Brieven. Deel 4. De Havelaar verschenen 1860
(1890)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 162]
| |
van van Vloten, alsof dat van zelf sprak. Ik vat dat niet. Was 't postmerk dan van Brussel? Waarom zou v.Vl. u een brief, chargée, per post toezenden? Delicatesse om onbekend te blyven kan het niet zyn, daar hy ons in der tyd aan geld geholpen heeft, en dus nu zich niet zou behoeven te verschuilen. Vergelyk de datums eens. Kan het zyn gelyk uit Holland gezonden (of nagenoeg) met het Ned. Ind. tydschrift? Dat is u gezonden op order van van Hoevell. Ik verzocht hem dat aan zyn uitgever te gelasten en schreef daarby: ‘ik heb geen geld om het te koopen.’ Hoe was het adres, letterlyk? Komt dat overeen met het adres van 't tydschrift? Ik begryp om de wereld niet hoe je op van Vloten denkt? Of was het postmerk van Brussel? In dat geval is de geheimzinnigheid heel kinderachtig. En bovendien ik kan het toezenden van fr. 200 op die wyze niet rymen met myn brief aan v.Vl. Hy moest of boos zyn en niets doen, of by u komen en meer doen. En nu Jan! ik ben er regt verdrietig over. Heden nog schreef ik aan Pieter: ‘Met Jan wil ik niet meer te doen hebben!’ Daar blyf ik by. Dat weet je, en je gaat met hem naar de opera. Hy heeft my in een publiek koffyhuis verweten dat ik voor een paar gulden papier had cadeau | |
[pagina 163]
| |
gedaan aan de meisjes - dat was van zyn geld! En nu neemt gy geld van hem aan! Ik moet er nu ryp over denken hoe te doen. Ik hoop te zorgen voor het geld van de portretten. Ik vergeet dit niet. Ik vind dat komen van Jan by u beroerd. Hy weet dat ik niets meer met hem te doen wil hebben, hy voelt dat hy in die zaak van de Haagsche oppositie een leelyke rol heeft gespeeld, en dat wil hy achter my om afkoopen voor 100 franc! Maar kind, waar waren toch je gedachten! Wat heb je my nu in een moeyelyke positie gebragt! Terugzenden is bar, en toch zal het moeten. Ik denk er over. Hoe kon je dit na alles wat ik je geschreven had aannemen? Als er dadelyk gebrek was geweest voor de kinderen zeg ik amen op alles, maar dat was er nu niet. Ik begryp niet hoe je dat hebt kunnen doen. Moet ik nu de eerste keer dat ik Jan ontmoet - maar 't zal niet gebeuren! - hooren dat je van zyn geld naar de komedie bent geweest? Je wist toch alles. Tine, tine! Hoe kon je zoo doen! 't Was my wel fr. 500 waard geweest als je gezegd hadt: ‘Jan, na alles wat er is voorgevallen heb je het regt verbeurd ons te helpen!’ Als het nu teruggezonden wordt is het eene kwaadaardigheid van my. Als gy geweigerd | |
[pagina 164]
| |
hadt, ware het eene gepaste waardigheid geweest. Ik hoef u niet te schryven dat ik dol verlang u weertezien, maar ik heb zooveel in 't hoofd dat ik er van warrel. Wees in godsnaam geduldig. Ik mag u op 't oogenblik niet schryven: Kom! Zoodra ik weg kan kom ik by u om alles te bespreken. Je hadt my pleizier gedaan met niet zoo haastig heentestappen over die gissing van v. Vloten. Dan had ik wat rekening kunnen maken. Als het van hem is, vind ik het ellendig. En precies als om te zeggen: ‘Ziedaar fr. 200, en sny nu maar uit!’ Er is geen een reden van zyn kant voor anonymiteit. Tot nader berigt houd ik het voor een hulp van van Hoevell. Hoe is 't adres? Hoe 't postmerk? Waarom schryf je my dat er niet by? Kind, kind! Begryp je dan niet dat ik in de berekening van blyven of gaan, enz. juist weten moet hoe ik met van Vl. sta? En dat uwe gissing heel ongemotiveerd is. Dat van Hoevell, die niet ryk is, zoo iets doet begryp ik. Ook dat hy het anoniem doet, omdat ik juist de hulp van Bekking en die heeren heb afgewezen uit vrees van 't verliezen myner onafhankelykheid. Hy heeft dus een reden om zich schuil te houden ... van Vloten niet! En als 't postmerk van Brussel is, dan is 't een kinderachtig geheim! Van Vloten | |
