Millioenen-studiën
(1872)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 113]
| |
Alles in alles.De president verzocht den secretaris de notulen der laatste vergadering voortelezen. Heb oude gnoompje dat de functien van geheimschryver vervulde, voldeed hieraan, en ik kwam dus te weten met welke byzonderheden de onderaardsche mannetjes zich hadden beziggehouden, lang voor ik er aan dacht hen te bezoeken. De behandelde zaken waren meest van huishoudelyken aard. 't Spreekt vanzelf dat de economie van 't yzer daarin een hoofdrol speelde. Een gnoom die als inspecteur naar de korst was gezonden, leverde een uitvoerig rapport over het toenemend verbruik van stalen pennen, waarvan hy 'n exemplaar ter bezigti- | |
[pagina 114]
| |
ging had meegebragt. Het ding deed de rondte, en ieder zei er wat van. Toen 't aan my kwam, deed ik m'n best het met gehuichelde belangstelling te beschouwen, en voorzigtig, alsof ik bang ware iets aan 't kostbaar voorwerp te bederven, reikte ik het m'n buurman over. Ik wilde namelyk de goede kereltjes die met de veroverde curiositeit zoo in hun schik waren, niet doen bemerken dat ik, wel beschouwd, niet veel waarde hechtte aan zoo'n instrument. De vreugd myner gastheeren kwam me onnozel voor, en ik begon voor een slechten uitslag van m'n studiën te vreezen. Maar deze stemming veranderde eenigzins, toen ik de benaming hoorde waaronder de ingevoerde zeldzaamheid een plaatsje zou bekomen in 't onderaardsch museum. De gnoom die de pen had meegebragt, zei dat het een werktuig was waarmee men, voor oppervlakkige toeschouwers, z'n gedachten verbergen kon, en met behulp waarvan oppervlakkige denkers zich in de oogen van sommigen konden aanstellen alsof ze gedachten hadden. De voorzitter bragt hulde aan den yver van den gnoom die zoo 'n kostbaar gedenkstuk van menschelyke industrie had neergedolven, en er werd met algemeene stemmen besloten ruim te voorzien in de behoefte aan 't metaal waaruit zulke nuttige zaken vervaardigd worden. Ook het lood kwam aan de beurt. De vergadering voteerde een afkeurend oordeel over de verkwisting der menschen. Er werd by die gelegenheid een statistiek ter-tafel gebragt, waaruit men zien kon hoe welbegrepen heldhaftigheid zich openbaart in misschieten en niet geraakt worden, welke beide verdiensten zich laten zamenvatten in de kunst van distantie bewaren. - Ze schynen daar-boven te meenen dat wy hier beneden 't metaal voor niemendal hebben, zei de voorzitter grommend. De Meester was met z'n bastert-neef Moritz van Saksen overeengekomen dat hy ons de dooden zou leveren tegen | |
[pagina 115]
| |
hun gewigt in lood... tegenwoordig nemen ze tweehonderd-twee-en-zeventig pond pr man. Ik geloof 't graag dat ze klagen, over overbevolking. Is dat 'n huishouden!Ga naar voetnoot*) | |
[pagina 116]
| |
Na eenige discussie over dit onderwerp werd er besloten een verhoogde dosis mephitische dampen naar-boven te zenden, om door concurrentie den oorlog te dwingen tot wat yver. Hierop kwamen de verhandelingen aan de beurt. Het aantal ingeschreven sprekers was zeer groot, en ik moet erkennen dat het my in weerwil myner begeerte iets te leeren over de speelbanken, benauwd te moede was. Redevoeringen namelijk...
