| |
Aan den heer I Zürcher.
Nieder Ingelheim 5 Jan. 86
Waarde Zurcher! Grooten dank voor Kees de Bruin, want hy is 't, hy, de beroemde, dien ge my zendt, en niet 'n ter nauwernood bekende reiziger, zooals ge schynt gemeend te hebben. Ik ben er zeer bly mee. Aangehaald wordt hy dikwyls, ook byv. door Valentyn die zelfs nu en dan van hem dieft maar nooit had ik iets van hem in eigendom bezeten. Wat ge my nu zendt is z'n tweede reis Die duurde 7 jaren, (over Rusland en Perzie naar Java, en nagenoeg over den zelfden weg terug.) De eerste reis had, zooals my uit het voorbericht blykt, 19 jaren geduurd!
Zoo even noemde ik hem ‘beroemd’. Dit is wat te veel gezegd. Zeer bekend is hy, althans by 't deel van publiek dat zich met zulke dingen bemoeit, maar om ‘beroemd’ te zyn - zooals hy verdient! - zou... dat publiekdeel wat grooter
| |
| |
moeten zyn. Sonnetten... parlez moi ce ça! Jammer dat 's mans portret dat volgens den inhoudwyzer by 't boek behoord heeft, er door 'n Vandaal is uitgescheurd.
Ik heb reden om als vry zeker aantenemen dat het my gezonden Exemplaar behoord heeft aan den Hertog van Brunswyk. Aan dien potentaat nl. droeg De Bruin dit werk op, en 't boek is verguld op snee. 't Is niet te denken dat 'n ander Ex. zoo fraai zou ausgestattet zyn. Ook is er 'n fragment van inschrift in dat dien weg schynt uittewyzen. Alzoo alweer: habent sua fata libri. Van libellum mag ik niet spreken by 't behandelen van zoo'n wichtig boek met reusachtige platen. Het gezicht van Spahan is ± 2 meter lang! Wat 'n arbeid.
En hoe schoon is de druk!
Nog eens ik ben u zeer dankbaar voor dit geschenk. Moeielyk had de wakkere bekwame De Bruin ergens kunnen aanlanden waar hy hartelyker gerecepieerd werd, n'en déplaise de Seremissimus aan wien hy z'n werk opdroeg. Of Lessing dit Exempl. niet gemist heeft?
| |
Zondag,
Wel kerel, wat hebt ge u geweerd! Grooten dank voor alles. Winkler Prins hierby terug.
| |
| |
Ik zie dat hy I. heet. De oude Braga-man heet A. Alzoo kan er jeugd liggen in z'n dwaasheid. Maar al of niet jong, 't is erg. Of steekt er edelmoedigheid achter? Speelt hy den beschonken Heloot om de jonge lui te genezen die zich te buiten gaan aan delirium-sonnetticum? He, let eens s.v.p. op de wys waarop de pers (met permissie!) zich van dat bundeltje afmaakt.
Maar wat spreek ik van de pers? Zyn niet de meeste sonnetten van den laatsten tyd even zot? En zyn de vervaardigers van die vodden behoorlyk onder handen genomen? Immers neen. Even zot? Ja. Maar men moet erkennen dat W.P. 'n andere manier van zotheid uit z'n snaren haalt. (Vergeving voor ‘snaren’.) Leve de Gids op blz. 72. Van dien man is iets te maken.
Dat de uitdrukking over de neus van 't kind van Tollens was, wist ik wel. Hy zegt: (ik meen naar Claudius)
‘En... hebt ge Vaders neus niet recht,
Heb toch 'n hart als hy.’
Ik nu vind die tournure niet slecht, volstrekt niet! En niet in 't belachelyk maken van zoo 'n uitdrukking ligt de verdienste van ‘Grassprietjes’, maar in 't geeselen van den doorgaanden toon, 't zoeterige, huisbakkene, misselyk-naive van zulke poetery, en vooral in 't publiceeren daarvan.
| |
| |
M'n asthma is de laatste dagen erg lastig. Daar kwam by dat de hoest me geen nachtrust gunde. Ik voelde me doodaf. Daarom ben ik er nu maar toe overgegaan wat morphine te nemen. Dat helpt. Ik slaap nu 's nachts en 't schynt wel of dat ook m'n asthma dragelyk maakt.
