| |
| |
| |
Laatste periode
| |
| |
[Overgenomen uit het destyds te Antwerpen verschynend ‘Vrye Volk’ orgaan van den Democratischen Bond voor Noord- en Zuid-Nederland.]
| |
Aan den voorzitter van het democratisch congres te Antwerpen.
Wiesbaden, 29 Mei 1873.
Schoon ik reeds gister uwen brief met het nummer van 't ‘Vrye Volk’ en de ‘Oproeping’ ontving, was 't my onmogelyk daarop voor heden te antwoorden.
Eerst iets over uwe opmerking dat ik een vroeger schryven van u onbeantwoord heb gelaten. Ik ontvang zeer veel brieven en 't zou me zoowel physiek als finantieel onmogelyk zyn, met ieder die me over deze of gene zaak raadpleegt, aaneengeschakelde correspondentie te voeren. Ik meen dat de gewone wetten van burgerlyke beleefdheid
| |
| |
in dit opzicht niet van toepassing kunnen zyn op iemand die als puklieke persoonlykheid meer dan anderen in 't oog valt. Het zou er weldra zonderling uitzien met m'n arbeid, indien ik m'n tyd besteedde aan particuliere correspondentie om nu niet te spreken van 't versnipperen myner indrukken en denkbeelden, waarmede ik economisch moet omgaan.
Ook uit 'n oogpunt van industrie - de zaak bestaat, god beter 't, en dus mag 't woord ook wel genoemd worden! - ook industrieel beschouwd zou ik 'n zonderling werkman wezen, indien ik de waren, waarvan ik en m'n gezin leven moeten, en die toch niet zeer ruim, namelyk Nederlandsch worden betaald, links en rechts de wereld instrooide. Vordert of verwacht men dit van een pasteibakker? Waarom eischt men 't dan van my? Ik steek geen beet in den mond die niet door zeer moeilyken arbeid, gecompliceerd met de offers die ik bracht, verdiend is. En dan zou ik nog bovendien m'n denkbeelden wel gefrankeerd moeten weg werpen in de postbus? Erken dat de eisch zonderling is!
Ik ontving tot heden toe niet eens antwoord op m'n brief aan den Koning in september, noch van hem, noch van de natie, die 't in de eerste plaats aanging. Meer nog, die Natie, democraten
| |
| |
zoo min als andere partygangers, hebben my nog niet geantwoord op den Havelaar die reeds dertien jaren oud is!
Wat nu 't byeenroepen van 't Congres aangaat, ik begryp waarlyk niet, hoe men my daartoe kan uitnoodigen!
Voor zeer veel jaren reeds stak ik een vaan uit, en niemand kwam. Ik riep, en niemand antwoordde. Ik schudde 't volk 'n oogenblik wakker - of nagenoeg - en men liet toe dat alles weer indommelde.
Hoe nu dezelfde personen die 't geduldig aanzagen dat ik door geloovers en behouders, of liever door de mannen en place van alle partyen, werd mishandeld, thans op het denkbeeld kùnnen komen, dat ik aan hunnen roep zou gehoor geven, is my raadselachtig.
Men kan bovendien weten dat redevoeringen, debatten, verhandelingen, parlementery, enz. enz. my zeer tegen de borst stuiten. Door frazen is 't volk bedorven, 't zal door frazen niet genezen worden. In allen geval behoor ik niet by ‘Vergaderingen.’ 't Parlage van democraten bevalt my geen haar beter dan dat der meest ouderwetschen behouders. Integendeel. Ik kan nog beter met een redevoerenden minister overweg, dan met 'n werkman die aan 't raisonneeren slaat, zegge déraisonneeren gewoonlyk.
| |
| |
Dit alles kan u bekend zyn. 't Staat duidelyk in den parabel op blz.... Millioenen Studiën.
[Zoowel in den afdruk als in het afschrift van bevriende hand, die de uitgeefster van dezen brief heeft, staat: Millioenen-studien. Zy gist evenwel dat dit van den schryver een ‘erreur de plume’ is geweest voor: Specialiteiten, en dat de verwyzing bedoelde de parabel van den Herder en de Schapen die voorkomt op blz. 84 van de laatste uitgave van dit werkje in 1890, by Cohen].
