Brieven. Deel 4. De Havelaar verschenen 1860

XLII.

Dingsdag morgen.
(29 Aug. 1860?)

Lieve hart! Ik heb uw brief van gister morgen. Je bent een flinke meid.

Die Nygh te Rott. is een vigelant man. Hy stuurt my alles wat maar eenigszins van belang voor my is. Heden b.v. zendt hy my de bataviasche Mail Ct. Luister:

‘En wat valt er nu verder te vertellen? Dat...

Dat...

Of dat iedereen den mond vol heeft van Max Havelaar en niemand het boek gelezen heeft omdat de hollandsche boekverkoopers ons niets uitzenden dan de brochure van den nieuwbenoemden Consul te Leipzig, die niemand begrypt? Ik vergis me... er ligt één exemplaar van den

[p. 129]

Max Havelaar in de Harmonie, maar het is altyd in handen, en wy zullen dus ons oordeel moeten bewaren voor een volgende keer.’

Ik ben dol op dien de Ruyter! v.L. is weer in stad gekomen, maar ik heb hem niet te huis gevonden. 't Is bedroevend!

Lieve beste over het niet zamenzyn (voor 't oogenblik) ben ik met u eens. Maar 't is hard.

Ik ben opgeruimd.

Ik denk dat ik voor een maand een kamer neem.

Doe met verhuizen zooals gy goed vindt, natuurlyk.

Hartje, ik heb het drok. Dag menschdom.

Informeer by Geruset, photograaf mooye winkel, met die ‘entrée libre’ (ik weet den naam niet goed) wat de kosten zyn van 500 lithographische copyen, groot formaat van myn portret.

Idem of die afdrukken ook photografisch kunnen geleverd worden.

Misschien zal hy zeggen dat de lithographie zyn vak niet is, maar vraag aan hem aan wien gy u moet wenden, doch 't zou moeten zyn keurig. 't Moet voor de glazen kunnen hangen.

Bestel echter niets, houd dezen brief in de hand, zeg dat je er over schryven moet, dag hartje.