kamer. Op den zolder boven my spelen de jongens uit de bakkery sabbath, geen joden-sabbath maar een ware blocksberger heksen-sabbath. Dit hinderde my. Ik klaagde. 't Hinderde my weer, en ik klaagde weer. 't Zou veranderen liet ‘de Frau’ zeggen. Maar 't veranderde niet. Integendeel, de sabbath neemt toe in pret en kracht en lawaai. Ik zelf dans mee, 't moet wel want 't heele huis dreunt.
Goed. Ik klaag weer en ditmaal kryg ik een minder hoopvol antwoord.
- Ja Herr, dat heeft zoo met die zaak seine ganz eigenthümliche Bewandtheit! Een der ‘leerlingen’ sehen sie, ist Gesell geworden, en nu wil hy wat meer vryheid hebben, en zegt dat hy op zyn kamer kan doen wat hy wil. Man muss jeden in seine Kwalität respectiren, kortom... als dat leven u niet aanstaat wilde ik maar liever dat gy heengingt.
In godsnaam! Den 15den is de maand om, en ik moet trachten weg te kunnen voor dien tyd. Maar om weg te komen moet ik trachten daartoe 't noodige geld te hebben.
In verband dus met de nieuwe waardigheid van dien bakkersgezel ben ik zoo vry u te verzoeken den kassier te vragen of hy zorgen kan dat ik het honorarium vóór den 15den hier ontvangen heb?