excessivement dangéreux maintenant, verzekerde de profeet. Vous comprenez que la noire... quand elle se déclare | |
[pagina 318]
| |
si opiniâtrement ... c'est pyramidal! Vingt noires! Tenez, m'sieur, je vous expliquerai ce que c'est. Il faut connaître le jeu, tout est là! C'est une taille qui... qui... contient une série énorme de noires... voilà ce que c'est! Et la raison en est... voyons ce coup ci... ‘Rouge perd!’ - Ne l'ai-je pas dit? Vingt-et-une, m'sieur, vingt-et-une! C'est... une série de la noire! Il faut connaître le jeu. La noire était en retard, m'sieur, et elle se ratrappe. Voilà la raison! C'est madame qui a fait la coupe. Une couleur en retard... cela se retablit toujours et vous verrez que ... cette fois ci... à moins que la rouge ne reprenne le dessus... ‘Rouge perd!’ - Qu'ai-je dit? Ne l'ai-je pas dit? N'est ce pas que c'est... - Das ist nun aber wirklich zu... Noch de profeet, noch de andere wysgeer hadden adjectiven meer. En ook het vuurwerks-pneuma der anderen klonk wat gedempt, en als onder zeker voorbehoud. Men wilde adem sparen voor nog grooter verbazing. Hoe toch, als eens 't ‘lot’ meer zwarten in voorraad bleek te hebben, dan men in-staat was vreemd te vinden? ‘Rouge perd!’ - Vingt-deux! Que vous ai-je dit? C'est la noire qui...
En ons arme vrouwtje, dat daar nog altyd zat met haar ongewisseld billet vóór zich! Bitter, bitter, bitter was 't voor haar, al die zwarte slagen te hooren uitroepen, zy die reeds zoo lang op slechts 'n klein deel van zoo'n serie gehoopt had! Och, hoe wreed, hoe valsch, hoe martelend! Was 't niet, of 't ‘lot’ haar bespotte? ‘Je ziet dat ik wel seriën van zwart heb, maar voor u niet!’ Ach, nu had ze gaarne willen opstaan, maar ze had er de kracht niet toe. Waarom niet terstond dat billet gewisseld, na 't verliezen van het laatste goud? Dan had ze | |
[pagina 319]
| |
geen zetten laten voorbygaan! Dan ware in weinig slagen haar doel bereikt geweest! Dan had ze nu, opgetogen van vreugd, de pynbank verlaten, waarop ze zoo gefolterd werd! Dan had ze... - C'est madame qui a fait la coupe, hoorde ze nu weer verkondigen door den allemans-profeet, die nog altyd achter haar stoel stond. Ze voelde dat-i haar aanwees als de scheppende artiste van 't aanschouwd wonder. - Mais madame a eu le tort de n'en pas profiter! Eh... eh... eh... si madame voulait me procurer une nouvelle taille pareille... eh... eh... eh... je saurais bien... ce que j'aurais à faire... eh... eh! Ik gis dat dit geestig lachje z'n voornemen aanduidde, om op zwart te spelen, zoodra hy vooruit weten zou dat er zóó'n taille in de kaarten lag. En weer scheen hy onze arme gemartelde aan de omstanders voortestellen, als de veroorzaakster van zooveel vreemds. - En voilà une qui sait couper, moest ze nog-eens hooren. De wyzende vinger van den hatelyken kornak brandde haar in den rug. Ze zat als wezenloos. Opstaan kon ze niet. Ze voelde dat ze neerzygen zou, zoodra ze haar stoel verliet. Aan 't wisselen van 't billet dacht ze niet meer. Bovendien, voortspelen? Nu? Waarop? De serie van zwart, waarop ze zooveel overspannen hoop gevestigd had, ‘de serie die toch ééns komen moest’ meende zy altyd, was er geweest, en wel veel grooter dan voor háár doel noodig was. Wat ze voor 'n grond van hoop had gehouden, was werkelykheid geworden, maar... voor háár een sarrende bespotting! Wat nu? Ze verlangde weg te zyn, ver weg... dood misschien! En na de mislukking van 't plan, die haar zoo wreed martelde, wachtte haar nog 'n andere pyniging. Ze moest | |
[pagina 320]
| |