Pourquoi parlez-vous donc? riep men Emile de Girardin toe, toen hy eens zeer veel woorden gebruikte om te bewyzen dat woorden niets waard zyn. Ik heb den lezer een zonderlinge confidentie te doen. Van kindsbeen af is 't my onmogelyk 'n verhandeling of preek ten einde toe met oplettendheid aantehooren, en | |
[pagina 117]
| |
ik vind dus dat Emile de Girardin terdege begon ongelyk te krygen, toen hy betoogde dat-i gelyk had... wat ik overigens volkomen toestem. Wie langer of anders spreekt dan met de strikte eischen der interlocutie overeenkomt, wordt slaperig en verwekt slaap... of erger. Ja, erger! De gruwelen die op dit gebied dagelyks worden gepleegd zyn hemeltergend, ook zonder de minste vergelyking met den gezondheid bevorderenden oorlog die zooveel menschen in 't leven houdt. Van die gruwelen een voorbeeld, lezer. Zeker tiran had een vyand dien hy uit den weg wilde ruimen. Hy zond z'n knechten uit, een voor een of allen te-gelyk, maar ze kwamen onverrigter-zake terug. Dolk en gif schenen geen werking te hebben op het taai gestel van dien boozen tegenstander. Het radbraken deerde hem in 't minst niet, en na tusschen twee planken in allerlei | |
[pagina 118]
| |
rigting te zyn doorgezaagd, voegden zich de brokken weer aan elkaer, alsof er niets gebeurd was. Onze tiran klaagde dat hy slecht bediend werd, en liet, om den yver zyner hovelingen aantevuren, door z'n hofpoëet een ode maken op den vernuftigen Phalaris. Oogenblikkelyk wemelde het land van koperen stieren, waarin de nachtmerrie van den goeden koning gebraden werd. Zonder baat, helaas, want de eenige klagt die de patient hooren deed was dat ze vreesde kou te vatten - ik heb verzuimd u te zeggen dat de te vermoorden vyand eene vyandin was - en eenmaal zelfs kwam ze, na gebakken te zyn, half bevroren voor den dag. Een wyze stelde voor, haar uittehongeren, en ook van dit middel nam men de proef, maar de uitslag was als voren. Zy scheen aan 't hongerlyden van oudsher gewend, en wel verre van te bezwyken, begon zy zich, na gedurende zeer langen tyd niets genoten te hebben dan onthouding, te buiten te gaan aan zwaarlyvigheid. Onze Sire Geweldenaar was radeloos, en loofde drie koninkryken uit voor 'n behoorlyken martelmoord. Of de prys kontant betaald werd, is my onbekend gebleven, maar behaald is ze. Een geniale beul heeft de patiente doodverhandeld. Ze heette democratie.
De zeer intelligente lezer zal begrypen hoe onaangenaam my, die 't relaas dezer boosaardige strafoefening eerst onlangs in een volksblaadje ondergaan had, het vooruitzigt was, 'n dergelyke methode te zien toepassen op m'n beminde kansrekening. Het scheen dat die vrees op m'n gelaat te lezen stond, althans een der leden van de vergadering stelde my ongevraagd gerust. Hy verzekerde my dat de verhandelaars in de onderwereld nooit waarschuwden in hoeveel deelen de hoorders hunne aandacht te splitsen hadden, en ook dat de sprekers zich zelden hielden aan den tekst. Hieruit, zeide hy, vloeit voort dat het audito- | |
[pagina 119]
| |
rium gedurig door de een of andere verrassende wending wordt wakker geschud. Daar bovendien de toepassing soms voorop, soms in 't midden werd gesteld, en men niet dan by uitzondering de stukken daarmee besloot, kon niemand vooruit weten op welk oogenblik hy overtuigd moest wezen, aangedaan, geestdriftig of zoo-iets, en men was dus wel genoodzaakt zich daartoe gedurig gereed te houden. Ook gebeurde het vaak - en dit zou heden avend waarschynlyk het geval zyn - dat de lezing werd opgeluisterd door proeven. Nu, ik bespeurde al terstond dat dit de zuivere waarheid was. De eerste redenaar namelyk die optrad, had een bosje jongeluî in de hand die hy neerlegde naast z'n suikerwater. Het opgegeven onderwerp zyner verhandeling was: nauwkeurig onderzoek of duitsche badplaats-kellners menschen zyn? - Ziet ge, zeide myn buurman, nu moet ge