Brieven. Deel 10. Laatste periode
(1896)– Multatuli– Auteursrecht onbekendVan Fancy.Daar heb ik nu drie maanjaren gewacht op antwoord, en 't komt niet. Is er dan geen nettigheid meer te plaatsen? Zyt ge boos? Daar schiet me als 'n bliksem te binnen dat ge my iets gevraagd hebt en dat ge my niet wilt helpen voor ik antwoord. Nu, ik zal 't haastig afdoen. Lui, zegt ge? Ik schreef u immers al dat hy in de steenperiode thuishoort. Wat kan men van zooiemand verlangen? Wees beleefd, en noem hem kontemplatief. Overigens, wy hier houden hem niet voor luier dan de maan die alles bekykt, en daarvan zwygend het hare denkt. Ook dit is gezegd door den wysneus die voorspeld heeft wie de scheepskorsetten zou uitvinden. We denken voor 't naast dat onze pupil ‘'t halve Rond bespiedt.’ Misschien zoekt-i Philis. Dàt zal de reden zyn van z'n zwygen. Komaan, wees inschikkelyk. Mocht het u vervelen te wachten tot-i de eene | |
[pagina 359]
| |
halve bol heeft afbespied, troost u dan met de hoop dat er maar één tweede helft is. En kan ik intusschen door m'n onderhoudend schryven u den tyd wat korten, met genoegen. En pedant? dit mag ik wel, als de kwaal maar van de goede soort is. Wie over de pedanterie van anderen klaagt, moet eens beproeven zich 'n paar weken pedant aantestellen. Hy zal ondervinden dat het 'n zware taak is. O, vermoeiend! N'est pas pédant qui veut, m'nheer. ‘Doe 't my eens na!’ zei de man die z'n neus had afgebeten. En ook is 't soms lastig niet pedant te wezen en zich onnoozel genoeg voortedoen om niet by sommigen voor onbehoorlyk wys doortegaan. Daarvan zal ik u nu eens 'n geschiedenis vertellen, maar spreek er niet over, want de familie leeft nog. Een stekelbaarsje zou op visite gaan by 'n wurm, en moest voor die gelegenheid z'n schubbetjes afleggen om z'n gastheer niet te ontstemmen. Het stond zoo geleerd, vonden de wurmen. 't Beestje heeft kou gevat en hoest er nog van. Of wilt ge liever iets uit den voortyd? Ik herinner my als van gister, hoe uw voorvaders de neuzen optrokken toen 'n heetgebakend genie kwam beweren dat 2 × 2 gelyk was aan vier. Zoo'n nieuwigheid was onverdragelyk, zeiden zy. Thans vindt men, wel-is-waar, overal sommigen die blyk | |
[pagina 360]
| |
geven dat ze dit byna weten, maar nog worden ze aangegaapt als kermismonsters door de velen die in hun zieltjes geen plaats hebben voor zulke kolossale waarheden. Over z'n pedanterie alzoo voor heden genoeg, schoon er over dit onderwerp nog veel te zeggen valt. Misschien later. Ziekelyk. Neen, dat is hy niet! Hy ziet er wel naar uit, maar 't is foppery. Zet hem eens te-paard, en aan 't hoofd van 'n duizend man of wat, als ge zooveel mannen kunt byeen krygen, en ge zult zien! Of geef hem 'n vloot.... zonder korsetten, of .... daar zullen we 't hebben! Misschien wil hy Paus worden! Kies hem eens by gelegenheid, en let op of-i niet terstond z'n krukken weg werpt. Misschien ook zyn er nog andere middelen. Mama zal er wel iets op weten. Neen waarde Heer, ziekelyk is-i niet. En oud? Man, waar haalt ge den laster van daan? Uit 'n almanak? Uit registers van den burgerlyken stand? Uit couranten? 's Is in uw oog wat lang geleden dat-i geboren werd, nu ja, maar ... oud? Dan moest ge Papa eens zien! Die bestaat veel langer dan onze vriend, en is nog altyd in 't best van z'n jaren. Ook m'n moeder. Ze werd geboren toen er verschil begon te komen tusschen links en rechts, en nog altyd is ze zoo frisch als ik. Wat ernstiger, nu ja | |
[pagina 361]
| |
maar ik geloof dat ze zich zoo houdt omdat het nu eenmaaal de gewoonte is dat 'n moeder zich deftiger gedraagt dan de dochter. My ziet ze graag fleurig, vroolyk, dartel en speelsch. En dit ben ik nogal. Daarom dan ook gaf ze my uw brief te beantwoorden, dien we hier heel grappig vonden. We hebben hagelsteenen gelachen om uw meening dat onze vriend oud wezen zou. Met welke maat meet ge toch? Oud? Hy staat - zooals gy en al wat is - op den ondeelbaren stip die 't eeuwig verleden scheidt van de eeuwige toekomst. Weet ge niet hoeveel er reeds geschied was voor hy kwam? Ternauwernood had hy tyd en gelegenheid daarvan iets te weten te komen - met behulp myner ouders die hem in de les namen - en hy zou reeds oud zyn? Wacht 'n paar oogenblikken geef eens acht hoe jong hy wezen zal over honderd jaar, over duizend! Van denzelfden leeftyd als de Bethlehemsche zuigelingen. Dat zult ge zien. Uw chronologie is zonderling daar beneden. Maar man, mensch, onbekende, wat Mama maakt wordt niet oud. Wist ge dàt niet? Nu, ze neemt uw vergissing goedig op. Goedig is ze altyd, maar nu byzonder omdat uw laatste klacht haar wel 'n beetje bezwaart. Dat breken van z'n woord, waarlyk, beste m'nheer, 't is háár | |