het gebeurde meedeelen aan haar man! Ze moest hem zeggen dat alles, alles, voorby was, en dat voortaan hy, zy, de kinderen... Om die vyf-duizend franken by elkaer te krygen, hadden ze... Neen, denken kon ze niet. Overmaat van smart maakte haar gevoelloos. Ze was als vernietigd. Daar werd ze zacht op den schouder getikt door een der zaallakeien, die haar kwam vragen om: ‘einen Lowìh für den Herrn Gemahl der da draussen sass.’ Dit nu was wel meer geschied, als zy den gemeenschappelyken porte-monnaie by zich droeg, en hy in den restaurant een kleine vertering te betalen had. We hoorden hem een glas limonade bestellen... De huishoudelyke aard van deze boodschap riep haar tot bezinning. Sedert uren had zy gedroomd van duizenden, of liever van de veertigduizend franken die ze noodig had, en de waarde van geld in den dagelykschen omgang kwam haar geheel veranderd voor. De drie, zes, twaalf louis, die herhaaldelyk als hare mise op 't tableau hadden gelegen, schenen haar slechts speelmerken, fiches, legpenningen, toegangkaartjes tot het verblyf der bewuste veertigduizend franken... geen geld dat waarde had op zichzelf. Op-eenmaal kwam nu het verzoek van haar man, om een geldstuk dat strekken moest tot het voldoen eener kleine schuld, haar wekken uit de begoocheling die zich van elken gast der groene tafel meester maakt. Ze begreep dat haar man niet juist 'n geheelen louis noodig had, maar ‘hy kon toch door 'n knecht niet om groschen of kreutzers laten vragen?’ En, bovendien... O God, dàt was het misschien! Hy wilde weten of ze nog 'n louis bezàt? Er was haast by, hem ten-minste dáárover gerust te stellen. Snel wierp ze het billet den croupier toe, en wilde | |
[pagina 321]
| |
hem verzoeken daarvoor goud te geven, maar de woorden stikten in de keel. Ze kon geen verstaanbaren klank uitbrengen... Sedert lang was de fameuse serie gesloten, en ook de door haar gecoupeerde taille was door 'n andere vervangen. De liefhebbers bewaarden het geprikte kaartje der vorige, als eene curiositeit. - Der Herr lasst bitten um nur einen louis-d'or, herhaalde de knecht, die meende dat ze hem niet verstaan had.
- Natuurlyk, mompelde Semi-ur, de limonade moet betaald worden... - En kristallen schieten, zei 'n ander gnoompje.
Het billet dat ze wisselen wilde was op zwart gevallen. - Tout? vraagde de croupier welwillend, omdat-i sedert lang had opgemerkt dat ze gewoon was lager mises te zetten. Ze wilde te-kennen geven, dat ze 't bankpapier slechts had toegeworpen om het te doen wisselen. Maar de als digtgeschroefde keel weigerde haar de dienst. Nu trachtte zy den rateau te grypen, om daarmee het dure papiertje wegteschuiven van z'n al te gevaarlyke plaats, maar 't ding was in-handen van andere spelers. En toen 't eindelyk vry kwam, en zy 't met bevende hand opgenomen had: - Tout va au billet! zei de croupier, dien 't verveelde dat-i geen antwoord kreeg. ‘Rien ne va plus!’ En met zyn rateau sloeg hy nu 't harkje ter-zyde, waarmee zy eindelyk op 't punt stond haar laatste bezitting te redden uit de klauwen van 't verfoeielyke spel. - Pardon, madame! C'est trop tard. Le point est connu! Indedaad! Reeds was er quarante geroepen voor de eerste rei. Quarante, 't hoogste point! - Ne l'ai-je pas dit? C'est excessivement dangereux mainte- | |
[pagina 322]
| |