wel wakker blyven. Waarschynlyk snydt hy ze open, en wie zou dat niet willen zien? Ik moet erkennen dat het onderwerp my byzonder interesseerde, vooral omdat ik, juist door 't groote verschil daarvan met myn streven, genoopt werd te zoeken naar den zamenhang, die dan ook moeielyk genoeg te vatten was om my wakker te houden door wat inspanning. De geachte spreker behandelde, in den aanvang geleidelyker dan ik gevreesd had, den kellner naar uit- en inwendige eigenschappen. Zonder van myne zyde aanspraak te maken op nauwkeurigheid - er zyn voorbeelden dat het reporterschap allernadeeligst werkt op geest en oordeel, en daar ik nog altyd geen hoofdredacteur van een krant ben, kan ik die dingen niet missen - wil ik een gedeelte van z'n voordragt aan den lezer ten-beste geven. Wie welwillend is, denke zich een prentje daarby. De verhandelaar trok het lint waarmee z'n studie-exem- | |
[pagina 120]
| |
plaren als een bosje sprot waren byeengebonden, los, nam één daarvan tusschen duim en vinger, en demonstreerde: - Rokje... zwart, als by den mensch. De slipjes opligtbaar... Hy voegde de daad by het woord, en vertoonde het achter- onder- middendeel van z'n modelletje aan de blikken der verbaasde toeschouwers, die eenstemmig uitriepen: een mensch, een mensch, precies een mensch! - Zacht wat, geëerde hoorders. Ware wetenschap overhaast zich niet. Slaat er eens op. De leergierige menigte maakte van de vriendelyke uitnoodiging een gulhartig gebruik: ‘hy schreeuwt... hy schreeuwt!’ klonk het door 't gewelf. - Ja, hy schreeuwt... als een mensch. Ziet nu hier met aandacht dien witten das, dat vest, dien doekspeld, die horlogeketting... ‘Een mensch, een mensch!’ - Hm... dat zullen we zien! Beschouwt deze blonde haaren, verzadigd van smeer, en met zorg gescheiden aan den linkerkant... ‘Een mensch, een mensch!’ - Mogelykheid, zeer geachte hoorders, is geene waarschynlykheid, of altans niet altyd het waarschynlyke. In allen geval is het geene zekerheid. Wachten wy ons alzoo voor onwetenschappelyke overyling. Het voorwerp dat ik de eer heb u te vertoonen, bezit nog meer eigenschappen die den oppervlakkigen beschouwer zouden doen gelooven dat wy hier indedaad te doen hebben met een exemplaar van 't vereerd ras dat heden avend door een zyner uitstekendste leden in deze vergadering vertegenwoordigd is. Die gnoom was zoo dom niet. - Neus, mond, ooren, dat baardje, die knevel... alles gelyk by den mensch, ging de spreker voort, en om ook de verder-afzittenden in de gelegenheid te stellen | |
[pagina 121]
| |
zich hiervan te overtuigen, draaide hy z'n armen kellner den kop af, en wierp dien in de zaal. Het publiek bekeek dat hoofd met aandacht, en hield het naast het myne. De gelykenis scheen treffend, want allen riepen weer om-stryd: een mensch, een mensch! - Ziet, geachte hoorders, by 't ontblooten van den arm blykt ons dat hy gevaccineerd is, en in zyn linkerbroekzak vinden wy een doopceel... ‘Een mensch, een mensch!’ De redenaar hierop een tweede exemplaar uit het bosje nemende, kneep er drie, vier talen uit... ‘Een mensch, een mensch!’ schreeuwden weer allen. - Ge ziet, geachte hoorders, na 't uitknypen der talen is 't mannetje slap en dood. Al z'n levensgeesten bestonden in de hebbelykheid om zekere zaken op drie manieren aantespreken. Hy kon chou, kohl, kraut, cabbage en hazepeper zeggen. We willen nu eens de dingen van binnen beschouwen. Bloed... rood. ‘Een mensch, een mensch!’ - Spieren, zenuwen, peezen... ‘Een mensch, een mensch!’ - Tot nogtoe, ja. Maar wat zien wy verder? In-plaats van hart, nieren en ingewand... Al de mannetjes werden nu opengesneden, en de voorwerpen die voor den dag kwamen, leverden eene curieuse verzameling. Men vond kreutzers, franken, shillings, dubbeltjes, klontjes suiker... Dit alles vond ik zoo vreemd niet, maar onder het verder ontleden werden wy onthaald op allerlei zaken van eenigzins anderen aard. Ik begryp evenwel dat de overgang niet allen hoorders zoo spoedig als my in het oog viel. Daar waren rekenfouten, traagheid, eigenbaat, verwaandheid, gal, hebzucht, oproepingen tot speculatien in... | |