Ons huisnummer? 94? Ik meen ja.
Wat ik 'n hekel aan schryven heb!
Hoe hebt ge dat huisnummer opgespoord? 't Zal toch na m'n jeugd wel veranderd wezen. Maar wat kan 't u schelen? Ge zyt toch niet van plan, na m'n dood zulke dingen als wetenswaardigheden..... ajakkes!
| |
Nieder Ingelheim 7 feb. 86.
Beste Zürcher, Briefkaart, brief en 't werk van Friedlein over 't cyferen der Gr. en Romeinen ontvangen. Hartelyk dank!
................
Dat werk van Dr. Friedlein is magnifiek. Juist wat ik hebben wilde. Dank je wel. Al erkent hy dat er veel onopgehelderd blyft, deelt hy evenwel 'n schat van kennis mee, die me zeer aantrekt. Met zoo 'n werk kan men twintig jaar cellulair zitten zonder verveling... nu ja, dat kan men ook zonder zoo 'n werk. Maar er steekt verbazend veel scherpzinnigheid en studie in, dat 's zeker!
| |
| |
Als nieuwste snufje in zake: khunst-beschouwing heeft D. de Lange 't woord ‘sapryk’ uitgevonden (althans gebruikt) om precies te doen weten hoe de heer Quast piano speelt. 's Mans aanslag is flink. (‘flink’ is bien porté tegenwoordig en schittert in de advertentien naast ‘net’) ‘flink’ alzoo. Z'n toon is krachtig... Dat is te begrypen by zoo 'n flinkheid van ‘aanslag’. Denk eens: flinkigheid van ‘aanslag’ zonder krachtigheid van ‘toon’. Alzoo flink en daardoor krachtig, maar helaas, die flink aangeslagen krachtige toon mist ‘het sapryke dat men zoo gaarne hoort’.
Die ‘men’ is 'n schalk, 'n lekkerbek, 'n luilekkerlander, 'n zielevetweider! Et de dire dat by zoo 'n eerbiedwaardige voorkeur de sapperdemagies (of groentjes?) hoe langer hoe zeldzamer worden! Als nu die fameuze krachtig flinke Quast zich maar terdeeg toelegt op wat hem nog ontbreekt, dan kan ‘men’ eerlang z'n hart ophalen.
Ook ik vind veel schoons in den kl. Joh. van V. Eeden. Schoons genoeg om de acht dagen arrest die ik hem (in gedachte slechts, helaas!) oplei voor 't begaan van ‘een sonnet’ in gemoede meen te moeten verzwaren tot driemaal zoolang provoost zonder acces op water en brood.
Veel schoons, zéér veel! Ziedaar den indruk dien 't stuk op me maakt. Maar met m'n beoordeeling
| |
| |
ben ik niet gereed. Ik lees moeielyk, schwerfällig.
En z'n ‘Grassprietjes’. Ik weet wel dat we daarover spraken en schreven, maar eilieve, de vreemdigheden houden niet op. Daar heeft 'n ongenoemde in den ‘Dageraad’ dat aardige boekje gekritizeerd (of hoe moet ik het noemen? ‘behandeld’ dan) als of hy 't aanzag voor 'n ernstig stuk! Ik althans begryp er anders niets van. M. was niet vreemd van 't denkbeeld dat de bedoeling was 'n kritiek-parodie te leveren. Zoo ja, dan had de schryver 't er wel mogen by zeggen, 't Is schemerachtig, en er valt weer uit te leeren dat men zich in zekere kringen van aardigheden onthouden moet. Zoo 'n ‘kring’ heet hier: het koninkryk der Nederlanden.
