| |
| |
| |
Aan den heer J.M. Haspels.
13 Mei 1875.
Er zyn zeer voorzichtige lui die nooit bedot worden met valsch geld, omdat ze eens vooral geen zaken doen, en daarom ook geen echt geld ontvangen.
| |
27 Sept. 1875.
Stipt genomen kan m'n blyspel niet goed worden. Ik ben nu vervuld van de behoefte aan 'n succes voor uw gezelschap, en by kunstwerken mag geen bykomende stimulans meewerken. Zoodra men iets voortbrengt om elke andere reden dan uit behoefte aan verlossing wordt het machwerk, de la facture, knoeiery!
[Na de eerste opvoeringen van Vorstenschool in 1875 heeft multatuli in verschillende steden voordrachten gehouden, wat de heer J.M. Haspels hem mogelyk had gemaakt door uit vriendschap alle regelingen op zich te nemen. Hy voerde de correspondentie over de plaatsen waar multatuli zou optreden, hy zorgde voor zaalhuur, voor de noodige advertentien, voor de afrekening enz. enz. en gaf multatuli alleen een lyst van de plaatsen met de datums waarop hy present moest zyn.
Later in de wintermaanden van 1877 op 1878 en drie daarop volgende winters is zulk een voordrachtentournée herhaald. Materieel brachten ze voordeel aan
| |
| |
en beantwoordden in zooverre aan het beoogde doel. Ook hadden zy het aangename dat multatuli tydens zyn verblyf in Holland sommige oude vrienden wederzag, en nieuwe relaties aanknoopte, waarvan eenige hem later tot steun waren. Maar ze hadden het nadeel dat hy na afloop van zulk eene ‘Odyssee’ zooals hy zyn zwerftochten door Holland noemde, vermoeid en overprikkeld niet instaat was om te werken, zoodat er ook nadat hy in 76 zyn laatsten bundel Ideen gesloten had, geen nieuwe geschriften meer van hem verschenen zyn.
Onder myn papieren is een bundel: ‘Onderwerpen van voordrachten’ met tal van nota's opmerkingen enz. Maar uit plaats-gebrek neem ik daarvan in deze uitgaaf niets op. De nu eerst volgende brief-fragmenten zyn uit dezen voordrachtentyd.]
| |
Dinsdag [1878].
En... haal nu uw hart eens op aan 't lezen van inliggenden brief, dien ik terug verzoek. Het schryven is van een dame van 66 jaar, een myner eerste liefden. Op m'n 19den jaar was ik smoorlyk op haar verliefd, en zy hield ook van my, maar alles zeer in den deugdzame, zoodat ik eerst voor drie jaar haar te Delft ontmoetende haar den eersten kus heb mogen geven. Alzoo 'n relatie van 1839-1878, 'n idylle van 38 jarigen duurtyd! Haar brief deed me innig geuoegen, en ik heb getelegrafeerd: -‘ik kom te Zierikzee, al lagen de
| |
| |
rails vol duivels!’ Als dat nu geen trouwe liefde is weet ik 't niet!’
| |
17 Januari '79.
Beste trouwe kerel! Dank voor je brief. Ja, maak maar 'n plan de campagne voor m'n voordrachten. (Asjeblieft, natuurlyk!) Wat gy afspreekt zal ik nakomen. Dan moet ik omdat er 'n band is. Anders stel ik zooals nu 't geval geweest is, telkens uit.
Ja Prins Hendrik!...
Ik weet van Prins Hendrik niets dan dat een.... die tegen my schryven wou en z'n boek niet gedrukt kon krygen, door hem geholpen is. Zoover ik weet is dat het eenig voorbeeld dat 'n oranjevorst iets beschermd heeft wat naar letterkunde gelykt. Heb je dat boek van dien Buys gelezen? 't Is 'n kuriositeit, waarachtig!
Om rechtvaardig te zyn moet ik zeggen dat Prins Hendrik zeker in onwetendheid zich met dien kerel heeft ingelaten, o ja! Maar toevallig toch dat die Buys de ‘eenige man van letteren’ is met wien hy, voor zoover ik weet, zich ooit bemoeid heeft. Ook stel ik in die zaak wat prins Hendrik aangaat de bekende liefhebbery van dien Buys niet op den voorgrond, maar wel houd ik 't er voor dat-i z'n hulp verleende omdat
| |
| |
Buys verzekerd had my te zullen uitschelden. Op welken anderen grond kon P.H. zich genoopt voelen dien niet zeer bekenden schryver zoo buitengewoon te helpen aan 't in de wereld schoppen van een boek?
| |
Geisenheim a/Rh.