[pagina 122]
| |
't een of ander, chicanes, pleidooien, reglementen van vredebonden, krankzinnigheid, kadaster- en agrarische wetten, filantropie, liefdadighedens, babbel- schryf- eerheb- en andere zuchten, jazelfs by sommigen vond men niemendal. Dat waren de diksten. De Vergadering begon al minder vast te staan in de meening dat zulke kellners onder de menschen behooren gerangschikt te worden, en ik hoorde hier-en-daar iets mompelen over spotvormen. De redenaar gaf hierop eene uitvoerige beschryving van de hoedanigheden die den waren mensch uitmaken, en juist op 't oogenblik toen men de conclusie verwachtte dat alzoo de daaraan niet beantwoordende duitsche badplaats-kellners geen menschen zyn, vertelde hy op eenmaal dat hy dit niet verzekeren kon, omdat-i, by gebreke van een voldoend aantal kellnertjes z'n proeven met andere exemplaren had genomen, die naar hy meende voor het doel genoegzaam op kellners geleken: koopluî, bankiers, staatslieden, advocaten, schryvers enz. Dàt had ik moeten weten! Het begon my nu te spyten dat ik niet op een der voorste reien had gezeten, toen hy in 't begin zyner rede de gevoeligheid van z'n modelletjes aan een publieke proef onderwierp. De spreker trad af, na te hebben medegedeeld dat-i by 'n volgende gelegenheid zyne krachten beproeven zou aan 't vraagstuk: of een mensch kellner wezen kan. Wat-i by die gelegenheid zal opensnyden, weet ik niet. Hierop gaf een der questoren last, de gebruikte studie-exemplaren weg te vegen, en die na eenige reparatie weer op de korst en aan hun werk te zetten, 'tgeen zoo goed mogelyk geschied is. Er trad nu 'n andere spreker op, die ons onthaalde op eene beschouwing van 't Heeläl. Schynbaar eenigzins in stryd met de verzekering dat hy niets zou overslaan, was | |
[pagina 123]
| |
dit stuk zeer kort, daar hy zich bepaalde tot de verklaring dat twee maal twee hem voorkwam vier te zyn. Van deze grondwaarheid, zeide hy, hingen alle andere dingen af. De geestdrift der vergadering by deze bondige behandeling van zaken, was onbeschryfelyk. De gnoom 0/0 die belast was met het arithmetisch gedeelte der zitting, zag van het woord af, omdat ‘de geachte spreker die zoo-even de tribune verlaten had, en dien hy by deze gelegenheid den eernaam toekende van Heelälmannetje, hem het gras voor de voeten had weggemaaid. Iets dergelyks verklaarden de kobolden halfdertien, 317½ bis, en een tal van anderen, zoodat my een schrik door de leden voer by de vrees dat ook m'n beminde kansrekening zoo peremptoir zou behandeld worden. Die gnomen zyn zonderlinge wezens van wie alles kan verwacht worden, omdat ze nu eenmaal de gewoonte hebben iemand gedurig te plagen met het onverwachte. Ik hoopte dus dat myn gegronde vrees ongegrond blyken zou, waarin ik my alweder vergistte. Als hadden die kereltjes myn angst bemerkt, schenen zy zich er op toeteleggen ditmaal juist te doen wat ik op grond van het voorafgegane te verwachten had, en waarop ik dus niet verdacht was. Ik werd namelyk nu tot luisterende getuige gemaakt der welsprekendheid van a2 die onder luide toejuiching der Vergadering, verzekerde dat alle waarheden zich oplossen in de stelling dat twee maal twee gelyk is aan vier. Een der aanwezige leden had niet meegejuicht. Men deelde my mede dat hy een vinnige tegenstander was van den vorigen spreker. Ik hoorde met innig genoegen dat hy 't woord vroeg, en wel voor 'n personeel feit. - Hoe heet dat lidje, vraagde ik. - Nu zult ge wat hooren! Hy is woedend op den ander, Noord en Zuid, Welf en Gibellyn, Geloof en Goed, Liefdadigheid en Regt, Volksgeluk en Staatkundery staan | |
[pagina 124]
| |