De jonge gids-mannen zullen wel doen Z.M. den koning eens flink en krachtig (zegge: sapryk) te pryzen over z'n vaderlandsliefde en d.g. deugden. Overwegende nl. dat de jongelui tegenwoordig den spot dryven met den roem der Vaderen, met de ware gelooven, met den bekenden zeewoeker, etc. etc. etc. heeft Z.M.'n juffer uit Engeland laten komen die z'n spruit in al die dingen zal onderrichten. Ze dweept, hoor ik, met Bato's erf, met de hollandsche keuken, met lange pypen en den tocht naar Chattam. Haar hoofdgebed is 't: ‘Wien neerlandsch bloed’ dat ze heel sapryk zingt.
| |
| |
Ge schryft dat ik ‘tevreden’ zal zyn met de boeken die ge my zenden wilt. Nu, 't zou er maar aan mankeeren dat ik niet tevreden was! Maar, beste kerel, dat mag zoo niet voortgaan, noch ten opzichte van boeken die ge voor my opsnort, noch ook wat inlichtingen en ophelderingen betreft! Tyd is op zichzelf al geld, maar als men dan èn tyd èn geld tegelyk offert, zou de zaak in 't honderdloopen. Gy zult 'n dertig jaar lang na my 't leven te torschen hebben en zyt verplicht uzelf te sparen voor den stryd dien dat kosten zal. 't Zal u later weinig baten dat ge zooveel aan my ten koste legt. Ik mag dat zoo niet laten doorgaan. De korte beschryving die ge van uw stemming geeft is me zeer duidelyk. Daar is veel liefelyks in, o zeker, maar ik vrees zoo dat het u later berouwen zal, niet droogstoppelig genoeg tegen zulke poetische indrukken gestreden te hebben. We zyn materie, leven in 'n wereld van materie, en moeten aan materieele behoeften voldoen. Niet ik, helaas, zal u later kunnen bystaan als de Kampf ums Dasein zich voor u verplaatst naar allerlaagst terrein! Wat dan? Ware ik tot macht gekomen, dan zou er 'n schoone plaats voor u open zyn geweest, 'n werkkring volkomen beantwoordende aan uw neigingen, kennis en talenten. Maar zonder my als stichter eener
| |
| |
akademie, zooals ik me die had voorgesteld in den tyd toen ik nog hoopte, zal er weldra geen plekje wezen waarin ge past. Plicht en belang wyzen u den weg dien ge moet inslaan. De trompet blaast: ‘verzamelen!’ Er moet eenheid komen in uw streven op straffe van treurige déceptie. Qui trop embrasse mal étreint, denk daaraan.....
M'n preek over 't geen ik als uw plicht beschouw, is 'n... sapryke bravigheid van me, want zoowel de boeken die ge my bezorgt, als de inlichtingen die ik van u kryg zyn me zeer veel waard. Maar 't zou onbillyk zyn als ik me beklaagde over de noodzakelykheid van 'n schotje te schieten voor uw weldaden. Immers, wie kan aanspraak maken op zooveel vrygevigheid? Als 't maar de vraag was wat 'n mensch graag hebben en weten wilde, zou er geen eind zyn aan de verlanglysten. Men zou eindigen met de maan te vragen, om eens te zien of de van ons afgewende punt van die gedrochtelyke figuur in de kuil past van den Oceaan waar Atlantis zou kunnen gelegen hebben. (Ik gis ja.)
Zou je wel gelooven dat ik nu al moe ben van dezen brief? O, dat oud worden is ellendig. En te moeten sterven zonder z'n levensdoel bereikt te hebben! Hartelyk gegroet van
Uw liefh. Dek.
| |
| |
| |
N.I. 24 febr. '86.
Beste Zürcher! De kist is er. Wat 'n schat! Gisteravend heb ik me tot lang na 12 vermaakt met 'n slechts gedeeltelyke en nog oppervlakkige inspectie, en zeker zou ik er op dit oogenblik weer mee bezig zyn als niet Wouters Lehrer my de huiskamer ‘verleidete’. Straks als de man weg is ga ik weer aan den gang. Wat 'n massa! En toch - als ik de discretie ten uwen opzichte 'n oogenblik terzy zet -niets te veel! Ik ben gourmet in oude boeken, en geniet van 't overvloedige als van iets noodigs. Nog eens, ik heb by lange na nog niet alles goed gezien. Verbeelje iets toevalligs. Gistermorgen in Bilderdyks ‘Gesch. des Vaderlands’ een verwyzing van Tydeman naar ‘De Jonge, Geschiedenis van 't Ned. zeewezen’ lezende, dacht ik: wat zou ik graag dat werk hebben! En zie, dat is er by! Ge kunt er op aan dat ik daarvan geen letter ongelezen laat, vooral ook om m'n zeer tranchant ongunstige meening over marine zaken. Ja, nòg ongunstiger is die opinie dan m'n beoordeeling van vechthistories over 't algemeen. Hoe dit zy, De Jonge is 'n kostbaar werk, voor zoover ik 't beoordeel naar de aanhalingen die ik er uit las.
