Brieven. Deel 2. Vervolg eerste periode 1846-1859

XXXVII.

Poerwakarta 29 Maart 1846.
Zondag avond.

Lieve beste bruid! Het zal u verwonderen per expresse iets van my te hooren. Het komt dewyl ik heden avond een idee heb gekregen dat ik u moet mededeelen en waaromtrent ik uwe opinie weten wil. Ik heb u beloofd den 5^den op Tjanjor te wezen en dat kan ook. Ik zelf verlang natuurlyk vurig by u te zyn; maar ik heb den geheelen dag er over gedacht, dat het zoo nuttig wezen zoude als ik voor ons huwelyk nog een 2 à 3 dagen te Batavia was, voornamelyk om by den heer van Nes te gaan. Als ik nu den 5^den van hier ga zoude ik twee dagen te Batavia kunnen zyn, en eerst den 10^den by u; ik moet daartoe dus uw verlof hebben. Waarlyk lieve, als gy het niet goed vindt doe ik het niet, en zeg het toch ronduit als het u maar eenigzins verdriet doet. Ik heb er zeer veel voor over nog voor ons trouwen eenige dagen by u te zyn, die dagen zyn te schoon om zoo kort te duren. Als ik dus den

[p. 85]

10^den op Tjanjor ben wilde ik tot 14 of 15 met trouwen wachten. Maar schryf my opregt of ge het goed vindt dat ik vyf dagen later kom. Het is natuurlyk in ons voordeel als ik van Nes spreek, en later kan en wil ik niet van u afgaan. Wie weet hoe lang het nog duurt eer wy te zamen op Batavia kunnen zyn.

Zend my de afdruk van uw cachet om daarnaar een stempel te doen snyden.

Hebt ge ook nog iets op Batavia te doen?

Nog iets. Op Batavia zal ik natuurlyk geld noodig hebben voor een en ander. Denkt ge dat ik van dat geld gebruiken kan dat ik voor v.d. Hucht bestemd heb? Ik heb op het oogenblik geen ander; het is f 435 koper.

Houdt brenger dezes niet lang op, want als gy het toestaat ga ik den 4^den 's middags op reis. Zult ge my heel opregt antwoorden op myn laatsten brief per post? Ik hoop daarop vrydag. Adieu lieve engel.

Uw Eduard.

Geef den perjei f 1 koper; als hy snel rydt krygt hy hier nog twee. Hebt ge ook geld noodig? Schryf het my.