niet verder van elkaer dan hy van a2... - Ik wil dat alles wel gelooven, maar wie is hy dan? - Wel, de beroemde - a2. Sjt... daar begint-i! Ik haalde adem. Gewoon aan den choc des opinions die op ons wereldje sedert eeuwen zoo byzonder veel licht verspreidt, kwam my de eenstemmigheid der gnomen wat lauw en onwaarheidlievend voor. Ik voelde behoefte aan wryving en tegenspraak, en vriend - a2 zou die leveren. 't Kwam me voor, dat-i dit aan z'n naam verpligt was. - Zeer geeerde hoorders. De brekebeen die zoo-even de tribune is afgestrompeld... - Maar eilieve, fluisterde ik, dat sprekertje is onbeleefd. - Negatief, mensch, negatief! Straks zal-i lomp zyn... ook negatief. Multipliceer dat eens. 't Produkt is positief humaan... zooals gylieden dat noemt op de korst... Het negatief a-tweede-magtje ging voort. - De positieve stumpert die u trachtte op den mouw te spelden dat twee maal twee gelyk vier is, zou beter gedaan hebben zyne onwetendheid te verbergen, dan die zoo onbeschaamd bloottestellen aan het licht uwer smeerkaarsen. De ware vier bestaat uit minus twee maal minus twee. En daarop berust al wat bestaat. Ik heb gezegd. Aan de verschillende wyzen waarop deze verhandeling werd opgenomen, bemerkte ik dat de Vergadering gesplitst was in twee partyen, de negativisten en de positivisten. Toen ik dit ontwaarde, was m'n eerste gedachte of Auguste Comte zich in de zaal bevond? Maar m'n buurman zei dat de gnomen, al scheen het soms anders, volkomen by hun verstand waren. Ik zocht dus niet langer. Het kwam my vreemd voor dat - a2 van een persoonlyk feit had gesproken, en vernam op myn verzoek om inlichting daaromtrent, dat dit de wyze was waarop iemand te kennen gaf dat-i z'n beurt niet kon afwachten. Die goede - a2 was ingeschreven onder de laatste sprekers, | |
[pagina 125]
| |
maar om het persoonlyk feit had men hem eenige honderd nummers hooger-op geschoven. Toen dit incident afgeloopen was - de tegenstanders schenen na 't verlaten der tribune volstrekt niet boos meer - kwam de gnoom 7:22 aan de beurt. Deze beklaagde zich over z'n incompleetheid, doch zei dat-i 't niet helpen kon. Twee maal twee was nu eenmaal vier, en dus moest men het met z'n gebrekkige existentie ‘die, als al 't andere, op die grondwaarheid gebazeerd was’ voor lief nemen. Met 'n hartelyk applaudissement gaf de vergadering te kennen dat ze hierin geen bezwaar zag. De nu volgende 113/355, ofschoon hy er eenigzins meer gesoigneerd uitzag dan z'n voorganger, had evenwel met dezen een in 't oogloopenden familietrek. Ook z'n redevoering geleek op de verhandeling van den vorigen, als 'n zuster of minstens als eene nicht. Ook hy zou beter in orde wezen, zeide hy, als twee maal twee niet gelyk vier was. ‘Deze grondwaarheid, geachte hoorders, waaruit alle verschynselen voortkomen, behooren wy te eerbiedigen.’ Een derde cirkel-kwadratuur, met 'n naam waarvan het aantal cyfers voldoende wezen zou om 'n oorlogsvergoeding in centen uittedrukken, verhaalde nagenoeg hetzelfde. ‘Ik ken en betreur myn gebrek, aldus weeklaagde hy, maar gy weet dat twee maal twee... - Nu ja, dàt wisten wy. Logarithmos, een aardig handig mannetje, betrad hierop de tribune. Hy zeide, door zeer persoonlyke dankbaarheid zich gedrongen te voelen tot de verklaring dat twee maal twee gelyk was aan vier. ‘Zou ik die grondwaarheid, waaraan ik myn bestaan te danken heb, niet loven? Geachte hoorders, ik doe 't by dezen, en heb gezegd.’ Hierop volgden gelyke betuigingen van binomium, π, magneet, declinatie, straalbreking, electron, donder, hagel, af- | |
[pagina 126]
| |
finiteit, zenuwleven, instinct. Alles en ieder zei 't zelfde. Daar waren: Solon, Chilo, Pittacus,
Thales en Cleobulus,
Bias en Periander...
...-....
Mercurius, Venus, Luna, Sol,
Mars, Jupiter, Saturn...
..........
Hou-op, m'n kop wordt dol...
Ik ken dat volk toch niet.
Dat's je eigen schuld Kamacho!
