Myn program van Wouter was precies wat Lamartine zei op blz. 207-210 van z'n Héloïse & Abélard, uitgaaf 1864, Michel Levy frères.
Ik (Mimi) vond die passage 'n paar maanden geleden, en wy waren beiden verbaasd.
Later zal ik die woorden citeeren. Nu niet. Dit strydt tegen m'n belang als auteur. Dan namelyk zou 't schynen of ik Lamartine's wenk gevolgd had. Mocht ik sterven, publiceer gy dan die bladzyden en getuig dat ik ze eerst voor 'n paar maanden onder de oogen kreeg toen ik iets opzocht over Heloïse. Ook vond ik 't niet, maar Mimi. En zy, m'n program kennende, was er verbaasd van.
Hy zegt letterlyk wat ik in m'n gemoed had!
Laat my maar begaan met den Wouter. Ik beloof u dat 't werk klassiek wordt, en verkocht zal worden na ... ùwen dood zelfs. Na den mynen spreekt vanzelf, en daar heb ik zoo'n schik in! Andere onsterfelykheid verlang ik dan ook niet.
[De bedoelde woorden van Lamartine komen voor in een studie over Milton, opgenomen in een deeltje getiteld: ‘Héloïse et Abélard.’ Zy zyn: ‘L'épopée ne sied plus au monde moderne qui cherche ses héros dans l'histoire et son Dieu par la raison. La poésie des grands hommes est dans les événements réels de leur vie; la poésie du ciel est dans la religion; le merveilleux est dans la