Van Mevr. Douwes Dekker - Van Wynbergen.
I.
Maandag avond.
Beste arme Dek! Tegelyk met je brief kreeg ik bezoek van een der heeren Mitkiewicz. Je begrypt hoe ik me voelde, doch ik was heel bedaard. Hy vroeg me of er voor 't einde van de maand nog niet wat betaald kon worden van den vorigen wissel. Hy scheen nog niet te weten de andere geprotesteerd was en ik zeide 't niet. Wel dat ik niets geven kon, dat ik niet de minste waarde had en dat als er maar tyd was, jy 't wel in orde zou brengen. Hy zei niet te weten hoe 't te moeten schipperen. Zou je niet kunnen proponeren om andere arrangementen te maken, dat het je zoo tegen was geloopen met den verkoop, of zal ik 't gaan zeggen? O 't is een fataal iets! Nu is het acht uur, ik heb niets meer vernomen, ik schrik voor den dag van morgen. De kinderen zyn wel. Edu en Non zyn lief, ja wel breekt 't hart. Ik weet niet wat aan te vangen. Ik zou wel met de kinderen naar Indië willen misschien zou daar alles goed gaan. God, ik weet niet hoe 't loopen moet. 30 Juny voor beneden 800 fr., arme Dek!