[pagina 362]
| |
schuld niet. Als ge wist hoe druk ze 't heeft! Overal Bulgaryens te bevredigen, overal Maatschappyen te redden, overal dynastien gaande te houden... dat is 'n getob! En nu sprak ik nog niet eens van nieuwe richtingen in letterkunde, en van Jazon Kuiper's heldentocht ter verovering van 't gulden vlies der rechtzinnigheid! Man, als ge alles van naby wist, ge zoudt laten liggen wat ligt, en hier komen om ons te helpen. Wat al ontevredenheid, verzet, oproer, overal! Zelfs de zon klaagt. Hy zegt... Waarom toch maakt gylieden dat ding tot 'n wyfje? Ik weet van zeer naby dat hy mannelyk is. We zyn buren. Hy klaagt over miskenning van z'n verdienste, over gebrek aan promotie. 't Is 'n ware schande zegt-i, dat hy 't na zóó langen diensttyd nog maar gebracht heeft tot planeet. Hy beweert namelyk aanspraak te hebben op centraalrang. Ge ziet dus wel dat hy 'n mannetjen is. Die soort van wezens willen altyd hooger op. Pas zyn ze korporaal of ze hunkeren naar de strepen van serjant. Als men hun zin deed, waren ze al luitenant voor 't Papa schikt den heelen boel uit elkaar te laten spatten om 't heelal 'n nieuw leventje te laten beginnen. Ja, zoo zyn die zonnen! Dat men hen op aarde aanziet voor wat stevigs, voldoet hun | |
[pagina 363]
| |
ydelheid niet. Ze willen hooger op, ze willen meer zyn! De hofdouding die om hen draait is hun te gering, en 't ergert hen dat zyzelf met dat troepje mee draaien om wat anders. Om wat anders dat ook alweer 't midden niet is, dat óók wentelt om iets van meer gewicht. En dat andere wil ook centraaltje spelen, met even weinig recht. En al die ontevredenen roepen hun kameraadjes by elkaar en eischen, verbeelje: Algemeen Stemrecht. ‘Ze zullen 't hebben’ zegt Papa.Ga naar voetnoot*)
[M'n vader heeft makkelyk profeteeren. Hy zelf maakt wáár wat-i voorspeld heeft. Toen de Atlantis uit de korst van uw bolletje spatte... Gylieden daar beneden meent, geloof ik, dat het ding verzonken is? O, neen, 't is opgevlogen en warrelt rond, en 't kan wel zyn dat gy 't eenmaal terugkrygt. Ik herinner me dat geval heel levendig. Wat 'n schok, wat 'n bons, wat 'n spektakel! En Vader zei: ‘help nu eens kyken, wat 'n getob ze zullen hebben om Amerika terug te vinden.’ Nu, dat is waar geworden. We kregen er medelyden mee, en 't heeft heel wat overleg gekost om 'n Columbus samentestellen die bruikbaar was voor 't doel. Gy menschen weet niet hoe moeilyk het is, 'n mensch te maken waar wat aan is. De voorbereiding is heel omslachtig. Billioenen voor- | |
[pagina 364]
| |
ouders moeten zoo worden uitgekozen en by-een gebracht dat de vochtmenging, de hersens, de omstandigheden ... och, m'nheer de uitgever, 't is zoo moeilyk. Vooral voor Mama. Want m'n Vader ... nu, die neemt het makkelyk op. Hy laat alles z'n natuurlyken gang gaan. Voor wy 'n bruikbaren Columbus klaar hadden, leden onze pogingen herhaaldelyk schipbreuk. 't Hielp niet of wy aziatische stammen derwaarts zonden, of wy herhaaldelyk den weg lieten wyzen door Yslanders, 't moest worden zooals m'n vader gezegd had: 'n lastige tobbery! En toen Columbus eindelyk 'n beetje bruikbaar was, hadden we nog 'n schelmstukje noodig om hem er heen te krygen. M'n moeder moest hem influisteren dat daar ergens in 't westen 'n brok van Indië lag! Hy ging er goedmoedig op los. Wat we gelachen hebben toen die bisschop hem voorspelde dat-i van de aarde zou vallen als-i over den rand kwam! Dat was in die dagen theologische waarheid.]
Algemeen Stemrecht! ‘Ze zullen 't hebben’ zegt Papa. En hy zegt dit omdat... Voor ik u nu kan uitleggen, m'nheer de uitgever, waarom Papa 't hun klakkeloos toezegt, ben ik zoo vry u te vragen of gy een liefhebber zyt van spekpannekoeken, en tevens of liever voornamelyk, of ge die spys voor schadelyk houdt: 1o. in 't algemeen? 2o. in byzondere gevallen, by voorbeeld, a) als de patient nog niet gespeend is. | |
[pagina 365]
| |
b) als hy lydt aan chronische geestverstomping of abnormale gal-afscheiding? c) als hy op sterven ligt? Op deze vragen uw geëerd antwoord afwachtende, noem ik my groetend de dochter van m'n Mama, |
|