16 December 1880.
Beste Haspels! Dank voor uw beide brieven. Dat die onderhandelingen lastig zyn, begryp ik, en ik ben u alweer zeer verplicht voor al de moeite. Ik zou er geen kans toe zien, en juist daarom is my uw harlyke hulp zoo veel waard. Het is nu eenmaal waar dat ik om 't jaar rond te komen die voordrachten houden moet, en alzoo zou ik geen raad weten als ik niet door u in de voorbereiding geholpen werd.
Van het door u opgemaakte lystje heb ik nota genomen. Misschien zyt ge wel genoodzaakt later nog een en ander te veranderen. Dit verneem ik dan wel. Ik ben er 'n beetje groots op dat er altyd stipt aan de door u gemaakte afspraken voldaan is. By plannen van zoo langen adem loopt anders zoo gauw een of ander in de war. Slechts eens ben ik door 'n misverstand om 8 uur begonnen, terwyl er half acht bepaald was.
Mocht ge op de nog opengebleven dagen nog
| |
| |
andere plaatsen kunnen invullen, goed! De zaak staat me zoo tegen dat ik haar alleen kan uitvoeren als ze héél moeilyk is. Met inspanning kan ik 't niet doen, er is overspanning noodig.
Wat dat vragen naar onderwerpen aangaat, ik weet niet waarover ik spreken zal. Het is ouwerwetsch en dom van de menschen zooiets vooruit te willen weten. Stel dat 'n novelle-voorlezer aankondigde: ‘Jan en Mietje of 't omgevallen schabelletje’. Wat hebben ze daaraan?
Toch wil ik trachten u instaattestellen voor Rotterdam iets te annonceeren. Maar vandaag weet ik waarachtig niet wàt? Binnen een paar dagen zal ik u wat opgeven.
| |
Geisenheim 4 Januari 1880.
Zooals altyd zal ik al uw regelingen in dank goedkeuren en navolgen. Dit schryvende vraag ik mezelf hoe ik dit zeggen kan, daar ik me vreeselyk zwak voel. Maar ik weet by ondervinding dat de zaak losloopt als 't moet. Als ik mezelf waarneem in m'n doffe sufheid, is 't my 'n mysterie hoe ik 't er zal afbrengen. Alles moet door oogenblikkelyke opwinding geschieden en wel zoo dat de opwinding niet blykt. Dan zak ik later in mekaar, zooals dezen geheelen zomer 't geval geweest is. Ik was niet in staat tot het eenvou- | |
| |
digste. Alles vermoeide my, en telkens betrapte ik my op memorieloosheid. Enfin! ik word dan ook weldra 60, en m'n leven was moeielyk.
| |
Rott. 18 Januari. Zondag.
Beste Haspels.
Welzeker neem Veendam maar aan. Ik neem alzoo nota van 20 febr. Veendam.
23 febr. Assen. |
24 febr. Groningen. |
25 febr. Winschoten. |
26 febr. Leeuwarden. |
27 febr. Heerenveen. |
28 febr. Sneek. |
De week tusschen 14 Zierikzee en 20 Veendam is wel wat tydroovend. Als 't zoo uitkomt raad ik u over een of twee van die tusschendagen maar te beschikken. Nog eens: als 't zoo uitkomt!
20 Januari.
Over 't geheel echter verzoek ik u me niet te sparen, ik heb de opbrengst noodig, en kan beter veel presteeren dan weinig.
| |
Utrecht 7 Maart 1880.
Beste Haspels! Ik heb hier vandaag rustdag gehouden. In den Bosch en te Breda was ik twee dagen achtereen laat opgebleven, en daarna had
| |
| |
ik den heelen Vrydag ochtend geen oogenblik rust gehad, zoodat ik te Bommel zoo moe en slaperig was dat ik waarlyk tegen m'n taak opzag. Maar toen ik op m'n post stond ging 't weer (voldoende) goed. Ik ben er groots op nooit spelgebroken te hebben. Hier gister aankomende en ook vandaag heb ik me eens behoorlyk toegelegd op systematisch uitrusten zoodat ik nu weer heelemaal frisch ben. ‘Frisch’ voor myn doen.
Dank voor uw verjaringsbrief. Gut, het is zoo gek 60 jaar oud te zyn! Ik kan er me maar niet in thuis vinden, en voor ik goed zal geleerd hebben oud te zyn, ben ik dood. Die laatste jaren gaan als 'n bliksem.
|
|