[pagina 165]
| |
weet zeer goed dat wy geen andere relatien hebben dan hem in Brussel, en dan hoefde je niet te zeggen: ik denk van van Vloten. Ik begryp niets van uwe gissing op dit punt. Zyt gy gedwongen om op 1o te verhuizen? Luister goed. Liefst kom ik voor dien tyd by u, maar als dat niet kan, dan zou ik graag zien dat je nog 14 dagen bleef. Ik zeg dit om bereddering voor te komen, daar ik al genoeg bereddering heb, en het my een rust wezen zou als gy in rust waart. Is er iets tegen dat je een kachel plaatst? Of wil je trachten het uit te houden tot er beslist is of je nog 14 dagen moet inhuren? De zaak is zóó: Ik weet niet waar me het hoofd staat van drokte (ik heb goeden moed, dat is het niet) maar ik heb waarachtig werk om alles uit elkander te houden. Je hebt geen begrip van myn drokte. Welnu, als jy nu aan 't zwerven gaat, raak ik geheel in de war. Van morgen nog schreef ik aan Pieter die my uitdrukkelyk vraagde om wat berigt, - dat de opoffering eigenlyk te groot was, want dat al zulke correspondentie my afleidt en breekt. Ik ben over 't geheel tevreden, en heb goeden moed, maar ik heb myn hoofd zeer noodig. Ga dus niet aan 't zwerven voor het hoog noodig is. Zoodra ik kan kom ik thuis. Misschien zal ik moeten overgaan tot de treurige | |
[pagina 166]
| |
noodzakelykheid om v.L. een proces aan te doen. Dat zal my zeer hard vallen. Prof. Veth is het met my eens dat hy my infaam behandeld heeft. [Ik heb den heer Prof. Veth gevraagd of hy nog in het bezit was van brieven van multatuli, maar hy antwoordde my dat hy er geene had, en zich zelfs niet kon herinneren in schriftelyk verkeer met multatuli te zyn geweest.] De opgang van M.H. stygt nog. 't Is ongehoord. De eerste druk is zoo goed als uitverkocht (1300 Ex. De gewone drukken zyn maar 500) en v.L. wil de volgende drukken voor zich houden! Brieven van geleerde genootschappen om spreekbeurten te vervullen by menigte. Ik kryg korrespondentie met de heele wereld. Ik ben niet bang voor ultimo, (de portretten) noch voor geld in 't algemeen. Ik ken menschen die als de nood aan den man is helpen zullen. Wees daarover gerust voorloopig! Ik gis dat ik in geval van nood binnen 2 × 24 uur f 1000 kan krygen, en en tous cas een paar honderd gulden als het daarom te doen ware. Wees dus daarop maar kalm. Geloof toch, hartje, dat ik het meeste haast maak om u te zien, maar je weet niet alles wat ik te beredderen heb. Ziedaar, als ik byv. van avond een telegram kreeg dat je in Rotterdam | |
[pagina 167]
| |
was zou ik er verlegen mee zitten, want ik zou de Keyser teleurstellen die iets van my wacht voor den Tydspiegel dat ik maar gedurig heb uitgesteld. Die zaak met v.L. drukt me, en die moet uitgemaakt voor ik A. kan verlaten. Dat is ook een zaak van geld; maar niet alleen van geld. Dag kind. Kus de jongens en schryf dadelyk over van Vl. Ik stel daar veel belang in. Zoodra ik iets bepalen kan wat my vandaag onmogelyk is, zal ik 't u schryven. |
|