Brieven. Deel 4. De Havelaar verschenen 1860
(1890)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 148]
| |
vertaling van ‘Mein Kind da schlägt die neunte Stunde’ verzuimd heb intesluiten. Ik heb het zoo drok dat ik niet weet waar me 't hoofd staat, maar 's avonds ga ik toch altyd uit om muziek te hooren en vooral zang. Ik heb dat noodig als eten, en zoodra ik kamer-chanteuses zal kunnen aanstellen, zal dat geen sinecure zyn. Zie hier wat er in een brief staat dien ik gister kreeg. ‘to let you see that I have some command over rhyme and rhytme, and believe me, I shall endeavour to render your book into English, not in a mere mercenary spirit, hurrying to get it off my hands, but with the hope of moving the great English heart to sympathise with you and your sake, and to abhor the wrongs you have so boldly exposed, and to admire the noble principles and deepsearching train of thought which you have laid bare with such masterly power!’ Hoe vind je dat? Ook biedt men my geld aan. Maar ik heb dat afgewezen. Ik wil geen engelsch geld, voor ik nog eenmaal (dus ten derde male) aan den koning heb geschreven. Ook geef ik myne noten en aanteekeningen niet voor ik den koning heb gewaarschuwd voor 't laatst! Zoo staan nu de zaken. Maar nu moet ik u bekennen dat ik gaarne wat geld in handen had. Zou je denken dat ik aan den heer van Vloten | |
[pagina 149]
| |
kon vragen? Begryp my wel, ik zit niet in nood zooals vroeger, ik spreek niet over broodsgebrek, doch er is iets anders. Ik wil myn brief aan den koning zelf geven. Ik twyfel of hy de vorigen wel gekregen heeft, het zou my niet verwonderen als die brieven nooit Amsterdam hadden verlaten. (Eene opmerking. Men geeft nooit ridderordes zonder ruggespraak met het ministerie van het land waartoe de nieuwe ridder behoort. Welnu, v.L. heeft de Leopoldsorde gekregen. Hy schynt dus wel te zyn met ons ministerie. De Ruyter annonceert Max Havelaar niet, en men strooit overal uit, dat het boek uitverkocht is om het te dooven, en de menschen terug te houden van bestelling. Ik heb al drie menschen gesproken die aan my het boek te lezen vroegen omdat ieder hun gezegd had dat het uitverkocht was! (Ik laat het nu annonceren voor myne rekening. Maar dat is een tusschenzin.) Ik wil dus naar den Haag gaan, daar wil ik my laten gelden, ik moet my kunnen bewegen. Men moet nu ook zien dat ik nu niet meer zoo geheel onschadelyk ben als vroeger toen ik geen geld bad voor handschoenen. Ik vraag u nu of je 't oorbaar vindt dit aan den Heer van Vloten te zeggen? Ik denk ja. | |
[pagina 150]
| |
Ik was al voor weken van plan hem te schryven maar daar hy nu terug is, vind ik u beter dan alle mogelyke brieven. Vind je goed dezen brief te laten lezen dan heb ik er niet tegen, of voorlezen, of zooals je wilt. Siet komt morgen avond thuis. Zy schryft allerhartelykst en laat u groeten, ook Catharina, 't zyn lieve kinderen. C. is geheel anders dan wy dachten, 't is een flinke meid, maar zy is niet te vergelyken by S. die ik voor een genie houd, of althans voor een byzonder krachtige ziel. Ze is nu pas achttien jaar, maar ze heeft een lip die wil... neen, ze heeft geen lip. Zy is puur leelyk uit overmaat van expressie in 't gelaat. Al myn amourettes meetedeelen zou te lang worden. Jammer dat ik er zoo ellendig slecht uitzie. Niet omdat ik ziek ben... integendeel, maar ik ben wat af. Ik heb den laatsten tyd wat sterk geleefd. Je begrypt wel, ik meen 't zieleleven. Overigens ben ik een brave jongen. Spiritus of zoo gebruik ik na myn vertrek uit Br. niet, nu voel ik dat het rooken my aantast, ik vrees dat ik het zal moeten laten, en daartegen zie Ik op. Dat zal me veel kosten, maar wat moet, moet. Kus het menschdom en groet Hortense. Alle morgen om negen uur komt er een meisje by | |
[pagina 151]
| |
my ontbyten. Zy mag een uur blyven, maar niet praten, dat is een komieke geschiedenis. [multatuli heeft deze ‘geschiedenis’ aan velen zyner vrienden en kennissen verteld; ik had wel gewenscht ze in een brief beschreven te vinden, maar daar dit zoo niet is zal ik ze in 't kort meedeelen. | |
[pagina 152]
| |
maar kon niet weg en het wachten was vooral op waschgoed, waarvan ze het waschloon niet betalen kon. | |
[pagina 153]
| |
inleiding weten hoe hy tot het schryven daarvan werd genoopt door een dokter in de Letteren, die na aan. vele deuren te vergeefs te hebben geklopt, by hem hulp kwam vragen voor een in nood verkeerend gezin. Dek hielp hem met wat hy kon bedingen voor zyn ‘Minnebrieven’. Later vernam hy dat de dokter in de letteren verloofd was met eene dochter, van het gezin waarvoor hy zyne hulp had ingeroepen, en op zekeren zondag morgen zou hy hem zelfs met zyn ‘aanstaande’ een bezoek komen brengen. | |
[pagina 154]
| |
|
|