Ook in Vorstenschool heb ik de congres- clubof parlementsziekte gebrandmerkt, en overal! De staatslieden waarmee Nederland zich opschikt zyn in den regel te dom om van hen iets te wachten dat naar finesse gelykt, maar anders zou men op 't denkbeeld komen, dat congressen als 't nu voorgenomene geinspireerd waren door ... 't behoud. Niets doodt de democratie zoo zeker als zulke praat-collegies!
Republiek? Wel zeker ... waar 't kan! Republiek? O ja, als er stof voor is! Maar in Holland bestaat die stof niet. Voor we zoover zyn, zou er heel iets anders moeten geschieden!
Er is integriteit noodig, plichtbesef, waardigheid, rechtsgevoel, moed ... altemaal zaken die in ons land niet bestaan.
Toen ik voor vele jaren opstond voor 't goede - let wel, niet met 'n praatje, niet met 'n verhandeling, maar door 'n daad! - heeft dat Volk
| |
| |
heel onverschillig toegekeken. Het duldde, en duldt, dat allerlei potsenmakers aan z'n hoofd werden geplaatst, en dat men my met vuil wierp.
Republicanisme is evenzeer of liever meer 'n zaak van karakter als van politiek. Zoolang 't karakter ontbreekt heeft de zoogenaamde politiek niets te beteekenen, en dat karakter heb ik in Nederland niet gevonden. Ik kan my dus niet aansluiten by personen of corporatien die metterdaad, of althans door onthouding getoond hebben het noodige karakter niet te bezitten.
Wie het goede wilde, had my moeten steunen. En dit is nog zoo. C'est à prendre ou à laisser! Ik zal zorgen dat de 19de eeuw niet sluit voor men van deze waarheid de overtuigendste blyken heeft gezien. Ik wyk niet terug, en doe wat ik op de laatste blz. van den Havelaar gezegd heb. Ter zyner tyd zal ik nota houden, niet van degenen die my oproepen - dat is onnoodig en zelfs eenigermate ongepast; 't is alsof men u voorstelde te Antwerpen te komen wonen, en daar in 't Volksblad te schryven! - maar van de weinigen die tempore utili teeken van leven hebben gegeven op myn roep.
Al wat ik u hier schryf kon of kan u bekend zyn uit m'n werken. Maar ik vrees dat het u niet bekend is. Er is in democratische kringen
| |
| |
gebrek aan discipline, aan methode. Als een der eerste vruchten der vryheid schynt men te beschouwen het recht van spreken. Zeer wel, maar eilieve, 't luisteren dan? Wat baat het spreken als 't luisteren verwaarloosd wordt?
Er had in dit opzicht 'n voorbeeld moeten genomen worden aan de behouders. Zy hebben tucht, taktiek, methode. De heer Groen van Prinsterer spreekt geen woord dat niet door elken rechtzinnigen kathechiseermeester wordt van buiten geleerd - que bien lui fasse! - Zoo is er aansluiting, zoo kan men invloed uitoefenen, zoo bestaat er kracht!
Dat willen de democraten maar niet inzien. Ieder wil generaal zyn. 't Spreekt van zelf dat er op die wys soldaten ontbreken. En ... zonder soldaten geen leger.
Nog iets, of liever 't zelfde nog eens in anderen vorm. Weet ge wrat de eerste stap is tot vryheid?
Het onvoorwaardelyk buigen onder dictatuur, het tydelyk afstand doen van alle vryheid.
Het verdrukte deel eens volks is natuurlyk 't zwakste. Dit spreekt vanzelf, anders ware 't niet verdrukt. Ieder ziet dus in, dat om met hoop op goed gevolg het juk der verdrukkers af te schudden, iets moet geschapen worden om aan te vullen wat aan kracht ontbreekt. De democraten
| |
| |
immers hebben noch geld, noch soldaten, noch invloed in raadzaal of kamer of hof kliek. Zy hebben niets te stellen tegenover de wel georganiseerde macht hunner tegenstanders.
Het ‘iets’ dat dit gebrek aan kracht moet vergoeden is: tucht, organisatie, discipline, eerbied voor het gesproken wachtwoord, vertrouwen op den aanvoerder.