nant de jouer à la noire. Vous comprenez... après une taille comme la dernière... la noire est épuisée! C'est la rouge qui dominera... à moins que... ce coup ci... eh... eh... eh... que vous ai-je dit? Waarachtig, ook de tweede rei telde quarante! De slag was nul. - Nou, dat bankie is deur 't oog van 'n naalt gekrope, zei 'n jonge dame uit Amsterdam, tot den dikken en WelEdelen Heer, die 'r papa scheen in koffi en suiker. Ook deed-i in deftigheid en afkeur van 't spel. Wel waagde hy soms 'n paar gulden ‘och, ik doe dat zoo voor 'n aardigheid, weet u!’ maar altyd als z'n dochters er niet by waren. En ook de jonge dames speelden nooit als papa 't zag. 't Was 'n familie vol principes en P.G., die zeer behoorlyk wist te gruwen van elke onbehoorlykheid. De jonge dame was op 't oogenblik bezig papa ‘aan den praat’ te houden, om haar zusjes gelegenheid te geven tot wat gedobbel op de roulet. En om deze taak iets aangenaams by te zetten, maakte zy den ouden heer opmerkzaam op ons studie-exemplaartje. - Kyk 't mens ereis gek uitzien. Se sweet er van! Se dee ook beter as ze na huis ging! Ach ja, de druppels parelden haar op 't voorhoofd. En ze zag doodsbleek. Of la noire zoo byzonder épuisée was, als de spelprofesser op nieuw betuigde, weet ik niet, maar zeker was zy uitgeput, onze wanhopige strydster. Ze hoorde niet wat men rondöm haar zeide, of althans ze verstond het niet. Al wat ze waarnam, loste zich op in één vermoeiend gegons. Ze begreep ter-nauwernood wat dat quarante en quarante après beduidde, en dat de slag nul geweest was. Ook had ze 't besef niet haar inzet nu terug te nemen. Ze was als vernietigd, en zou neergezegen zyn, wanneer niet de drukkende volte aan weerszy haar had overeind gehouden op haar stoel. | |
[pagina 323]
| |
De profeet waagde nu... 't was z'n eerste waagstuk dien dag... - Je fréquente les Jeux depuis trente ans, verzekerde hy den omstanders, et j'ai toujours remarqué que... Nu ja, om de een of andere reden waagde hy nu 'n heel tweeguldenstuk op rood. Dit was zeer kiesch van den man. Hy, die door z'n diepe studie van de geheimenissen der groene tafel, de fortuinen voor 't grypen had, vergenoegde zich, nu hy ten-laatste iets deed, met het minimum der mise. Hy wilde de Bank niet plunderen, naar 't schynt. - C'est un coup sûr... à moins que... ‘Rouge perd!’ riep de croupier. - Sacré nom de dieu! De tels contretemps n'arrivent qu'à moi! Faut-il être déveinard, pour avoir une chance pareille! Voyez, m'sieur... madame, voyez, moi qui ai prédit correctement - mais cor. rec. te. ment! - tous les coups, ne voilà-t-il pas, que le premier que je joue... mon dieu, quelle tuile! Voyez un peu, je vous en prie... En hy betoogde uit 'n zestal geprikte kaartjes, dat hy, volgens alle goddelyke en menschelyke wetten, dien fameusen coup had moeten winnen. Daar lagen nu waarlyk twee billetten van duizend franken op zwart. De eigenares van dien inzet was wezenloos. Misschien wist ze niet eens dat die briefjes haar behoorden... des-te-beter: ‘Rouge perd!’ Er werden twee billetten bygelegd. - Ik sou se gou wegnemen, as 'k haar was! betuigde de amsterdamsche. Want zieje, papa, as se se nou weer verliest... dan het ze niks, en 't is 'r êge skult. Dit is waar. Maar zy verloor ze niet. Er kwamen vier billetten by. Daar lagen er acht... het maximum der mise op de simple chance. Er volgden nog vier zwarten... | |
[pagina 324]
| |
