XVI.
Van 't station du nord!
Poolman en Blanckenhagen van Soerabaya zyn hier. Ze hebben my dadelyk aangesproken, heel beleefd. Dat zou niet gebeurd zyn vóór Max Havelaar. Ze maken my allerlei complimenten. Hoe vind je dat? Dag hartje, dag pierewieten. Laat Hortense by u slapen in myn kamer.
[Hortense was het dienstmeisje dat gewoonlyk des avonds het gezin verliet. Deze zinsnede getuigt dus van vriendelyke zorg.]