Haag, maar ik ga niet voor R. my roept. In elken brief, (ook de kwade) staat: ik zal de ministers spreken en u den uitslag mededeelen. Dat moet hy me eerst leveren voor ik kom.
Als ik nu vandaag of morgen dat geld ontvang kan ik regeling maken. Ik heb goeden moed.
Aan R. heb ik komieke dingen geschreven, o.a.
‘het is maar beter dat u my voortaan terstond gelooft, dat is eenvoudiger en gemakkelyker.’
‘Schaamt de minister van Oorlog zich niet, door te spreken van een “linie” van verdediging? Dat is leege praat. De linie die verdedigd moet worden is de grens. By oorlog met Pruissen wil ik my verbinden (als men my ten minste het hollander-blyven voor dien tyd niet onmogelyk maakt) op die linie te sterven.’
(En dat meen ik. Ik wil die vervloekte Pruissen niet in ons land zien!)
‘Laat eens een uwer zoons, even als ik gedaan heb, de krygsgeschiedenis bestuderen, dan zal hy zien dat:
‘krygskunde is lafhartigheid met rang van wetenschap.’
‘een veldslag is een weddingschap wie 't langst zyn lafhartigheid weet te verbergen;’