By elken slag werd er een maximum bygelegd... - Combien y a-t-il de billets maintenant? vraagde onze patiënte stamelend, en als ontwakend uit 'n akeligen droom. - Quarante, madame! antwoordde de croupier. Voulez vous retirer la masse? O God, ik dank u! Ja, ja, geef hier, geef alles hier, alle veertig! Veertig... o God, ik dank u! Dit riep ze met dezelfde woorden die ik hier schryf, want ook zy was 'n Hollandsche, en vergat in de verrukking van haar hart, alle andere talen dan die waarin ze zoo vurig had gebeden om uitkomst. - Hm! God deed er niets aan, zei Semi-ur. 't Was de limonade! Als de man niet had laten vragen om 'n louis... De croupier lachte haar vriendelyk toe. 't Scheen den man genoegen te doen, dat-i haar zoo 'n schoone som mogt uitbetalen. Hy sloeg vyf-aan-vyf de billetten om 't klampje van z'n rateau, en reikte haar achtmaal achtereen den fladderenden schat toe. Ze greep de briefjes, kneep ze zaam tot 'n vormloozen klomp, en vloog, de omstanders ter-zy dringend, de zaal uit. - Nou, loop me niet omfèr! klaagde haar landgenoote, nydiger dan eigenlyk gewettigd werd door 't onbeduidend stootje dat ze ondergaan had. Dat mens lykt wel mal! En wat 'n chemeen hollans! Seker uit 'n achterbuurt, of uit Den Bos of Défeter, of soo-wat. 't Is werachtich sonde f'n 't chelt! Chot weet wat s'r mee doet! - Very nice, indeed! zei Lord Ci-devant tot zichzelf - de eenige persoon met wien hy zich scheen optehouden - en voor 't eerst bespeurde ik iets als aandoening op z'n gelaat. Het was de zeer adelyke vreugd over 't geluk van een ander. Waarschynlyk zou hy zich geschaamd hebben blyk te geven van banaal medelyden, die al te goedkoope misdruk-uitgaaf van goedhartigheid. | |
[pagina 325]
| |
- Et moi qui croyais la noire épuisée, kermde onze profeet. Doch terstond daarop legde hy zeer duidelyk uit, waarom de noire... als ze ‘épuisée’ was... en als ze toch eigenlyk niet ‘épuisée’ was... kort-om, hy had het voorzien, en zou er zeker op gezet hebben, indien slechts... - Zu kolossal! verkondigde Friedrich Plump. - Limonade! riep Semi-ur. - Kristallisatie! juichte 't kristalmannetje. En ‘alles in alles’ jubelde m'n heele lyfwacht door elkander. Zelfs de muziek deed mee: heil dir im Siegerkranz! Voor 't eerst van m'n leven hoorde ik dien armzaligen deun met genoegen.
Ik volgde m'n heldinnetje. Mee geleden, mee genieten! Was 't niet billyk? Haar man zat op de plaats waar we hem een uur geleden verlaten hadden. Ze vloog op hem toe, wierp den veroverden schat op de tafel, en viel hem snikkend om den hals: - Gered, gered! Daar zyn ze... alle veertig! Tel maar, tel maar... o God, gered! O God, ik dank u! En nu... nooit, nooit, nooit weer een voet in dien vreesselyken hel!
- Hm! Heel dankbaar is ze niet, zei Semi-ur. Heb je van z'n leven, daar gooit ze waarachtig 't glas limonade omver, dat haar zooveel goed heeft gedaan! Dom volk, die menschen! Nu krygt God die haar zoo tobben liet, al de eer van de zaak, en die arme scherven trapt ze tot gruis. Dat komt er van, als men oorzaak en gevolg niet aan elkaer weet te knoopen... dom! - Ze heeft dapper gestreden om haar gulden vlies, bragt ik bedeesd in 't midden. - Dit kan waar zyn, maar veroverd heeft ze 't eerst toen ze niet streed. Zij gaf den moed op, en had le bras | |
[pagina 326]
| |
cassé, zoo-als de spelers dat noemen. Ze kon geen vin verroeren. Wat zou er van haar heldenstuk geworden zyn, zonder de limonade?
- Zeker! Maar zeg eens, waarom liet ge my 't vorige hoofdstuk ‘Eén tegen zeven’ noemen?
- Wel... de eenvoudigste zaak der wereld. Uw mevrouw... Jason, die met haar vyf billetten, vyf-en-dertig winnen wilde, moest zeven vyanden uit het veld slaan. Dit lukt eens in de acht keer. En erger nog, toen ze maar één briefje over had, stond de kans als éen tot negen-en-dertig. Wie nu na haar iets dergelyks beproeven zou, heeft niet veel schoons te wachten: épuisé! Zeg haar dit, als ge 't mensch mogt weerzien. Of beter nog, maak het bekend in uw millioenen-studiën... ook 'n kristallisatie! |
|