geld, f 40, is echter eerst van morgen gekomen. Al dien tyd heb ik byna niet gegeten. Ik heb een parapluie in een winkel gegeven om 10 groschen te leenen. Uwe couranten waarvoor men zes penningen eischte (retour Koblenz) kon ik niet ontvangen (na de parapluie-leening wel). En gedurende al dien tyd werd ik geplaagd door de policie. Zoo even geld ontvangen hebbende heb ik de rekening van myn kamer betaald, en moeten zeggen dat ik vertrekken zou, want ik kan daar niets uitvoeren. Nu zit ik te bedenken wat ik doen moet.
Myn laast bulletintje had ik te Coblenz klaar gemaakt en hier op de post gedaan. Ik had gehoopt vandaag een te zenden, maar kan nu niet. Ik hoop morgen ergens te kunnen zitten.
Dat ik een en ander (o, een klein deel maar, en heel flauw geschetst!) van myn leven in de laaste 8 dagen vertelde, is - neem me niet kwalyk - niet om uwentwil. Ik kreeg te weinig weerklank zoo vaak ik u een en ander schreef, dan dat ik lust voelen zou om u intimiteiten mee te deelen. 't Is puur in myn belang. Ik ken dat: ‘hy lykt wel gek, dan hier, dan daar... hy weet niet wat hy wil,’ of zoo iets. Ik weet zeer goed wat ik wil. Ik stryd een zwaren stryd om een hoekje te vinden waar ik arbeiden kan. Die zoon des menschen met z'n steen is belachelyk! Toch