Van dit alles bestaat in Nederland niets! De generaal die met zulke troepen te velde trok, zou schande inoogsten. Ik ben niet onbekwaam genoeg om me daaraan bloot te stellen.
Ja, er is wat te doen! Ja, er zyn middelen. Maar vóór alles zou er blyk moeten zyn van ernstigen wil. Deze moet zich openbaren in tucht en nog eens tucht. Meent men 't kapitool - wilt ge kapitaal lezen, my wel! - in te nemen met een onordelyken troep, dan bedriegt men zich. En ik doe niet mee. Ik vrees geen nederlaag, maar heb geen lust in de bespottelykheid eener nederlaag, die door de onbesuisdheid van den aanval te voorzien was. En ... ik wil den vyand niet versterken, door hem de zwakheid van 't kamp te toonen.
Ieder zal erkennen dat er op 't oogenblik in Holland ongewone wryving is, niet waar? Dit verschynsel is in zekeren zin gunstig, niet waar?
| |
| |
Men voelt dat er misschien iets zou kunnen gedaan worden - getuige 't congres! - al kiest men dan naar myn inzien de goede middelen niet.
Welnu, hebt ge u wel eens afgevraagd wat de oorzaak is dat het terrein eenigermate is voorbereid? Kunt ge ontkennen dat ik daartoe meer dan eenig ander het myne bydroeg en altyd, let wel, geheel alleen staande, zonder hulp, zonder côterie, zonder party?
Van waar dan de verblinding om m'n tegenstanders te helpen in hun helsche, maar zeer praktische, taktiek van doodzwygen? Vous autres démocrates, vous jouez le jeu de l'ennemi! De geloovers, de behouders, de kapitalisten, de mannen en place, zeggen u dank!
Ik denk hier onwillekeurig aan uw stuk tegen de godsdienst! Ook gy - zonder erg, dat weet ik wel, maar 't effect is 't zelfde - beroept u daarin op allerlei uitspraken van vry-onbeduidende halfdenkers, en onthoudt u melding te maken van myn pogingen om die pest uitteroeien. Laast ge dan niet wat ik daarover schreef? Ge leest toch Voltaire, die nog telkens van 'n God leutert, en al heel veel meende gewaagd te hebben met het aanvallen der katholieke heiligen. Dit beduidt waarachtig niet veel, en werkt schadelyk, omdat het 'n versterking is van 't ellendige protestantisme.
| |
| |
In de politiek gaat het evenzoo. Wie heeft het eerst het manneke Thorbecke uitgekleed? Dit heb ik gedaan en wel in m'n IIden bundel Ideen die reeds verscheen in '62. Waarom dit niet erkend? Waarom niet myne pogingen tot punt van uitgang gekozen, inplaats der lieux-communs uit de clubwereld, qui ont fait leur temps?
Uw tegenstanders zyn u zeer dankbaar voor uw hulp. Waarlyk, men zou niet op z'n gemak geweest zyn in Den Haag, indien het Volk, wiens eer ik trachtte te handhaven, zich om my geschaard had! Maar dit heeft men niet gedaan, en alzoo...
Wat my betreft ik weet wat geschieden moet en wat geschieden zal, en ik bedank er hartelyk voor in 'n vergadering te kibbelen met den eerste den beste die, zonder iets gepresteerd of geofferd te hebben, 't woord vraagt en gekregen heeft.
Ik kan geen andere betrekking aannemen dan van dictator. Na de executie (zie slot ‘Pruisen en Nederland’) zou ik my terugtrekken in m'n kluisje, want: eerzucht in gewonen zin heb ik niet. Daartoe ben ik te misselyk van de wereld, van de zoogenaamd democratische niet minder dan van de eerste.
Wees vriendelyk gegroet van t.t.
douwes dekker.
Confidentieel is deze brief niet. Maar door den
| |
| |
slordigen vorm is hy niet geschikt voor de pers. Tot schaven en lymen heb ik nu geen tyd en geen lust. Wilt ge myn woorden publiek maken, ook goed! Mits gy er dan ook dit P.S. byvoegt.
|
|