Al die homunkeltjes en veel meer nog, kwamen ver zekeren dat twee maal twee gelyk vier is, en dat op deze grondwaarheid alles berust. Hieruit konden, volgens hunne meening, zoowel de zonderlingste als de ons eenvoudiger voorkomende verschynselen op het gebied van moraal, geschiedenis van wereld en menschdom, staat- en natuurkunde, wetenschap, kunst, industrie, handel... àlles, in een woord, met de meeste gemakkelykheid opgehelderd worden. 't Was wel mogelyk. Maar ik wilde gaarne iets weten van de kansrekening. Niet zonder spanning zag ik alzoo een spreker optreden, die my was aangewezen als specialiteit in dat vak. Hy heette Huyghens, Stevin, de Gelder, Lobatto of zoo-iets. Misschien ook was z'n naam Leibnitz of Descartes. Men zeide my dat hy directeur was van eene onderaardsche assurantie-zaak tegen het onregelmatig afwyken van de kompasnaald. Eindelyk zal ik iets vernemen wat my aangaat, dacht ik, want ik begreep dat ik in m'n lievelingsstudie met afwykingen zou te doen hebben. Ik spitste m'n ooren: - De kansrekening, geachte hoorders, is de eenvou- | |
[pagina 127]
| |
digste zaak der wereld. Zy berust op de grondwaarheid... Lezer, neemt gy 't my kwalyk dat ik begon ontevreden te worden? En dat die ontevredenheid in drift overging toen die Strabbe, Adam van Linz, Bartjens, Aristoteles of hoe dan 't ventje moge geheeten hebben, begon en eindigde met de stelling die gy nu wel eenigzins kennen zult? Toch verbeet ik m'n ontevredenheid, omdat nu Semi-ur aan de beurt was, het kristalmannetje. Een myner buurtjes fluisterde my in, dat deze spreker gewigtige onderwerpen te behandelen had, en dat ik wel zou doen aandachtig toeteluisteren. Nu, dit deed ik. - Onze geëerde voorzitter, aldus begon Semi-ur, heeft my wel willen opdragen, by-wyze van resumtie, nogmaals eene duidelyke verklaring te geven van alle zaken die door de vorige sprekers behandeld zyn. Geenszins omdat myne geachte ambtgenooten, die deze onderwerpen in 't byzonder behandelden, eenigermate zouden tekort geschoten zyn in het volbrengen van hunne taak, maar om nog beter dan tot-nog-toe geschied is, te beantwoorden aan de begeerte van den zeer geëerden mensch die deze Vergadering bezoekt met het voornemen om iets te leeren. Hoogstwaarschynlyk ziet hy, naar den aard van zyn ras, met verlangen uit naar zekere zamenvatting van het verhandelde. Dit verlangen is verklaarbaar uit de grondwaarheid...
- Dat twee maal twee gelyk is aan vier, riep ik.
- De mensch heeft het gezegd, hernam Semi-ur. Om aan zyne wenschen te voldoen, breng ik in herinnering hoe ons gebleken is dat het yzerworden, de Schepping, steen- planten- en dierengroei, het leven, kanker, pest, stedenbouw, annexatie van vorstendommen, prostitutie, geschiedenis, staatkunde, liefde, hoop, vrees, darwinisme, | |
[pagina 128]
| |
millioenen-studiën, kansrekening...
- Allereenvoudigste zaken zyn, riep ik.
- De mensch heeft het gezegd. Al die zaken zyn één, gelyksoortig, homogeen, elkander verklarende, helpende, voortbrengende, veroorzakende, volgende, herstellende, vernietigende, verdringende, vervangende, volmakende. Ze zyn: het zyn. Myne taak is dit verband optehelderen, en ik beroep my te-dien-einde op de eeuwige wet der kristallisatie. De kristallisatie, zeer geachte hoorders, is...
- De eenvoudigste zaak ter wereld, riep ik.
- De mensch heeft het gezegd. Die eenvoudige zaak nu berust op de even eenvoudige grondwaarheid...
- Dat twee maal twee gelyk vier is, schreeuwde ik.
- De mensch heeft het gezegd, hervatte de redenaar met onverstoorbare deftigheid. We mogen nu de vergadering sluiten in de gegronde hoop dat onze zeer vereerde gast, na de oordeelkundige interruptien waarmede hy zoo welwillend het meest gewigtig deel van myne taak heeft op zich genomen, nu ook zal inzien hoe alles in alles is.
De hamer viel, en ik zat in nachtbroek en kabaai te ontbyten in kamer No. 32 van het hôtel Zum gelben Adler te Wiesbaden...
Oef! |
|