XLI.
Waarde Gunst!
Hartelyk dank voor uwen lieven brief. Ik heb wel veel verdriet maar ook veel genot.
Gister had men ergens kwaad van my gesproken en twee jonge meisjes waren schoon van verontwaardiging omdat men my had uitgescholden. Twee fancies! Zoo iets verheft en sterkt. Zoo ook uw brief. Hartelyk dank op 't oogenblik voor uw aanbod. Ik heb nog niets noodig; maar als het moet, zal ik het u zeggen.
Ik ben drok aan 't werk. Morgen krygt ge copy. Ik moet namelyk alles overschryven. Uit myn gevomeerde redactie kan hond noch kat wys worden. Dan zouden de zetters vloeken en ik heb last van de moeielyke correctie.
Morgen copy. Ik heb pleizier in de zaak. Groet den Heer E.
Ik heb S. [Stamkart] niet gezien. En dat is zeer goed. Daar ik uit het woord ‘telegrapheren’ opmaak dat zyn protégé buiten de stad