Brieven. Deel 9. Te Wiesbaden 1870-1875

VI.

[Uit een brief van 10 decr. 1871.]

In de aankondiging werd dat friesche H.S. ‘veel besproken’ genoemd. En de toon van 't Handelsblad gaf te kennen dat de zaak niet terstond als 'n uitgemaakte farce werd beschouwd (dat het toch zyn moet). Zoo'n blad is te industrieel voorzichtig om nb. op z'n eerste bladzy nogal! - iets te bespreken als serieuse zaak, dat misschien of byna zeker windmakery is. Dit be-

[p. 108]

wyst niets voor de zuiverheid van de historie, maar 't bewyst dat sommigen haar voor zuiver houden. Juist om de enormiteit van de zaak moet ze aanhangers hebben, daar ze anders terstond zou geplaatst zyn in de klasse der zeeslangen.

Ge zult my zeer verplichten door my op de hoogte te houden. Sedert 30 jaren zoek ik naar vóór-romeinsche notien over ons landje. De feniciers moeten hier een rol gespeeld hebben.

Als het eens te pas komt - ge zyt toch in aanraking met lettermannen? - wilt ge dan eens vragen hoe Hofdyk aan zyn Kueven of Kweeven komt, of god weet hoe hy ze noemt? Hy spreekt over die bewoners van ons land, of hy ze gezien heeft. Daar hoort aplomb toe.

[Den 15^den december verzond multatuli aan den heer Funke een pakketje inhoudend zyn I^sten II^den bundel Ideen gecorrigeerd en met aanteekeningen voorzien, zooals ze in 1872 verschenen; de eerste herziene druk. Hy schreef daarby]: