de hand dien ik schreef aan den Tydspiegel, en wilde dien niet weergeven. Hy plaatst hem in den Indiër en schryft er boven: ‘van den genialen multatuli’ ik begryp niet goed waarom, want die brief is heel eenvoudig.
Nygh uit Rotterdam schryft me ook.
Kortom 't is een rage.
Welnu, ik zal aan een uitgever f 1000 vragen, dadelyk, oogenblikkelyk, en ik heb hoop dat ik slagen zal. Dag engel.
Kus de lieve lieve jongens. Ik heb hoop.
Als ik eerst f 1000 heb dan zamen in den Haag, denk ik, dag schat.
Ik ben puur verliefd op Sietske. Dat is een engel. Je moet kennis met haar maken. Och, schryf haar eens en zeg dat ik u gezegd heb dat ik verliefd op haar ben, en dat dat mag. Ik had gemerkt dat ze wat op haar gemoed had, en had haar gezegd dat ze my eens schryven zou. Nu kan ik u zeggen dat ze worstelt met het oomschap. 't Is aandoenlyk om aan te zien. Zy is gedrukt onder haar prozaische omgeving. Ik heb haar niet geantwoord, ik wil eerst dat ze wat van u hoort.
Zeg niet dat ik me wel met wat anders mocht bemoeyen. Ik heb noodig iets wat me beroert. Die Estelle van 't casino, heeft my Saïdjah doen