En m'n lieve goeie sentimenteele, en toch dikwyls ferme, ouwerwetsche, en toch zoo vaak
| |
| |
meer dan modern-liberale, Lafontaine? Ik had die boeken wel 'n zoen willen geven. Maar wat is één zoen voor zooveel banden! En de plaatjes! Ja, er zyn van Chodowiecky by, en onder de ‘Leistungen’ van anderen zyn de meesten uit zyn school, en dáárom is 't my te doen. Ge zegt zoo beteekenis vol: ‘de door u zoo gewaardeerde Chodowiecky,’ Eilieve, 't is me niet te doen om den artist als zoodanig. Neen, maar ik ben zoo bevriend met z'n Amaliaas, Emiliaas, Juliaas en de rest. En met z'n tuin- park- en boschpartytjes waarin de held die aa's om den hals valt. En met z'n rechtlynige tafeltjes, ledikantjes en venstertjes die de huiselyke tafreeltjes omgeven. Om nu niet te spreken van de ‘steken’ zyner door en door biedere majoors! Ik ben nu in staat u 'n ‘steek’ te laten zien... kyk! Et dire dat ik zoo 'n meubel in 1833-34 met verrukking aanschouwde! Maar de velerlei aa's vind ik nog lief, en de monstersteek die zoo byzonder erg gek is, is niet van Chodowiecky. Er zyn van velerlei merk, ook hollandsche waaronder goede, redelyke en bespottelyke.
En Stedman over Suriname! Ook dat werk (dikwyls aangehaald) had ik lang gewenscht te bezitten. M'n vader noemde het dikwyls, en bladerende vond ik reeds daarin 'n paar passages die
| |
| |
ik me herinner hem te hebben hooren vertellen. Hy nl. was in de west geweest toen Stedman's naam of boek daar nog populair was.
Het lykt nu wel of Göthe's gezegde: Was man sich in der Jugend wünscht, hat man im Alter die Fülle - 'n mal praatje overigens, en dat eerst recht onbegrypelyk wordt als men de van hem gevorderde opheldering leest! op my nu eenigszins van toepassing kan gemaakt worden. Nooit byv. had ik gedacht zooveel Lafontaine's te bezitten. Tot m'n innige schaamte zie ik dat er titels onder zyn die ik niet kende. Ik heb alzoo 66 jaar geleefd zonder alles van m'n ouden vriend gelezen te hebben. Dat is lang. En te denken dat er nog meer werken van hem zyn die den weg niet wisten te vinden naar Bom's verkooping... daarvoor zyn geen woorden. Maar ik wil niet sterven voor ik zeker ben al zyn Juliaas in my te hebben opgenomen, voor ik my verdiept heb in àl z'n ledikantjes, prieeltjes en zielstoestanden... neen, de bedsteedjes en boschjes zyn van de teekenaars. Nu ook die!
‘Fusain’ 'n woord dat ik niet kende heb ik in Littré opgezocht en gevonden. By die gelegenheid viel m'n oog op de afleiding van 't latynsch praeteritum fui dat hy (ik denk ten rechte) verklaart uit het grieksch en sanskrit. Best. Hy had dus wel notie
| |
| |
van andere etymologie dan byv. dat dieu in 't spaansch dios is.
Bilderdyk spreekt van menisoen en zegt: dit was waarschynlyk de kwaal die wy loop, roode loop noemen. (Waarom hy dit gist, laat-i raden.) En dan geeft hy als afleiding: 't komt van μην = mensis. Hierover later als Büttner weg is. Het deel van Bilderdyk is beneden.
Büttner is weg, nu schei ik uit, dat begryp je. Ik ga naar m'n kist!
Hartelyk gegroet. Dek.
|
|