Brieven. Deel 7. Multatuli-Busken Huet 1866
(1893)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 71]
| |
Nu moet ik u vragen of u denkt dat uwe welwillende pogingen om my hier een jaarlyks inkomen te doen geworden lukken zal, zoo niet of er dan gelden zouden zyn om nog de passage te kunnen betalen en iets voor uitrusting, want ik heb letterlyk niets. Als ik eenmaal op 't schip ben dan twyfel ik niet of 't publiek zal my dan wel wat willen geven voor de eerste behoeften op Java, en dan ben ik zeker goed te zullen slagen. De heer van den Bosch heeft my toegezegd 150 fl. als ik naar Java ging en de heer Hotz 50 gulden. Voor dat doel zyn er ook nog eenige heeren hier in Amsterdam die dan wat zouden willen bydragen, dus ik denk wel dat ik nu rekenen kan op 300 gulden. Wanneer ik op Java ben dan ben ik zeker op den duur een inkomen te hebben. Dekker zoude erg gaarne wenschen wy byeen waren en liefst te Coblentz, waar 't niet duur is en een heerlyke natuur en goed onderwys, dat komt my zeer aanlokkelyk voor, maar er kan niet gevraagd worden wat men gaarne wil, er moet gehandeld worden, 't kan zoo niet langer. Byna drie maanden dat Non en ik op crediet eten en wonen. O, als u wist wat 't my kost om 's middags in de restaurant te komen, en 't moet wel, maar lang zou dat ook niet meer kunnen. Ook geloof ik dat 't idee dat ik spoedig naar Indien zal gaan nog my staande houdt. Niets zal my zwaarder vallen dan 't tegenwoordig leven. Dekker heeft in geen 16 dagen gekookt eten gegeten, meest droog brood. Ik behoef u dus niet te zeggen dat de nood hoog is Ellende, op crediet leven, geen behoorlyke kleeren te | |
[pagina 72]
| |
hebben, dat degradeert vreeselyk. Ja, heel gaarne was ik by Dekker met de kinderen, ik zou niet meer meegaan, maar ik zou myn invloed met energie gebruiken, maar daar behoort al weer eenig geld voor. Ik zou indien uw plan niet gelukt zoo innig dankbaar zyn als ik den 22sten Juny myn passage kon nemen. U zult zien dat ik dan geen zorgen (van geldelyken aard) meer hebben zal. Het geld zou er eerst den 28sten Juny behoeven te zyn, maar ik moet de passage bespreken op den 22 à 23sten Juny. De heer van den Bosch schreef my hy eerst eene inschryving van 50 gulden 's jaars had ontvangen, ik geloof zeker dat als men weet ik naar Java ga men meer zal doen. Ik heb dezer dagen bitter geleden, er moet verandering komen of ik zou 't niet meer kunnen uithouden. U zult dus begrypen hoe groot myn dankbaar gevoel voor u zal zyn die door moeite my in de gelegenheid zal stellen een einde aan 't lyden te maken. Met achting Uwe dienstwillige dienaresse E.H. Douwes Dekker. |
|