Brieven. Deel 4. De Havelaar verschenen 1860

XLV.

Lieve beste tine! Je bent een engel van een meid! Och kind, ik heb je brief over Eugenie. Je bent myn beste beste tineke.

Lieve hart! Ik zend je vandaag:
een tydspiegel
drie arnhemsche couranten
een leeuwarder.

Och beste kind, alles, mee te deelen wat er over my geschreven wordt is onmogelyk. Ik kan het niet byhouden! 't Verwondert my dat er nog geen kleedingstukken zyn à la Havelaar, want 't is een

[p. 133]

rage. Ik ben compleet l'homme du jour. Is 't niet komiek?

Myn streven is thuis te komen. Ik zoek daarvoor geld. Ik ben dol verlangend je te zien.

U de geheele verhouding van my te beschryven is onmogelyk. Dat moet besproken worden. Ik heb van Hoevell gesproken. Ik gis dat hy er expres voor in de stad is geweest.

Die vervloekte zaak met van Lennep. Nog ben ik daarmee niet klaar.

Liefje zend de drie Arnhemmers en de twee Leeuwarders aan Pieter: Helder. Laat ze eerst lezen aan den heer van Vloten. Denk om frankeren onder kruisband.

Ik heb alle uitnoodigingen om publiek te spreken afgewezen - 's Hage, Rotterdam, Arnhem, Zwolle, Kampen, Harlingen -. Ik heb daarvoor een reden. Mondeling.

Van Hoevell wil my in den Haag hebben. De oude historie. Men wil my helpen mits ik my aansluit by de oppositie. Laat my begaan. Ik kan alles zoo niet zeggen.

Er bestaat een plan om my pensioen aan te bieden voor 17 jaren dienst. Tant mieux! Hoogstwaarschynlyk zal ik het afwyzen. Ook dat mondeling, hoop ik.

Het eerste geld dat ik machtig word, gebruik

[p. 134]

ik om thuis te komen. Ik verlang dol. Ook naar de jongens.

Och, hartje, ik weet wel dat Siet eigenlyk aan jou schryven moest, maar 't lieve kind is in de war. Schryf haar een heel hartelyk groetje. 't Is komiek, ik geloof dat die Anna het ook beet heeft, en dat ze op dit punt niet koel is. Ik zal je veel te vertellen hebben over die huishouding. 't Zyn beste kinderen. Je weet niet wat die Catharina een flinke meid is. Dat zou je razend meevallen. Maar papa en mama klagen dat ik de heele boel in de war breng, en ik geloof dat ze God zouden danken als ik weg was. Maar de meisjes hangen my aan. Ik beken dat ik dol op Siet ben. Herinner je je haar oogen?

Dag engel, ik zal Eugenie schryven. En attendant grondez la bien de ce qu'elle nous avait tout à fait oubliés.

Dag tine, myn beste tine, je bent een lieve engel hoor. God geve dat ik spoedig thuis kom.

De f 25 goed ontvangen. Ik reken er op dat je niet veel meer hebt. Ik zal trachten in tyds te zorgen.