VI.
5 Maart '75.
Geachte Heer van Hall!
Inliggend briefje schreef ik gister morgen, en 't bleef liggen, wat me zeer spyt.
De afspraak met de heeren Legras c.s. was dat ik heden met het gezelschap mee zou gaan, maar ik kan niet, en zal dus met 'n later trein komen. Dàt ik kom, is omdat het my zoo zéér doet, welwillendheid te leur te stellen. Ook mag ik niets doen dat de ‘voeling’ tusschen de Direktie en Publiek zou verslappen. Die heeren hebben my te lief behandeld, dan dat ik zand zou mogen strooien in hun machine.
Wat mỳ betreft, n'en déplaise à Mr. van Vloten die me vertoonziekte verwyt, ik hyg naar m'n kluizenaarsleven te Wiesbaden!
Huet heeft gelyk: M.K. is 'n brutale meid, en ik vrees, erger: 'n plompe intrigante.
Wees hartelyk en hoogachtend gegroet van t.a.v.
Douwes Dekker.
Ik kan 't vermoorden van m'n Louise niet langer aanzien.